ECLI:NL:RBOVE:2024:899

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
20 februari 2024
Publicatiedatum
20 februari 2024
Zaaknummer
08.078757.23 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een 22-jarige man voor openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen

Op 20 februari 2024 heeft de Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, een 22-jarige man veroordeeld tot een voorwaardelijke taakstraf van 40 uren met een proeftijd van 1 jaar. De man was beschuldigd van openlijk in vereniging geweld plegen tegen een persoon, in dit geval [slachtoffer], op 5 maart 2023 op de parkeerplaats van McDonald's in Almelo. Tijdens de openbare terechtzitting op 6 februari 2024 heeft de rechtbank kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. drs. L.J. Bronkhorst, en de verdediging door zijn raadsman, mr. T. Scheffer.

De tenlastelegging omvatte het slaan en duwen van [slachtoffer]. De rechtbank heeft vastgesteld dat het feit wettig en overtuigend bewezen is, mede op basis van de bekennende verklaring van de verdachte en de aangifte van [slachtoffer]. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit, dat valt onder artikel 141 van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank heeft rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is gepleegd, en de persoonlijke situatie van de verdachte, waaronder zijn eerdere veroordelingen en de gevolgen van het voorval voor hem.

De officier van justitie had een taakstraf van 100 uren geëist, waarvan 40 uren voorwaardelijk, maar de rechtbank heeft besloten om de taakstraf te beperken tot 40 uren voorwaardelijk, gezien de ernstige gevolgen die de verdachte heeft ondervonden na het incident. De rechtbank heeft benadrukt dat openlijk geweld gevoelens van onveiligheid in de samenleving oproept en dat er een straf moet volgen, ondanks de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De beslissing is genomen op basis van de relevante wetsartikelen, waaronder artikel 9a, 14a, 14b, 14c, 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08.078757.23 (P)
Datum vonnis: 20 februari 2024
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2001 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 6 februari 2024.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. drs. L.J. Bronkhorst en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. T. Scheffer, advocaat in Amsterdam, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte openlijk en in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer] (hierna ook: [slachtoffer] ).
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op of omstreeks 5 maart 2023 te Almelo,
openlijk, te weten op de parkeerplaats van McDonald’s, gelegen aan de Woonboulevard 2,
in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats,
in vereniging
geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer] , door (meermaals)
- die [slachtoffer] (met gebalde vuist) in het gezicht en/of tegen het bovenlichaam te slaan/stompen en/of
- die [slachtoffer] te duwen.

3.De bewijsmotivering

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend kan worden bewezen.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen bewijsverweer gevoerd.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen. [1]
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 6 februari 2024, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte;
Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer] , van 5 maart 2023, pagina’s 156 t/m 158;
Het proces-verbaal van bevindingen van 15 maart 2023, pagina’s 84 t/m 87.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 5 maart 2023 te Almelo,
openlijk, te weten op de parkeerplaats van McDonald’s, gelegen aan de Woonboulevard 2,
op een voor het publiek toegankelijke plaats,
in vereniging
geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer] , door meermaals
- die [slachtoffer] met gebalde vuist in het gezicht en tegen het bovenlichaam te stompen en
- die [slachtoffer] te duwen.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 141 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
het misdrijf: openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een taakstraf van 100 uren waarvan 40 uren voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat aan artikel 9a Sr toepassing moet worden gegeven. Het gaat om een feit van beperkte ernst en door de gevolgen die het heeft gehad voor verdachte is hij al genoeg gestraft.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
De ernst van het feit
Verdachte heeft zich, samen met zijn neef, schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging. Hij is samen met zijn neef naar de MacDonalds gegaan, terwijl te verwachten was dat het daar tot een ruzie zou komen met [slachtoffer] . Hij heeft vervolgens de eerste klap uitgedeeld. Door zo te handelen heeft hij een inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van [slachtoffer] . Het plegen van openlijk geweld roept gevoelens van angst en onveiligheid op in de samenleving. Een aantal medewerkers van de McDonald’s waren getuige van het door verdachte gepleegde geweld. Dit rekent de rechtbank verdachte aan.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie betreffende verdachte van 23 november 2023. Hieruit blijkt dat artikel 63 Sr van toepassing is vanwege een verkeersovertreding. Verder stelt de rechtbank vast dat verdachte eerder, langer dan vijf jaar gelegen is veroordeeld, is veroordeeld voor andersoortige feiten.
De rechtbank heeft ook kennisgenomen van het over verdachte opgemaakte rapport van de reclassering van 28 november 2023. Hieruit blijkt dat er bij verdachte geen problematiek naar voren is gekomen die in verband kan worden gebracht met het ten laste gelegde feit. Er is bij verdachte geen hulpvraag en het risico op recidive wordt ingeschat als laag. Ondanks het letsel aan het onderbeen van verdachte acht de reclassering een (aangepaste) werkstraf verdeeld over een langere periode uitvoerbaar. De reclassering komt tot het advies een voorwaardelijke straf zonder bijzondere voorwaarden te overwegen.
De strafmodaliteit en de hoogte ervan
De rechtbank heeft gekeken naar de geldende oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud strafrecht (LOVS) en overweegt dat, gelet op wat er in vergelijkbare gevallen doorgaans als straf wordt opgelegd, een geheel onvoorwaardelijke taakstraf passend en geboden zou zijn. De officier van justitie heeft een taakstraf van 100 uren geëist waarvan 40 uren voorwaardelijk. Zij heeft er in haar eis rekening mee gehouden dat verdachte fysiek en mentaal veel last heeft gehad van de gevolgen van het voorval en dat hij in die zin al een straf heeft gehad.
De rechtbank is van oordeel dat de zaak tegen verdachte niet is te vergelijken met andere zaken waarbij sprake was van openlijke geweldpleging. Verdachte was er getuige van hoe, na de geweldpleging, zijn neef met een auto werd aangereden. Daarna is hij ook zelf onder een auto terecht gekomen waarbij hij een gecompliceerde beenbreuk heeft opgelopen die, elf maanden later, nog niet goed is hersteld. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat het bot in zijn been nog niet is aangegroeid en dat hij hierdoor veel beperkingen ervaart. Hij moet mogelijk nog een operatie aan zijn been ondergaan. Verder heeft verdachte psychische klachten aan het voorval overgehouden waaronder herbelevingen. Hij heeft verklaard dat hij momenteel slechts beperkt in staat is zijn dagelijkse bezigheden, zoals werk, uit te voeren. De rechtbank weegt deze gevolgen die verdachte nog dagelijks ervaart zwaar mee.
De raadsman heeft, gelet op deze ernstige gevolgen voor verdachte, bepleit om toepassing aan artikel 9a Sr te geven. De rechtbank overweegt dat verdachte een van de agressoren was bij de openlijke geweldpleging. Hij heeft de eerste vuistslag uitgedeeld en daarna heeft hij [slachtoffer] een aantal keren tegen zijn gezicht en lichaam gestompt waarbij ook is geduwd. De rechtbank is gelet hierop van oordeel dat, ondanks de zeer ernstige gevolgen die verdachte heeft ondervonden er, mede vanuit het oogpunt van generale preventie, wel een straf moet volgen.
Alles afwegende acht de rechtbank een geheel voorwaardelijke taakstraf voor de duur van 40 uren, met een proeftijd van één jaar, passend en geboden.

7.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c en 22d Wetboek van Strafrecht.

8.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
het misdrijf:openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
40 (veertig) uren;
- beveelt, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
20 (twintig) dagen;
- bepaalt dat deze taakstraf
in zijn geheel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de
proeftijd van 1 (één) jaarde navolgende algemene voorwaarde niet is nagekomen:
- de
algemene voorwaardedat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door, mr. M.O. Frentrop, voorzitter, mr. B.T.C. Jordaans en mr. M.A.H. Heijink, rechters, in tegenwoordigheid van mr. W.H. Bomans-Weekhout, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 20 februari 2024.
Buiten staat
Mr. M.O. Frentrop is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland met nummer 2023099099 (Onderzoek Clematis23). Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.