In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Enschede, op 20 februari 2024 uitspraak gedaan in een huurgeschil tussen partij A en partij B. Partij A vorderde betaling van achterstallige huur en ontbinding van de huurovereenkomst met partij B, die de huur over de maanden augustus, september en oktober 2023 niet had voldaan. De totale achterstand bedroeg € 16.500,00. Partij B heeft in het incident verzocht om anderen in vrijwaring op te roepen, waaronder de vennootschap onder firma [bedrijf 2] en de besloten vennootschap [bedrijf 4] B.V.
De rechtbank heeft vastgesteld dat partij B voldoende heeft onderbouwd dat er een rechtsverhouding bestaat met de vennootschap onder firma [bedrijf 2] en dat de oproeping in vrijwaring toewijsbaar is. Ook de oproeping van [bedrijf 4] B.V. is toegestaan, omdat er een franchiseovereenkomst zou zijn getekend. De proceskosten zijn gecompenseerd, zodat iedere partij haar eigen kosten draagt. De procedure in de hoofdzaak is doorverwezen naar de civiele rolzitting, waarbij partij B in de gelegenheid wordt gesteld om te concluderen voor antwoord.
Dit vonnis is gewezen door kantonrechter A.M.S. Kuipers en openbaar uitgesproken op 20 februari 2024.