ECLI:NL:RBOVE:2024:897

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
9 februari 2024
Publicatiedatum
20 februari 2024
Zaaknummer
309437 FT RK 24/64
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de in verzekerde bewaringstelling van failliet met onvoldoende medewerking aan informatieverplichting

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 9 februari 2024 een beschikking gegeven met betrekking tot de verlenging van de in verzekerde bewaringstelling van [partij A]. De rechtbank heeft het verzoek tot ontslag uit de bewaring en de schorsing van de bewaring afgewezen, en het verzoek tot verlenging van de bewaring toegewezen. De rechtbank oordeelde dat [partij A] nog steeds niet voldoet aan de informatieverplichting die op hem rust als failliet, zoals vastgelegd in de artikelen 87 en 88 van de Faillissementswet (Fw). De rechtbank benadrukte dat het aan [partij A] is om proactief informatie te verstrekken aan de curator, en dat zijn houding en gebrek aan medewerking de voortgang van de procedure belemmeren.

De rechtbank heeft vastgesteld dat [partij A] al 116 dagen in verzekerde bewaring is en dat de curator onvoldoende informatie heeft ontvangen om zijn taak naar behoren uit te voeren. De curator heeft herhaaldelijk aangegeven dat [partij A] niet volledig meewerkt en dat er vermoedens zijn van verborgen bankrekeningen en contante gelden. De rechtbank heeft de argumenten van [partij A] dat zijn persoonlijke omstandigheden en het welzijn van zijn dochters zwaarder wegen dan de belangen van de boedel, niet overtuigend geacht. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de verlenging van de in verzekerde bewaringstelling gerechtvaardigd is, gezien de aanhoudende tekortkomingen van [partij A] in het voldoen aan zijn verplichtingen.

De beschikking is gegeven in een meervoudige kamer voor burgerlijke zaken, waarbij de rechtbank heeft besloten de termijn van de in verzekerde bewaringstelling met dertig dagen te verlengen. De rechtbank heeft het verzoek om schorsing van de in verzekerde bewaringstelling afgewezen, en de beslissing is op 13 februari 2024 schriftelijk uitgewerkt.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Toezicht
Zittingsplaats Almelo
Zaaknummer: 309437 FT RK 24/64
Faillissementsnummer: F.08/23/52
datum beschikking: 9 februari 2024 (schriftelijke uitwerking d.d. 13 februari 2024)

Beschikking ex artikelen 87 en 88 Faillissementswet

Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, meervoudige kamer voor burgerlijke zaken.
Gelet op het vonnis van deze rechtbank van 8 maart 2023, waarbij in staat van faillissement is verklaard:

[partij A],

geboren op [geboortedatum] 1987 te [geboorteplaats],
[woonplaats],
met benoeming van mr. A.H. Margadant, lid van deze rechtbank, tot rechter-commissaris,
en met aanstelling van mr. G.J. Ligtenberg, advocaat te Almelo, tot curator.

Het procesverloop

Bij beschikking van 13 juli 2023 heeft de rechtbank de verzekerde bewaring van [partij A] bevolen. Dat bevel is op 17 oktober 2023 ten uitvoer gelegd.
Bij (kop-staart) beschikking van 14 november 2023, schriftelijk uitgewerkt op 17 november 2023, heeft de rechtbank de termijn van het bevel tot in verzekerde bewaringstelling van [partij A] met dertig dagen verlengd.
Bij (kop-staart) beschikking van 11 december 2023, schriftelijk uitgewerkt op 13 december 2023, heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden de beschikking van de rechtbank van
14 november 2023 bekrachtigd.
Bij (kop-staart) beschikking van 14 december 2023, schriftelijk uitgewerkt op 19 december 2023, heeft de rechtbank de termijn van de inbewaringstelling met dertig dagen verlengd.
Bij beschikking van 12 januari 2024 heeft de rechtbank de termijn van de in verzekerde bewaringstelling opnieuw met dertig dagen verlengd.
Van die beschikking is [partij A] in hoger beroep gekomen. Bij beschikking van
1 februari 2024 heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden de beschikking van de rechtbank van 12 januari 2024 bekrachtigd.
Door de curator is bij verzoekschrift van 1 februari 2024 verzocht om de termijn van de inbewaringstelling van [partij A] opnieuw met dertig dagen te verlengen.
De rechter-commissaris heeft haar standpunt ten aanzien van dat verzoek van 1 februari 2024 op 2 februari 2024 schriftelijk kenbaar gemaakt.
Mr. D.C.O. Ayinla, advocaat te Rotterdam, heeft namens [partij A] op 8 februari 2024, ter onderbouwing van zijn standpunt tijdens de mondelinge behandeling op 9 februari 2024, voorshands communicatie tussen mr. Ayinla en de curator alsook communicatie tussen
mr. Ayinla en de Openbank respectievelijk Revolutbank overgelegd.
Op 9 februari 2024 is het verzoek ter zitting met gesloten deuren behandeld en zijn [partij A], bijgestaan door mr. Ayinla, en mr. E. Nijhoff, namens de curator, verschenen.
Ter zitting heeft mr. Ayinla namens [partij A] primair verzocht het verlengingsverzoek af te wijzen en de in verzekerde bewaringstelling met onmiddellijke ingang op te heffen, subsidiair de in verzekerde bewaringstelling te schorsen.
De voorzitter heeft na sluiting van de behandeling medegedeeld dat de meervoudige kamer uiterlijk 9 februari 2024 uitspraak doet, waarbij wordt volstaan met het louter vermelden van de beslissing en de motivering van die beslissing dinsdag 13 februari 2024 zal volgen.
Van hetgeen ter zitting is verhandeld zijn door de griffier aantekeningen gemaakt.
In de door deze rechtbank op 9 februari 2024 gegeven beschikking is volstaan met het vermelden van de beslissing. In onderhavige beschikking is naast de uiteenzetting van de standpunten van partijen tevens de motivering van die beslissing opgenomen.

Het standpunt van de curator

De curator blijft van mening dat [partij A] onvoldoende meewerkt en dat de verzekerde bewaring met dertig dagen dient te worden verlengd. De curator acht het nog steeds volstrekt onwaarschijnlijk dat er geen € 30.000,- aan contante gelden in de vakantiewoning heeft gelegen. Volgens hem moet er nog meer contant geld voorhanden zijn geweest en [partij A] dient daarom verifieerbaar te verklaren waar de rest van het geld is gebleven of het contante geld af te geven aan de boedel. Ook de laptop dient te worden afgestaan aan de boedel.
Tijdens het bezoek van de curator aan [partij A] in de PI op 25 januari 2024 heeft [partij A] de curator gewezen op een aantal foto’s op de telefoon van [partij A] waaruit zou blijken dat de waardebonnen zijn geïnd voor een boeking van een vakantiehuis. De curator heeft dit niet kunnen verifiëren, omdat de boeking van het vakantiehuis niet op naam van [partij A] heeft plaatsgevonden en de boekingssite geen informatie hierover aan de curator wenst te verstrekken.
Op basis van de bankafschriften die de curator van de Openbank heeft ontvangen heeft hij geconstateerd dat meerdere overboekingen geen interne overboekingen zijn vanaf de andere
bankrekeningen die door [partij A] werden aangehouden bij de Openbank. Volgens de curator moet [partij A] daarom de beschikking hebben gehad over in ieder geval nog een bankrekening. Volgens [partij A] zouden deze overboekingen vanuit een digitale creditcard, een zogenaamde e-commerce card, bij de Openbank zijn overgemaakt. Ondanks dat de curator direct informatie heeft opgevraagd bij de Openbank om deze stelling te kunnen verifiëren, heeft hij de gevraagde informatie nog niet ontvangen. Het standpunt van [partij A] heeft hij dan ook nog niet kunnen controleren. De curator kan nog geen andere conclusie trekken dan dat de kans bestaat dat er nog steeds bankrekeningen verborgen worden gehouden.
Voor wat betreft de bankrekening bij de Litouwse Revolutbank heeft [partij A] tijdens een telefonisch gesprek met de curator toegegeven dat hij van januari 2023 tot en met april 2023 de beschikking heeft gehad over een bankrekening bij de Revolutbank. Tijdens het verhoor bij de rechter-commissaris op 30 oktober 2023 verklaarde [partij A] nog dat hij een willekeurige bankrekening van het internet had geplukt om te kijken of hij een dergelijke bankrekening aan zijn Bitvavo-account kon koppelen. Deze verklaring blijkt thans in strijd met de waarheid en bevestigt het standpunt van de curator dan [partij A] slechts meewerkt en inlichtingen verstrekt op het moment dat hij niet anders kan.
Gezien al het voorgaande verzoekt de curator om de inbewaringstelling te verlengen.

Het standpunt van [partij A]

heeft verzocht om de verzekerde bewaring met onmiddellijke ingang op te heffen, dan wel deze, zo nodig onder door de rechtbank te stellen voorwaarden, te schorsen.
[partij A] heeft aan zijn verzoek ten grondslag gelegd dat hij al 116 dagen gedetineerd is en dat inmiddels sprake is van een wezenlijk andere fase dan toen hij pas net in verzekerde bewaring was gesteld. [partij A] heeft een uitputtende verklaring afgelegd bij zowel de rechter-commissaris als de curator. In het kort komt het er op neer dat de € 30.000,- zoals benoemd in het WhatsApp-bericht niet zo bedoeld was en dat het geld dat er was op is.
De laptop is niet van [partij A]. Hij weet wel aan wie deze toebehoort, maar hij wil deze naam niet bekend maken.
Voor wat betreft de transacties die de curator niet heeft kunnen verifiëren, heeft [partij A] verklaard dat er overboekingen zijn gedaan van en naar twee virtuele prepaid creditcards die hij aanhoudt bij de Openbank. Ter zitting heeft [partij A] tevens verklaard dat de rekeningen bij de Openbank ook gevoed kunnen zijn via betaaldiensten. [partij A] ging er echter van uit dat de curator de niet te verifiëren mutaties reeds heeft vergeleken met de mutaties van alle betaaldiensten die op de telefoon van [partij A] staan.
Indien gronden mochten worden aangenomen die een verlenging van de in verzekerde bewaringstelling rechtvaardigen verzoekt [partij A] subsidiair om schorsing. De dochters van [partij A] zijn bij hem op bezoek geweest in de PI en het gaat volgens [partij A] niet goed met hen. Zijn persoonlijke vrijheid en zijn recht op een gezins- en familieleven wegen zwaarder dan het belang van de boedel.

Het standpunt van de rechter-commissaris

De rechter-commissaris is van oordeel dat de in verzekerde bewaringstelling van [partij A] wederom met dertig dagen moet worden verlengd. Zij onderschrijft de door de curator ingenomen standpunten. Net als het gerechtshof in zijn beschikking van 1 februari 2024 heeft overwogen, verwacht de rechter-commissaris dat na het verkrijgen van de door de curator opgevraagde informatie van Revolutbank en de Openbank er nieuwe vragen zullen opkomen. De houding van [partij A] maakt dat het noodzakelijk is dat de in verzekerde bewaringstelling voortduurt. [partij A] wacht iedere keer eerst af welke informatie de curator verkrijgt. De informatie die hij verstrekt is niet volledig en roept telkens nieuwe vragen op. Het is zijn wettelijke plicht om (pro)actief informatie aan de curator te verstrekken en zolang [partij A] nog steeds niet meewerkt, zal de curator eerst in bezit moeten komen van de bij Revolutbank en de Openbank opgevraagde informatie.
De rechter-commissaris betwijfelt of [partij A] na een eventueel ontslag uit de in verzekerde bewaringstelling volledig openheid van zaken zal gaan geven en ook om die reden dient de in verzekerde bewaringstelling met dertig dagen te worden verlengd.

De beoordeling

De rechtbank is van oordeel dat de gronden voor de in verzekerde bewaringstelling van [partij A] nog onverkort aanwezig zijn, nu [partij A] nog steeds niet voldoet aan de op hem als failliet op grond van artikel 105 van de Faillissementswet (Fw) rustende informatieverplichting.
Tevens is de rechtbank van oordeel dat de huidige stand van zaken betreffende het (niet) voldoen aan de op [partij A] rustende informatieverplichting, mede afgewogen naar hetgeen is bepaald in artt. 5 en 6 EVRM, een voortgezette inbreuk op de persoonlijke vrijheid van [partij A] rechtvaardigt.
Daarom moet de termijn van het bevel tot in verzekerde bewaringstelling opnieuw worden verlengd met een termijn van met dertig dagen. Van opheffing, dan wel schorsing kan geen sprake zijn. Het volgende wordt daartoe overwogen.
Tijdens de behandeling op 9 februari 2024 heeft [partij A] verklaard dat de rekening bij de Openbank gevoed zou kunnen zijn via betaaldiensten. Op de telefoon van [partij A] staan diverse betaaldiensten, te weten Wise, Crosscard, Coinbase, Viabuy, Coinbase 2x, ICS cards, Astropay, Payz, Western Union, Remitly, Aion Bank, Paypal en Mollie. [partij A] heeft verklaard dat hij ervan uitging dat de curator de transacties die blijken uit de bankafschriften van de Openbank, naast de mutaties van de betaaldiensten had gelegd. Daar ging hij ook ten tijde van de behandeling van het hoger beroep bij het gerechtshof op
29 januari 2024 van uit. Dit is de reden dat hij in zijn beroepschrift en tijdens de behandeling bij het gerechtshof heeft verklaard dat er overboekingen zijn gedaan van en naar twee virtuele prepaid creditcards die hij aanhoudt bij de Openbank (e-commerce cards).
Tijdens het bezoek van de curator aan [partij A] in de PI op 3 november 2023 zijn zij samen alle betaaldiensten langsgegaan en hebben zij op elk account ingelogd. Het eventueel
aanwezige saldo is overgemaakt naar de boedelrekening. [partij A] stelt zich daarom op het standpunt dat hij ervan uit mocht gaan dat de curator de mutaties naast elkaar had gelegd, omdat de curator op de hoogte was van de betaaldiensten en toegang had tot de telefoon van [partij A]. Het is volgens [partij A] niet aan hem om de werkzaamheden van de curator uit te voeren.
Gebleken is dat de curator niet zonder [partij A] kan inloggen in diens telefoon. Daarvoor is vinger- of gezichtsherkenning nodig. De rechtbank rekent het [partij A] aan dat hij op de zitting met weer een nieuwe verklaring komt en hij het vervolgens de curator kwalijk neemt dat de curator niet de juiste vragen stelt aan [partij A].
Het ligt volgens de rechtbank wel degelijk op de weg van [partij A] om actief en volledig inzicht te geven in alle bankrekeningen en met een overzicht te komen. Uit de vragenlijst van de curator van 3 november 2023 blijkt ook dat de curator hem heeft gevraagd om een overzicht van alle op naam van [partij A] staande bankrekeningen in Nederland en het buitenland, inclusief een kopie van de bankafschriften van januari 2023.
Dat [partij A] ervoor kiest om niet zelf met een overzicht te komen en de curator alle informatie laat opvragen is aan hem. Dat de curator daarbij wordt geconfronteerd met rekeningen bij een Spaanse bank, een Litouwse bank en allerlei (buitenlandse) betaaldiensten waardoor de verzochte informatie langer dan gebruikelijk op zich laat wachten, kan niet aan de curator worden tegengeworpen.
Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft in zijn uitspraak van 1 februari 2024 overwogen dat de in verzekerde bewaringstelling mede het gevolg is van de weinig welwillende houding van [partij A]. Door de onvolledige, onjuiste en vertraagde verklaringen van [partij A] zijn de gegevens niet eerder door de curator verkregen. Niet is gebleken dat [partij A] na deze uitspraak iets met deze woorden heeft gedaan. Integendeel, hij verwijt juist de curator dat hij zijn werk niet goed zou doen.
[partij A] heeft voorts gesteld dat hij een groot belang heeft bij zijn invrijheidsstelling, omdat het niet goed zou gaan met zijn dochters. Hij wil graag weer een rol van betekenis spelen in hun leven. Dat belang weegt op dit moment echt niet op tegen het zwaarwegende belang van de door de curator verlangde inlichtingen voor de behoorlijke uitoefening van zijn taak. Op diverse onderwerpen is toelichting van [partij A] nodig, vooral over (alle) bankrekeningen en betaaldiensten. [partij A] heeft niet laten zien dat hij zonder de druk van de in verzekerde bewaringstelling de curator van informatie zal voorzien. De rechtbank is van oordeel dat de in verzekerde bewaringstelling langer duurt dan mogelijk nodig had hoeven zijn als [partij A] eerder openheid van zaken had gegeven. Deze omstandigheid dient volgens de rechtbank volledig voor rekening van [partij A] te komen, nu niet gebleken is dat [partij A] niet meer informatie kan verstrekken dan hij tot nu toe heeft gedaan. Het aanbod van mr. Ayinla om samen met [partij A] een Excel-overzicht te gaan maken met alle informatie die [partij A] bezit over de bankrekeningen en betaaldiensten, lijkt een stap in de goede richting.
Slotsom van het voorgaande is dat de dwang die van de in verzekerde bewaringstelling uitgaat nog steeds gerechtvaardigd is en de termijn van de faillissementsbewaring opnieuw dient te worden verlengd met dertig dagen. Het verzoek om schorsing van de in verzekerde bewaringstelling dient te worden afgewezen.

BESCHIKKENDE

Wijst af het verzoek tot opheffing dan wel schorsing van de verzekerde bewaring van
[partij A],voornoemd.
Beveelt de verlenging van de termijn, gedurende welke het bevel tot in verzekerde bewaring stelling van
[partij A],voornoemd van kracht is, met dertig dagen.
Wijst af het meer of anders gevorderde.
Deze beschikking is gegeven te Almelo op 9 februari 2024 door mr. S.J.S. Groeneveld-Koekkoek, voorzitter, mrs. A.E. Zweers en W.W. van Tol, rechters, in tegenwoordigheid van
mr. M.E. van der Lee – Klein Rot, griffier.