9.De beslissing
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1het misdrijf: doodslag;
feit 2het misdrijf: medeplegen van het verbergen, wegvoeren en wegmaken van een lijk met het oogmerk om het feit/de oorzaak van het overlijden te verhelen;
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1 en 2 bewezen verklaarde;
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
12 (twaalf) jaren;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
schadevergoeding
de vordering van [partner van slachtoffer]
- wijst de vordering van de benadeelde partij [partner van slachtoffer] toe tot een bedrag van € 20.000,00 (zegge: twintigduizend euro), bestaande uit immateriële schade;
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [partner van slachtoffer] (feit 1): van een bedrag van € 20.000,00 (zegge: twintigduizend euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 6 december 2021;
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij [partner van slachtoffer] gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 20.000,00 (zegge: twintigduizend euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 6 december 2021 ten behoeve van de benadeelde [partner van slachtoffer] , en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 57 dagen kan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij [partner van slachtoffer] het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
de vordering van [kind van slachtoffer 1]
- wijst de vordering van de benadeelde partij [kind van slachtoffer 1] toe tot een bedrag van
€ 20.000,00 (zegge: twintigduizend euro), bestaande uit immateriële schade;
- bepaalt dat de als gevolg van deze uitspraak te betalen schadevergoeding zal worden gestort op een ten behoeve van
[kind van slachtoffer 1]te openen
rekening met een
BEM-clausule. De raadsvrouw van de benadeelde partij stelt hiertoe binnen drie maanden na het onherroepelijk worden van dit vonnis het openbaar ministerie op de hoogte van de gegevens van de bankrekening die voor de benadeelde partij geopend is;
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [kind van slachtoffer 1]
(feit 1): van een bedrag van € 20.000,00 (zegge: twintigduizend euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 6 december 2021;
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij [kind van slachtoffer 1] gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 20.000,00 (zegge: twintigduizend euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 6 december 2021 ten behoeve van de benadeelde [kind van slachtoffer 1] , en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 57 dagen kan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij [kind van slachtoffer 1] het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
de vordering van [kind van slachtoffer 2]
- wijst de vordering van de benadeelde partij [kind van slachtoffer 2] toe tot een bedrag van
€ 20.000,00 (zegge: twintigduizend euro), bestaande uit immateriële schade;
- bepaalt dat de als gevolg van deze uitspraak te betalen schadevergoeding zal worden gestort op een ten behoeve van
[kind van slachtoffer 2]te openen
rekening met een
BEM-clausule. De raadsvrouw van de benadeelde partij stelt hiertoe binnen drie maanden na het onherroepelijk worden van dit vonnis het openbaar ministerie op de hoogte van de gegevens van de bankrekening die voor de benadeelde partij geopend is;
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [kind van slachtoffer 2] (feit 1): van een bedrag van € 20.000,00 (zegge: twintigduizend euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 6 december 2021;
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij [kind van slachtoffer 2] gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 20.000,00 (zegge: twintigduizend euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 6 december 2021 ten behoeve van de benadeelde [kind van slachtoffer 2] , en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 57 dagen kan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij [kind van slachtoffer 2] het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
de vordering van [kind van slachtoffer 3]
- wijst de vordering van de benadeelde partij [kind van slachtoffer 3] toe tot een bedrag van € 20.000,00 (zegge: twintigduizend euro), bestaande uit immateriële schade;
- bepaalt dat de als gevolg van deze uitspraak te betalen schadevergoeding zal worden gestort op een ten behoeve van
[kind van slachtoffer 3]te openen
rekening met een
BEM-clausule. De raadsvrouw van de benadeelde partij stelt hiertoe binnen drie maanden na het onherroepelijk worden van dit vonnis het openbaar ministerie op de hoogte van de gegevens van de bankrekening die voor de benadeelde partij geopend is;
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [kind van slachtoffer 3] (feit 1): van een bedrag van € 20.000,00 (zegge: twintigduizend euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 6 december 2021;
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij [kind van slachtoffer 3] gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 20.000,00 (zegge: twintigduizend euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 6 december 2021 ten behoeve van de benadeelde [kind van slachtoffer 3] , en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 57 dagen kan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij [kind van slachtoffer 3] het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
de vordering van [moeder van slachtoffer]
- wijst de vordering van de benadeelde partij [moeder van slachtoffer] toe tot een bedrag van
€ 17.500,00 (bestaande uit immateriële schade);
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [moeder van slachtoffer] (feit 1): van een bedrag van € 17.500,00 (zegge: zeventienduizendvijfhonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 6 december 2021;
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij [moeder van slachtoffer] gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 17.500,00 (zegge: zeventienduizendvijfhonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf
6 december 2021 ten behoeve van de benadeelde [moeder van slachtoffer] , en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 48 dagen kan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij [moeder van slachtoffer] het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
de vordering van [vader van slachtoffer]
- wijst de vordering van de benadeelde partij [vader van slachtoffer] toe tot een bedrag van € 17.500,00 (bestaande uit immateriële schade);
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [vader van slachtoffer] (feit 1): van een bedrag van € 17.500,00 (zegge: zeventienduizendvijfhonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 6 december 2021;
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij [vader van slachtoffer] gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 17.500,00 (zegge: zeventienduizendvijfhonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf
6 december 2021 ten behoeve van de benadeelde [vader van slachtoffer] , en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 48 dagen kan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij [vader van slachtoffer] het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
de vordering van [broer van slachtoffer]
- wijst de vordering van de benadeelde partij [broer van slachtoffer] toe tot een bedrag van in totaal
€ 14.751,20 [zegge: veertienduizendzevenhonderdeenenvijftig euro en twintig eurocent], bestaande uit materiële schade;
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [broer van slachtoffer] (feit 1): van de volgende bedragen
- € 3.000,00 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 27 mei 2022;
- € 4.630,00 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 2 juni 2022;
- € 302,50 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2024;
- € 6.818,70 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 januari 2024;
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op € 5.109,52 alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit 1 tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van in totaal € 14.751,20 [zegge: veertienduizendzevenhonderdeenenvijftig euro en twintig eurocent], te vermeerderen met de wettelijke rente
- vanaf 27 mei 2022 voor het bedrag van € 3.000,00;
- vanaf 2 juni 2022 voor het bedrag van € 4.630,00;
- vanaf 1 januari 2024 voor het bedrag van € 302,50;
- vanaf 23 januari 2024 voor het bedrag van € 6.818,70;
ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 41 dagen kan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- wijst de vordering van de benadeelde partij [broer van slachtoffer] af tot een bedrag van € 2.124,64;
de in beslag genomen voorwerpen
- gelast de teruggave van 1 stk computer (Omschrijving: PL0600-2021572539-G2761788, tracker uit BMW vvhk [kenteken 1] , Zwart, merk: Tkstar) aan verdachte.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.A.H. Heijink, voorzitter, mr. A.M. Rikken en
mr. D.K. ten Cate, rechters, in tegenwoordigheid van D.A.C. Brockotter, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 20 februari 2024.
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland met nummer VLINDER21/ON2R021099. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1.
Het proces-verbaal laatst bekende locatie van 28 april 2022, zakelijk weergegeven voor zover inhoudend, pagina 206:
Voor het onderzoeksteam Vlinder2l heb ik op 25 januari 2022 om 14:25 de laatst bekende locatie van de telefoon " [telefoon] " fotografisch vastgelegd. Deze locatie is opgeslagen binnen het Apple iCloud account " [e-mailadres] " en zichtbaar op de Apple iPhone 12Pro van betrokkene [partner van slachtoffer] .
lk zag dat het adres: [adres 3] werd weergegeven met de tijd en datum: 6 december 2021 21:20.
2.
Het proces-verbaal van bevindingen van 11 februari 2022, zakelijk weergegeven voor zover inhoudende, pagina 207:
Naar aanleiding van het feit dat de telefoon van vermiste [slachtoffer] , op 6 december 2021 om 21.20 uur als laatste áan het adres [adres 3] heeft aangestraald, heb ik onderzocht wat de afstand is van de woning van [verdachte] ( [adres 1] ) en [adres 3] . lk, verbalisant, constateer via Google Maps dat de afstand tussen beide woningen ongeveer 30 meter betreft.
3.
Het (losbladig en ongenummerd) aanvullend proces-verbaal historische verkeersgegevens van telefoonnummer [telefoonnummer 1] ( [slachtoffer] ) van 16 januari 2024, zakelijk weergegeven voor zover inhoudend:
De historische verkeersgegevens van het telefoonnummer [telefoonnummer 1] laten zien dat na de registratie DATA-verkeer op 6 december 2021 om 19:58:17 uur, er geen gebruik meer is gemaakt van het Nederlandse telefonienetwerk.
4.
Het proces-verbaal van bevindingen van 28 februari 2022, zakelijk weergegeven voor zover inhoudende, pagina 575 - 576:
[slachtoffer] , de vermiste, maakte gebruik van het telefoonnummer [telefoonnummer 1] . Zijn telefoon is voorzien van het lMEl-nummer [IMEI-nummer] .
Op 6 december, de dag van de vermissing van [slachtoffer] , wordt [slachtoffer] om 15:15:34 uur gebeld door het nummer [telefoonnummer 2] van [partner van slachtoffer] . Dit is het laatste gesprek in deze opgevraagde historische gegevens. Hierna volgen een aantal sessies met dataverkeer waarvan de laatste is op 19:58:17 uur. De telefoon maakt dan gebruik van een Cell-ID van de zendmast aan de [adres 5] . Aannemelijk is dat [slachtoffer] deze zendmast gebruikt als hij verbinding maakt vanuit zijn woning. Na deze sessie is er geen verbinding meer gestart vanuit de telefoon van [slachtoffer] .
5.
Het proces-verbaal van bevindingen van 28 juni 2022, zakelijk weergegeven voor zover inhoudend, pagina 220, 238 – 246, 248:
In verband met het onderzoek VLlNDER21,was ik verbalisant belast met het bekijken van de camerabeelden van 6 december 2021 afkomstig van de deurbelcamera van het adres [adres 6] .
Op de camerabeelden was het appartementencomplex te zien, waarin het appartement met adres [adres 2] gevestigd was. Dit betreft het adres waar de vermiste en inmiddels overleden [slachtoffer] met zijn echtgenote [partner van slachtoffer] samen met hun twee (2) kinderen woonde. Tevens was op de beelden de doorgang zichtbaar naar de andere zijde van het appartementencomplex. De doorgang was een soort poort welke onder het complex doorging. Aan beide weerszijden van de doorgang waren in/uitgangen zichtbaar. Boven de doorgang was een groot raam, van kennelijk het trappenhuis, te zien.
19.44.25 uur: Komt er vanaf de [adres 7] een donker voertuig aan rijden. Het voertuig rijdt naar de onderdoorgang.
19.44.30 uur: is te zien dat de zwarte auto stil staat bij de onderdoorgang
19.44.51 uur: is er een persoon uitgestapt uit de auto en opent de kofferbak. Op het beeld wat ingezoomd is, is te zien dat de persoon die bij de kofferbak staat de persoon is met de witte biezen op de zwarte broek
19.44.58 uur: is er te zíen dat de persoon iets uit de kofferbak pakt, naar het muurtje loopt voor het rechter portiek en iets op het muurtje zet. De persoon loopt wederom naar de auto, pakt weer iets uit de kofferbak, loopt naar het muurtje en zet het op het muurtje
19.45.25 uur: Loopt de persoon nog een keer naar de auto. Pakt daar een tas uit de kofferbak, sluit de kofferbak En loopt met de tas nar het muurtje. De tas wordt naast het muurtje gezet.
19.47.14 uur: De persoon pakt de spullen die net bij het muurtje zijn gezet.
19.47.17 uur: Rijdt er een zwarte auto weg, vanaf de privé parkeerplaats richting de [adres 7] . Dit is te zien op de bewegende beelden.
19.47.42 uur: Gaat de persoon via de rechter portiekdeur naar binnen.
20.10,03 uur: Komt er vanaf de [adres 7] een donkere auto aanrijden. De auto rijdt via de onderdoorgang naar de privéparkeerplaats
20.10.24 uur: is te zien dat het voertuig op de privé parkeerplaats blijft staan. Met de verlichting aan. Via de onderdoorgang is er namelijk verlichting te zien van het voertuig
20.11.07 uur: is te zien dat er silhouet via het trappenhuis in versnelde pas naar beneden loopt.
20.11.17 uur: Komt er een persoon via het rechterportiek naar buiten
20.11.19 uur: De persoon loopt via de onderdoorgang naar de privé parkeerplaats. Het voertuig wat daar stond met de verlichting aan staat daar nog steeds. Op het moment dat de persoon in het licht loopt is te zien dat de persoon witte biezen op zijn broek heeft
20.11.31 uur: De persoon is uit het beeld verdwenen, het voertuig wat stond te wachten rijdt weg, in de richting van de [adres 7] .
6.
Het proces-verbaal forensisch onderzoek plaats delict ( [adres 4] ) van
9 oktober 2022, zakelijk weergegeven voor zover inhoudend, pagina FD 111 – 113:
Op donderdag 6 oktober 2022 om 09:00 uur startten wij een forensisch onderzoek op de
locatie [adres 4] . Op het bovengenoemde adres was een winkel, een supermarkt genaamd " [supermarkt] ", gevestigd.
Onderzoek deskundigen van het NFI
Wij zagen direct links, gezien vanaf de toegangsdeur van het magazijn naar de supermarkt, in de vloer meerdere gaten. De deskundige van het NFI gaf aan dat hier mogelijk een brandhaspel had gestaan. Door de deskundige van het NFI werden op die plek de volgende bemonsteringen/goederen veiliggesteld:
- Een deel van de vloer, inclusief de gaten (voorzien van SIN AAK04480NL);
7.
Het deskundigenverslag, te weten een werktuigsporenonderzoek naar aanleiding van het aantreffen van een stoffelijk overschot in Bruchterveld van 27 januari 2023 opgemaakt door ing. P.J.M. Pauw-Vugts NFI-deskundige, zakelijk weergegeven voor zover inhoudende, pagina FD 488 – 489, 495 – 497:
Vraagstelling
Zijn de KIV-sporen in het vloerdeel veroorzaakt door het haspelstatief?
Hypothesen
Voor bovenstaande vraag is de volgende set van hypothesen opgesteld
Hypothese H1: Het indrukspoor in het vloerdeel AAKQ4480NL is veroorzaakt
door het haspelstatief AAMT0165NL.
Hypothese H2: Het indrukspoor in het vloerdeel AAKQ4480NL is veroorzaakt
door een ander gelijksoortig haspelstatief.
Interpretatie van resultaten
De vergeleken systeemsporen, de ligging van de gaten, passen namelijk bij de gaten in het
vloerdeel en de bodemplaat van het haspelstatief, Deze bevindingen ondersteunen
dat het indrukspoor in het vloerdeel is veroorzaakt door dit haspelstatief of een
ander soortgelijk haspelstatief.
Met de bovenstaande set van hypothese geven de overeenkomsten op systeemsporen evenveel steun aan beide hypothesen en zullen daarom niet verder worden besproken. Voor het totale strafrechtelijk onderzoek hebben deze overeenkomsten wel toegevoegde waarde.
Als het indrukspoor is veroorzaakt door een ander haspelstatief (hypothese H2) is de
waargenomen overeenkomst in ligging, vorm en grootte van de rechthoekige indruk
van ongeveer 1,0 x 0,5 cm in het vloerdeel en de matte rechthoekige vorm in het
oppervlak van de bodemplaat van het haspelstatief AAMT0165NL een toevallige
overeenkomst. De kans op een dergelijke toevallige overeenkomst wordt als zeer
klein beoordeeld.
Conclusie
Naar aanleiding van de onderzoeksresultaten en de gestelde hypothesen wordt het volgende geconcludeerd:
De bevindingen van het onderzoek zijn
zeer veel waarschijnlijkerwanneer het
indrukspoor in het vloerdeel AAKQ4480NL is veroorzaakt door het haspelstatief AAMT0165NL (hypothese H1) dan door een ander gelijksoortig haspelstatief
(hypothese H2).
8.
Het proces-verbaal van bevindingen van 13 oktober 2022, zakelijk weergegeven voor zover inhoudend, pagina 557 – 558:
Ik had van de eigenaresse van het pand de [adres 4] vernomen dat de heer [naam 2] in 2020 een brochure had opgemaakt van het Pand.
Deze brochure was voorzien van foto's van het pand zowel van de binnenzijde als de buitenzijde. Op mijn verzoek toonde hij (de rechtbank leest: de heer [naam 2] ) mij meerdere foto's van het pand de [adres 4] .
Ik zag op één van die foto's een rood brandslanghaspelstatief.
Op 29 mei 2020 had hij het pand over gedragen aan de nieuwe huurder dhr. [verdachte] .
Op dat moment stond het brandslanghaspelstatief in het pand.
9.
Het proces-verbaal van bevindingen van 22 mei 2022, zakelijk weergegeven voor zover inhoudend pagina 287:
Op 22 mei 2022, bevond ik, verbalisant [verbalisant 1] , mij op het adres het Lijntje ter hoogte van perceel 2 te Bruchterveld. Ik was daar in verband met het aantreffen van een lichaam in het water.
10.
Het proces-verbaal forensisch onderzoek persoon van 30 oktober 2022, zakelijk weergegeven voor zover inhoudend pagina FD 195 – 198, 202:
Op zondag 22 mei 2022 was in het kanaal ter hoogte van 't Lijntje, een op een lichaam gelijkend pakket aangetroffen. Het pakket was door buurtbewoners met een bootje naar de kant gehaald. Het pakket was aldaar een klein stukje geopend waarna men de indruk kreeg dat het om een persoon ging. In overleg met collega's van het tactische opsporing, de forensísche opsporíng en medewerkers van het Nederlands Forensisch Instituut (hierna: NFI) was besloten om het pakket vanuit het water dírect over te brengen naar het NFI en aldaar verder onderzoek te verrichten. Forensisch collega [verbalisant 2] was erbij aanwezig toen het pakket uit het water werd gehaald en had het transport naar het NFI begeleid.
Overledene [slachtoffer]
geboortedatum [geboortedatum 4] 1989
Bevindingen
Wij zagen dat het lichaam als buitenste laag grotendeels was omwikkeld met een blauwe deken, met uitzondering van de voeten. Wij zagen dat het lichaam onder de deken was verpakt in zwarte vuilniszakken. Wij zagen dat de vuilniszakken om de onderbenen onder de deken uitstaken. Wij zagen dat om de vuilniszak om de onderbenen wit tape was aangebracht. Wij zagen dat het tape meerdere keren om de onderbenen, ter hoogte van de enkels was gewikkeld. Wij zagen dat ook aan de andere zijde van het lichaam, op de deken rondom het hoofd wit tape was aangebracht. Wij zagen dat dít tape meerdere keren om het hoofd was gewikkeld. Wij zagen dat aan de rugzijde van het lichaam een metalen, roodkleurige constructie met een bruin touw was vastgemaakt aan het lichaam. Wij zagen dat het touw ter hoogte van de nek, de heupen en de onderbenen met behulp van bruine touwen om de metalen constructie en het lichaam was gewikkeld. Wij zagen dat het witte tape wat op de deken rondom het hoofd was aangebracht zich ook om de metalen constructie bevond.
Na verwijdering van de metalen constructie zagen wij dat deze constructie werd gevormd door een U-profiel met aan één uiteinde een metalen plaat aan de kopse zijde. In deze plaat bevonden zich ronde gaten, kennelijk betrof dit de grondplaat waarmee de constructie aan de ondergrond kon worden bevestigd. Circa halverwege de constructie bevond zich aan één zijde een metalen dwarsarm. Aan deze dwarsarm was een doorvoeroog bevestigd. Tevens bevond zich een doorvoeroog op het U-profiel zelf, ter hoogte van deze dwarsbalk. Ik zag daarbij dat bovengenoemde constructie zeer waarschijnlijk een metalen haspelstatief betrof voor een brandslang haspel. Na verwijderíng van de deken, waarbij de twee knopen werden losgesneden en afzonderlijk werden veiliggesteld, zagen wij dat het lichaam volledig was verpakt in zwarte vuilniszakken. Wij zagen dat op deze vuilniszakken wit tape was aangebracht en dat het lichaam ter hoogte van de borst was omwikkeld met wit tape. Wij zagen dat de man de volgende kleding droeg: zwarte trainingsbroek voorzien van twee witte verticale strepen aan weerszijden van de broekspijpen.
Overzicht veiliggestelde sporen
[afbeelding]
[afbeelding]
[afbeelding]
11.
Het deskundigenverslag onderzoek naar biologische sporen en DNA onderzoek naar aanleiding van het aantreffen stoffelijk overschot opgemaakt op 19 september 2022 door
dr. ir. A.M. Rolloos , NFI-deskundige, pagina FD 390 – 394:
Het onderzoeksmateriaal betreft een deken AAMT0180NL dat om het lichaam van het slachtoffer was gewikkeld. In de deken zitten twee knopen. Tijdens het onderzoek zijn op de buitenzijde van de deken en in de knopen meerdere mogelijk humane haarsporen waargenomen. Enkele losliggende haren zijn, om sporenverlies te voorkomen, op een haarkaart geplakt. De haarkaart is als AAJN1305NL veiliggesteld.
De twee stukken tape AAMT0187NL bestaan uit meerdere op elkaar geplakte lagen. (...) Daarnaast zijn de delen op de rugzijde van de tape die bedekt waren door andere lagen tape bemonsterd, Deze bemonstering is als AAMT0187NL#05 veiliggesteld voor een DNA-onderzoek' Op de tape zijn enkele mogelijk humane haren waargenomen. Deze mogelijke haren zijn op een haarkaart geplakt. De haarkaart is als AAJN1303NL veiliggesteld.
Haren AAJN1305NL (afkomstig van deken AAMT0180NL). Dit betreft negen losse humane hare en een plukje humane haren bestaande uit circa 50 - 70 haren en haardelen, De haren zijn geclassificeerd als hoofharen/hoofdhaardelen en niet te classificeren haren. Eén niet te classificeren is geschikt voor een autosomaal DNA-onderzoek, Deze haar is veiliggesteld als AAJN1305NL#01 voor een autosomaal DNA-onderzoek.
12.
Het deskundigenverslag, te weten het onderzoek aan haren veiliggesteld van vuilniszak en deken van het verpakte lichaam van [slachtoffer] , van 31 augustus 2022, opgemaakt door
dr. ir. A.F.W.M. Wolterink , NFI-deskundige, zakelijk weergegeven voor zover inhoudend, pagina FD 406, 408:
De haarsporen zijn op basis van uiterlijke kenmerken beoordeeld. De haarsporen op
haarkaarten AAJN 1305NL, AAJN1303NL zijn geclassificeerd als humane haren.