ECLI:NL:RBOVE:2024:895

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
20 februari 2024
Publicatiedatum
20 februari 2024
Zaaknummer
08.136170.22 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van ouders voor poging doodslag en kindermishandeling

Op 20 februari 2024 heeft de Rechtbank Overijssel een 32-jarige man veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 jaar voor poging doodslag en meermalen seksueel binnendringen bij zijn dochter. De moeder, eveneens 32 jaar, is veroordeeld tot 12 maanden gevangenisstraf voor het in hulpeloze toestand achterlaten van haar dochter. Beide ouders moeten een schadevergoeding van €172.245,29 betalen. De zaak kwam aan het licht na een melding van kindermishandeling, waarbij de dochter op 12 februari 2022 met ernstig letsel in het ziekenhuis werd opgenomen. De rechtbank oordeelde dat de vader de dochter ernstig had mishandeld, terwijl de moeder niet ingreep, ondanks signalen van mishandeling. De rechtbank sprak de moeder vrij van de poging tot doodslag, maar vond haar schuldig aan het nalaten van zorg voor haar kind, wat leidde tot zwaar lichamelijk letsel. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de gevolgen voor het kind, dat blijvende schade heeft opgelopen door de mishandeling.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08.136170.22 (P)
Datum vonnis: 20 februari 2024
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 1991 in [geboorteplaats]
wonende aan [adres] ,

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 23 februari 2023, 12 mei 2023, 30 januari 2024 en van 20 februari 2024.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. A.M. Tromp en van wat door verdachte en haar raadsman mr. M. Kuipers, advocaat in Arnhem, naar voren is gebracht.
Ook heeft de rechtbank kennisgenomen van de namens de benadeelde partij [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ) door bijzonder curator mr. [curator 1] en mr. [curator 2] is aangevoerd.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:op 12 februari 2022 in Ommen samen met een ander heeft geprobeerd haar dochter [slachtoffer] te doden door forse kracht op haar hoofd uit te oefenen en/of haar krachtig heen en weer te schudden
subsidiair dat verdachtesamen met een ander zwaar lichamelijk letsel bij haar dochter heeft toegebracht door voornoemd handelen
meer subsidiair dat verdachtesamen met een ander haar dochter heeft mishandeld waardoor hoofd- en hersenletsel en een ribbreuk is ontstaan;
feit 2:in de periode van 13 januari 2022 tot en met 30 mei 2022 in Ommen opzettelijk haar dochter [slachtoffer] in hulpeloze toestand heeft gebracht en/of gelaten, omdat zij wist of vermoedde dat haar echtgenoot hun dochter pijn en letsel toebracht.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1
zij op of omstreeks 12 februari 2022 te Ommen, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om zijn/hun kind [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] 2022, opzettelijk van het leven te beroven, forse kracht(en) op haar hoofd heeft/hebben uitgeoefend en/of haar (krachtig) heen en weer heeft/hebben geschud, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
zij op of omstreeks 12 februari 2022 te Ommen, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, aan zijn/hun kind [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] 2022, opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten hoofd-/hersenletsel en/of een ribbreuk, heeft toegebracht door forse krachten op haar hoofd uit te oefenen en/of haar (krachtig/hevig) heen en weer te schudden;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
zij op of omstreeks 12 februari 2022 te Ommen, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, zijn/hun kind [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] 2022, heeft/hebben mishandeld door forse krachten op haar hoofd uit te oefenen en/of haar (krachtig/hevig) heen en weer te schudden welke feit zwaar lichamelijk letsel (te weten: hoofd-/hersenletsel en/of een ribbreuk) ten gevolge heeft gehad;2
zij in of omstreeks de periode van de 13 januari 2022 tot en met 30 mei 2022 teOmmen, in elk geval in Nederland, (telkens) opzettelijk haar kind, [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] 2022, tot wiens onderhoud, verpleging of verzorging zij, verdachte, krachtens wet of overeenkomst verplicht was, in een hulpeloze toestand heeft gebracht en/of heeft gelaten, immers heeft/is zij, verdachte, (telkens) met dat opzet, terwijl zij, verdachte, wist, althans kon weten dan wel vermoeden, dat haar, verdachtes, echtgenoot ( [medeverdachte] ), voornoemde [slachtoffer] verwaarloosde en/of pijn en/of letsel toebrachtniet, althans niet tijdig, ingegrepen en voornoemde [slachtoffer] niet in een veilige situatiegebracht, en/of met die [slachtoffer] in de woning bij haar echtgenoot, genoemde [medeverdachte] , blijven wonen en/of genoemde [slachtoffer] , met genoemde [medeverdachte] alleen gelaten, zodat de verwaarlozing en/of het toebrengen van pijn en/of letsel door genoemde [medeverdachte] jegens voornoemde [slachtoffer] kon(den) voortduren, welk feit zwaar lichamelijk letsel (hoofd-/hersenletsel, ribbreuken en/of (ano)genitaal letsel)) ten gevolge heeft gehad;

3.De bewijsmotivering

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich – overeenkomstig een aan de rechtbank overgelegd schriftelijk requisitoir – op het standpunt gesteld dat verdachte vrijgesproken moet worden van het onder 1 ten laste gelegde, omdat niet bewezen kan worden dat zij [slachtoffer] letsel toegebracht heeft. Het onder 2 ten laste gelegde opzettelijk nalaten om [slachtoffer] in veiligheid te brengen acht de officier van justitie wettig en overtuigend bewezen.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft – overeenkomstig een aan de rechtbank overgelegde pleitnota – algehele vrijspraak bepleit. Ter onderbouwing daarvan heeft hij ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde aangevoerd dat verdachte [slachtoffer] niet vasthad toen zij wegviel en dat verdachte dit ook niet heeft gezien. Van een nauwe en bewuste samenwerking met medeverdachte [medeverdachte] (hierna: vader), die haar wel vasthad ten tijde van het wegvallen, is geen sprake geweest.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte geen wetenschap heeft gehad van het toebrengen van letsel en pijn door vader. Verdachte is naar alle afspraken met artsen, de fysiotherapeut en het consultatiebureau geweest. Ook heeft zij hen benaderd als zij zorgen had om [slachtoffer] .
3.3
Inleiding [1]
Op [geboortedatum 2] 2022 wordt [slachtoffer] na een ongecompliceerd verlopen, voldragen zwangerschap als een gezonde baby geboren. [slachtoffer] functioneert direct goed. Haar ouders zijn verdachte en vader. Gedurende de eerste dagen na de geboorte worden er door de kraamverzorgster geen bijzonderheden/afwijkingen bij [slachtoffer] geconstateerd. [2] Op 3 februari 2022 ziet jeugdarts [jeugdarts] [slachtoffer] op het consultatiebureau in Ommen. Hij omschrijft [slachtoffer] als een normale, gezonde baby. [3]
Op zaterdag 12 februari 2022 om 14:51 uur belt vader naar het alarmnummer 112. [slachtoffer] is op dat moment vier weken oud. De ambulancezorg Oost-Nederland beantwoordt dit telefoongesprek waarin verdachte aangeeft dat [slachtoffer] ineens heel slap was, niet echt reageerde en het leek alsof ze wegviel. [4] Bij aankomst van de ambulancedienst reageert [slachtoffer] matig en ziet zij bleek. [slachtoffer] heeft een wisselende hartslag en ademhaling. Met een ambulance wordt [slachtoffer] van de woning in [plaats] met spoed naar het Isala ziekenhuis in Zwolle gebracht. [5] Op de spoedeisende hulp heeft [slachtoffer] aanvankelijk een paar momenten van kortdurende ademhalingsstilstand en verstijving (soort epileptische trekkingen) met zuurstofdalingen in het bloed. [slachtoffer] ’s ademhaling moet ondersteund worden en [slachtoffer] moet later volledig beademd worden via een beademingsbuis. Bij lichamelijk onderzoek worden bloeduitstortingen geconstateerd aan de linkerzijkant van het gezicht en bij het linkeroog en op de rug. Vanwege de ernst van de medische toestand wordt [slachtoffer] op 12 februari 2022 met spoed overgebracht naar het UMC Groningen (hierna: UMCG). [6]
Op 14 februari 2022 heeft een kinderarts van het Isala ziekenhuis een melding gedaan bij Veilig Thuis IJsselland. Op 16 februari 2022 heeft een medewerker van Veilig Thuis aangifte gedaan van kindermishandeling van [slachtoffer] . Door de politie is vervolgens onder de naam “BOLDERIK” een onderzoek gestart naar kindermishandeling waarbij de ouders van [slachtoffer] zijn aangemerkt als verdachten.
[slachtoffer] wordt op 1 maart 2022 ontslagen uit het ziekenhuis en mag weer naar huis. Door Veilig Thuis wordt een beleid opgesteld dat inhoudt dat verdachte en vader niet alleen mogen zijn met [slachtoffer] . Onderdeel van het beleid van Veilig Thuis is dat zodra één ouder alleen is met [slachtoffer] , er een andere volwassene aanwezig moet zijn (het zogenoemde “zes-ogen-beleid”). Het zes-ogen-beleid heeft geduurd tot 18 maart 2022. Vanaf deze datum mogen verdachte en vader samen voor [slachtoffer] zorgen. [7] Op 18 mei 2022 eindigt het traject van Veilig Thuis.
Op 30 mei 2022 om 19:51 uur belt moeder naar de huisartsenpost. Verdachte meldt dat [slachtoffer] sinds een uur bloed verliest en dat haar luiers vollopen. Om 20:15 uur vertrekken verdachte en vader met [slachtoffer] naar de huisartsenpost in het Saxenburgh ziekenhuis in Hardenberg. Daar wordt [slachtoffer] direct opgenomen. Een verpleegkundige ziet dat [slachtoffer] erg bleek is en dat zij blauwe plekken in haar gezicht heeft. De verpleegkundige maakt vervolgens de luier van [slachtoffer] open en schrikt. Zij ziet één groot gat en neemt geen scheiding waar tussen vagina en anus. [8] Bij onderzoek blijkt er sprake te zijn van vaginaal en anaal letsel en een laag bloedgehalte, waarvoor een bloedtransfusie nodig is. [slachtoffer] wordt overgeplaatst naar het UMCG. Daar wordt [slachtoffer] geopereerd. In het operatieverslag is vermeld dat bij de uitgang van de blaas aan de achterzijde kleine bloeduitstortingen te zien zijn. Ook worden er bloeduitstortingen in de buik gevonden. De vaginawand wordt operatief hersteld en er wordt een stoma aangelegd. [9]
Op 31 mei 2022 wordt de politie door GGD-arts [GGD-arts] geïnformeerd dat zij door het UMCG in kennis is gesteld van vermoedens van seksueel misbruik van [slachtoffer] . [10]
Op 31 mei 2022 worden zowel verdachte als vader aangehouden in het UMCG.
3.4
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde
De rechtbank zal allereerst vaststellen welk letsel bij [slachtoffer] is aangetroffen ten tijde van de ziekenhuisopname op 12 februari 2022. Vervolgens dient de rechtbank vast te stellen wat de oorzaak van het letsel is. In het geval de rechtbank van oordeel is dat er sprake is van toegebracht (niet-accidenteel) letsel dient de rechtbank de vraag te beantwoorden of en in welke mate sprake is van betrokkenheid van verdachte en met welk opzet.
Het letsel op 12 februari 2022
[slachtoffer] wordt op 12 februari 2022 opgenomen in het ziekenhuis met ademhalingsproblemen en plotselinge slapte. Bij lichamelijk onderzoek worden bloeduitstortingen aan de linkerzijkant van het gezicht en bij het linkeroog en op de rug geconstateerd. Op CT-scans wordt zichtbaar dat er bij [slachtoffer] sprake was van subdurale en subarachnoïdale bloedingen (bloedingen onder het harde hersenvlies en het spinnenwebvlies). [11] Ook zijn bloeduitstortingen langs de beide hersenhelften en tussen de helften van de grote hersenen in geconstateerd. [12] Op 18 februari 2022 wordt op een MRI-scan een uitbreiding van de bloeduitstortingen geconstateerd en worden ook bloedstolsels in de ankervenen (afvoerende bloedvaten die de hersenvliezen doorkruisen) waargenomen. Op röntgenfoto’s worden meerdere ribbreuken waargenomen, alle aan de achterzijde langs de wervelkolom. [13] Uiteindelijk worden er op 13 en 14 februari 2022 vijf ribbreuken bij [slachtoffer] geconstateerd. [14]
Ontstaan van het letsel volgens de forensisch artsen
-
Hoofdletsels
Forensisch artsen prof. mr. dr. W.L.J.M. Duijst-Heesters en drs. W.A. Karst (hierna: de deskundigen en afzonderlijk Duijst en Karst) concluderen dat medische oorzaken voor het hersenletsel bij [slachtoffer] , waarbij een tekort aan zuurstoftoevoer tot de schade aan het hersenweefsel leidt, zoals stofwisselingsziekten, stollingsproblemen en hersen(vlies)ontstekingen, niet gevonden zijn. Omdat er geen medische oorzaken zijn gevonden, moet aan krachtsinwerkingen op het hoofd worden gedacht als oorzaak van de klinische verschijnselen en letsels in het hoofd. Een forse krachtsinwerking op het hoofd als oorzaak kan accidenteel of niet-accidenteel zijn. Forse krachten op het hoofd kunnen geleid hebben tot een zwelling van de hersenen en epileptische activiteit, wat kan hebben bijgedragen aan de hersenschade. Een forse krachtsinwerking op het hoofd met of zonder impact kan als mogelijkheid overwogen worden. Een dergelijke krachtsinwerking zonder impact kan ontstaan bij een heftig schudincident of bij een verkeersongeval waarbij een voertuig (meermaals) over de kop slaat. Een forse krachtsinwerking met impact kan bijvoorbeeld een val van (grote) hoogte zijn. [15]
-
Bloedingen langs de hersenen en in de hersenkamer
Bloedingen onder het harde hersenvlies ontstaan als de zogenaamde ankervenen of brugvenen (af)scheuren. Ankervenen kunnen scheuren als sprake is van herhaalde stevige voor-achterwaartse (en waarschijnlijk ook rotatoire) bewegingen van het hoofd. Deze bewegingen kunnen optreden bij heftig repeterende acceleratie-deceleratie krachten (zoals bij een schudincident) of bij forse impact op of tegen het hoofd of een combinatie van beide. [16] Ter terechtzitting van 12 mei 2023 heeft Karst aangegeven dat hij geen goede keuze kan maken tussen fors schudden of forse krachtsimpact of beide. Op basis van medische bevindingen kan hij geen onderscheid maken. [17]
De deskundigen concluderen dat de bloeduitstortingen onder het harde hersenvlies, afzonderlijk beschouwd,
veel waarschijnlijkerzijn bij een forse krachtsinwerking dan bij gebruikelijke huis-, tuin- en keukenongevallen, bij normaal uitgevoerde verzorgingshandelingen en/of bij een medische aandoening. De geboorte kan als oorzaak uitgesloten worden geacht. Verder zijn de bloeduitstortingen onder het harde hersenvlies, uitgaande van een forse krachtsinwerking en afzonderlijk beschouwd,
iets waarschijnlijkeronder de hypothese van niet-accidentele dan onder de hypothese van accidentele krachtsinwerking. Bloeduitstortingen onder het spinnenwebvlies zijn
ongeveer even waarschijnlijkonder de hypothese van niet-accidentele, als onder de hypothese van accidentele krachtsinwerking. De bloeding in de hersenkamer kan een gevolg zijn van bloed onder het spinnenwebvlies dat terugloopt de hersenkamers in. [18]
-
Ribbreuken
Ribbreuken ontstaan doorgaans door een directe krachtsinwerking of door compressie. De aanwezigheid van meerdere ribbreuken, beiderzijds, is sterker gerelateerd aan een niet-accidentele oorzaak dan een enkele ribbreuk. Volgens de deskundigen zijn forse krachten nodig voor het ontstaan van ribbreuken bij kinderen, nu in studies naar de gevolgen van reanimatiehandelingen bij (gecombineerd) 1625 kinderen niet eenmaal een ribbreuk aan de achterzijde van de borstkas is geconstateerd.
De deskundigen achten de ribbreuken op grond van aanwezigheid, aantal en locatie
waarschijnlijkeronder de hypothese van een niet-accidentele krachtsinwerking, dan onder de hypothese van accidentele krachtsinwerking.
-
Huidletsels
Onderhuidse bloeduitstortingen (blauwe plekken) zijn bij niet-mobiele kinderen relatief zeldzaam. In algemene zin zijn onderhuidse bloeduitstortingen op de leeftijd van [slachtoffer] en op de beschreven locaties
(minimaal) waarschijnlijkeronder de hypothese van niet-accidentele krachtsinwerking dan onder de hypothese van accidentele krachtsinwerking. [19]
-
Combinatie van hersenletsel, ribbreuken en bloeduitstortingen
Bij [slachtoffer] was op en vanaf 12 februari 2022 sprake van hersenletsel met ademhalingsproblemen, bewustzijnsvermindering en trekkingen. Bij onderzoek was sprake van bloeduitstortingen langs de hersenen, van ribbreuken van verschillende ouderdom en van huidletsels. De bloeduitstortingen langs de hersenen, de huidletsels en de bevindingen van radiologisch onderzoek kunnen gebruikt worden om de oorzaak voor de hersenschade te herleiden. [20] De deskundigen achten de combinatie van bevindingen
veel waarschijnlijkeronder de hypothese van een (zeer) forse krachtsinwerking (te weten een forse impact tegen het hoofd en/of een heftig schudincident) dan bij een eenvoudige val, bij een medische aandoening en/of bij gebruikelijke verzorgingshandelingen. De combinatie van medische bevindingen is daarbij
waarschijnlijkeronder de hypothese van een niet-accidentele, dan onder de hypothese van een accidentele (zeer) forse krachtsinwerking. [21]
Tussenconclusie van de rechtbank
De rechtbank gaat uit van de conclusies van de deskundigen en neemt deze conclusies over. Op grond van de bevindingen van de deskundigen stelt de rechtbank vast dat het letsel bij [slachtoffer] vanuit een medische oorzaak of door de geboorte kan worden uitgesloten. Ook stelt de rechtbank vast dat het letsel van [slachtoffer] het gevolg moet zijn geweest van een (zeer) forse krachtsinwerking (accidenteel of niet-accidenteel). Door zowel verdachte als vader is geen incident beschreven dat het ernstige letsel van [slachtoffer] kan verklaren. Gelet daarop kan van een accidentele krachtsinwerking geen sprake zijn geweest.
De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat er op 12 februari 2022 bij de toen vier weken oude [slachtoffer] sprake was van toegebracht letsel, waardoor een acute klinische noodsituatie is ontstaan. Of dit letsel is toegebracht door een zogenoemd schudincident dan wel door een forse impact op het hoofd of een combinatie van beide, kan de rechtbank niet vaststellen.
Tijdstip toebrengen letsel?
Voor het vaststellen van (de mate van) betrokkenheid van verdachte en/of vader bij het toebrengen van het letsel is het van belang om vast te stellen wanneer het letsel is toegebracht.
Vaststaat dat verdachte en vader samen met [slachtoffer] in de woning zijn op het moment dat verdachte112 belt omdat [slachtoffer] slap werd/wegviel op de arm van vader. Verdachte en vader geven geen verklaring voor het slap worden/wegvallen. Op basis van hun verklaringen kan niet worden vast gesteld wanneer het letsel aan [slachtoffer] is toegebracht.
De deskundigen concluderen dat bij [slachtoffer] sprake was van een acute klinische noodsituatie met bewustzijnsvermindering en ademhalingsproblemen bij een tot die tijd normaal functionerend kind. Voorafgaande aan de klinische verschijnselen moet sprake geweest zijn van een forse krachtsinwerking op het hoofd. Direct na de krachtsinwerking moet sprake zijn geweest van (al dan niet direct gesignaleerde) verschijnselen. Hierbij moet gedacht worden aan een tijdspanne tussen het incident en de klinische verschijnselen van maximaal enkele seconden. [22] Gelet op het nadien geconstateerde hersenletsel is de krachtsinwerking zo fors geweest dat [slachtoffer] daarna niet meer normaal kon functioneren.
Karst heeft in aanvulling op de eerder opgemaakte forensisch medische rapporten ter terechtzitting van 12 mei 2023 verklaard dat bij ernstig hersenletsel, waarbij het gevolg is dat er een acute klinische noodsituatie ontstaat met verschijnselen zoals ademhalingsproblemen en slapte, binnen de medische wereld geen discussie is over het tijdstip van het ontstaan van de uitvalsverschijnselen. Deze uitvalsverschijnselen ontstaan gelijk of aansluitend op de (forse) krachtsinwerking. Dit is volgens Karst medisch gezien verklaarbaar, maar wordt ook onderschreven door studies naar schudhandelingen. [23] De literatuur geeft geen enkele casus aan die bij dit soort kracht een vertraagde reactie met uitvalsverschijnselen geeft.
Het veroorzakend mechanisme (de krachtsinwerking) moet in de tijd geplaatst worden na het laatste moment van normaal functioneren en vlak voor het optreden van de ernstige klinische verschijnselen, aldus Karst. [24]
Tussenconclusie rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat op basis van de bevindingen van de deskundigen kan worden vastgesteld dat het letsel kort, maximaal enkele seconden, voor het moment van slap worden/wegvallen van [slachtoffer] op 12 februari 2022 moet zijn toegebracht.
Toegebracht door vader
Door vader is onder meer verklaard dat hij [slachtoffer] huilend van verdachte aangereikt heeft gekregen op12 februari 2022. Hij heeft haar vervolgens willen troosten en is met haar door het huis gelopen. Dit ging volgens hem een beetje dansend, schuifelend en schaatsend. [slachtoffer] lag toen met haar gezicht over zijn schouder en hij ondersteunde haar billen. Op het moment dat hij bij de eettafel kwam, voelde hij dat het gezicht van [slachtoffer] in zijn nek viel en dat ze ineens slap werd. Haar benen en armen waren slap en [slachtoffer] had haar ogen dicht. Vader heeft daarop gereageerd door [slachtoffer] – naar eigen zeggen – licht te schudden. Volgens vader werd [slachtoffer] voor zijn gevoel onwel 30 á 40 seconden nadat hij haar van verdachte aangereikt heeft gekregen.
Verdachte heeft over dit onwel worden van [slachtoffer] onder meer verklaard dat vader haar heeft overgenomen toen zij heel erg huilerig was. Hij is met [slachtoffer] door de kamer gaan lopen. Opeens hoorde verdachte niets meer en is zij naar [slachtoffer] en vader toegerend. Zij zag dat [slachtoffer] wegviel, heeft haar armpje opgetild, maar er kwam geen reactie. Toen heeft zij 112 gebeld.
Van een mogelijk alternatief scenario waarin verdachte [slachtoffer] krachtig heeft geschud, dan wel een forse impact op haar hoofd heeft toegebracht – terwijl zij boven waren –, zoals door de raadsman van vader is gesteld, is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake. Door Karst is aangegeven dat er in de medische wereld geen discussie is over het ontstaan van de uitvalsverschijnselen. De tijdspanne tussen het incident en de klinische verschijnselen die gegeven is door forensisch artsen Karst en Duijst is die van
maximaal enkele seconden.Daarmee is een alternatief scenario zoals geschetst uitgesloten. Ook is gelet op die tijdspanne uitgesloten dat de moeder van [slachtoffer] de geweldshandelingen heeft gepleegd. Vader heeft immers zelf verklaard dat hij [slachtoffer] overgedragen heeft gekregen van verdachte en dat hij met [slachtoffer] door de kamer is gelopen om haar te troosten. [slachtoffer] is volgens hem na 30 à 40 seconden onwel geworden op zijn schouder en vervolgens zijn de uitvalsverschijnselen ingetreden. Gelet daarop is de rechtbank van oordeel dat vader de persoon is geweest die op 12 februari 2022 in Ommen forse kracht op het hoofd van [slachtoffer] heeft uitgeoefend en/of [slachtoffer] krachtig heen en weer heeft geschud waardoor ernstig hersenletsel is ontstaan.
Medeplegen?
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
De rechtbank is van oordeel dat het procesdossier en de daarmee gegeven bewijsmiddelen onvoldoende aanknopingspunten geven om de betrokkenheid van verdachte in de rol van medepleger wettig en overtuigend bewezen te verklaren. De rechtbank spreekt verdachte vrij van het onder 1 ten laste gelegde.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde
Uit de hiervoor in r.o. 3.3 beschreven inleiding komt naar voren dat [slachtoffer] op 12 februari 2022 in het ziekenhuis wordt opgenomen met ernstig hoofd- en hersenletsel, blauwe plekken en meerdere ribbreuken. Verdachte heeft altijd ontkend dat zij de persoon is geweest die voornoemd letsel aan [slachtoffer] heeft toegebracht. Als [slachtoffer] op 1 maart 2022 uit het ziekenhuis komt, is Veilig Thuis betrokken bij het gezin. Na tweeënhalve maand stopt dit traject op 18 mei 2022. In een telefonisch gesprek met de kinderneuroloog op 19 mei 2022 krijgt verdachte het advies om bij onverklaard spugen, minder helder zijn van [slachtoffer] of “sunset eyes” contact op te nemen met het UMCG. [25] Op 30 mei 2022 wordt [slachtoffer] opnieuw opgenomen in het ziekenhuis. Dit keer met ernstig (ano)genitaal bloedverlies, (ano)genitaal letsel en opnieuw ribbreuken.
Verdachte heeft over de periode na 1 maart 2022 tot de ziekenhuisopname van 30 mei 2022 onder meer verklaard:
Met betrekking tot de blauwe plekken
“(…)
Er waren wel signalen natuurlijk dat er iets niet goed was maar wat?
V: Welke signalen zag je?
A: Ze zag er natuurlijk niet uit. Ze had allemaal plekjes in haar gezicht die ik ook besproken heb op het bureau en in Groningen. Ik had geen signalen van de onderkant maar wel dat ik dacht; Wat is er toch? Niet de vinger erop kunnen leggen. Wel onbewust alle mensen op de goede plek hebben voordat je weggaat, dat is toch niet goed.
V: Als je terugkijkt, wat voor vermoeden had je dan?
A: Dit niet. Ik had het gevoel dat het niet lekker gaat met die twee. Ik had nog het idee dat het vanzelf wel kwam. Ik heb op het consultatiebureau die maandag ervoor nog gezegd alsof het lijkt dat ze zwaar mishandeld werd(…) [26]
Ja, ik weet van mijzelf dat ik goed voor haar ben en dat de plekjes bij [slachtoffer] ontstaan zijn op de momenten dat ik er niet was.(…) [27]
Op 28 mei 2022 ben ik naar het centrum geweest. [slachtoffer] lag toen in de box en bij terugkomst lag zij in de box met andere kleding aan. [medeverdachte] heeft toen inderdaad gezegd dat zij gespuugd had. Ik heb gevraagd waar het boxkleed was en heb het boxkleed in de was gedaan.(…) [28]
Ik heb bewust tot ‘s avonds gewacht, zodat ik veilig boodschappen kon doen. Ik ben een half uur weggeweest. Toen ik thuiskwam zat ze beneden. Ik vond dit vreemd. Als [slachtoffer] slaapt, slaapt ze. Ik heb haar weer naar bed gebracht. De volgende dag haalde ik haar uit bed en toen zag ik dat er een adertje geknapt was. En een vlekje hier, vlekje daar. [29]
Op 23 mei 2022 is verdachte met [slachtoffer] naar het consultatiebureau geweest. Daar is onder meer gesproken over de plekjes in het gezicht van [slachtoffer] . De jeugdarts en jeugdverpleegkundige hebben aangegeven dat verdachte contact moest opnemen met het UMCG. Verdachte heeft dit gedaan en kreeg van de neuroloog te horen dat de verkleurde plekjes in het gezicht en de bloeduitstorting in het hoofd geen verband hielden met de druk in het hoofd en het neurologische beeld. [30]
Verdachte heeft
met betrekking tot de bebloede luiersonder meer verklaard:
“(…)
V: Wanneer heb je voor het eerst bloed in de luier van [slachtoffer] gezien?
A: Toen ze net geboren was zat de week erna ook al wat bloed in haar luier maar ze zeiden dat dit kan.(…)
Het is meer van de laatste tijd dat ik het zag, dat was dan ongeveer 1 keer in de week(…)
V: Wanneer heb je dat voor het eerst gezien?
A: Sowieso in de eerste weken niet. Meer van de laatste maand anderhalve maand voor 30 mei 2022.
V: Als jij dat zag, waar kwam het bloed dan vandaan?
A: Het was vaak vermengt met ontlasting(…)
V: Besprak je dat altijd met [medeverdachte] ?
A: Alles wat ik zag besprak ik met hem.
V: Wat was zijn reactie dan?
A: Dat hij met verschonen iets te hardhandig is geweest. Ruw geweest.(…) [31]
Het klopt dat ik voorlichting heb gehad over premenstrueel bloed bij baby’s.(…)
Op 28 mei 2022 ben ik naar het centrum geweest. [slachtoffer] lag toen in de box en bij terugkomst lag zij in de box met andere kleding aan. [medeverdachte] heeft toen inderdaad gezegd dat zij gespuugd had. Ik heb gevraagd waar het boxkleed was en heb het boxkleed in de was gedaan. [32] (…)
Op maandag 30 mei 2022(…)
Rond 16:30 uur is haar luier verschoond door [medeverdachte](…)
Voordat wij met [slachtoffer] gingen douchen, zag ik een druppel bloed in haar luier en heb ik gevraagd aan [medeverdachte] of dit er al eerder was. [medeverdachte] zei toen dat hij misschien hardhandig sudocrème had aangebracht. Ze was toen vies zei hij en had haar onder de kraan schoongemaakt. [33] (…)
A: Dat is ook op die maandag 30 mei geweest.
V: Is het daarvoor ook voorgekomen dat [medeverdachte] het kontje van [slachtoffer] onder de kraan deed?
A: Een keer of 4 in de 2 maanden voor 30 mei.
V: Hoe kwam jij daarachter?
A: Ik vond een hele natte doek in de wasmand, en [medeverdachte] zei dan dat hij het goed schoon moest
maken door bloed of ontlasting.
V: Hoe zag de handdoek eruit die je vond?
A: Nat, maar ik heb weleens een handdoek gehad waar wat bloed in zat.
V: Even terug naar maandag 30 mei, wanneer deed [medeverdachte] het kontje van [slachtoffer] onder de kraan?
A: Ik was beneden bezig met het eten en ik vond sowieso al dat het lang duurde. Ik hoorde de kraan aangaan en ben gaan kijken. Het was bij de wastafel in de badkamer, de rechter. Hij waste het kontje van [slachtoffer] .
V: Hoe had hij [slachtoffer] dan vast?
A: Haar gezicht naar [medeverdachte] toe en dan haar billen onder de kraan. Hij draaide haar dan ook zodat haar billen en vagina onder de kraan werden schoongespoeld. [34] (…)
(op 30 mei 2022 rond 19:20 uur)
[medeverdachte] liep met [slachtoffer] achter mij aan en toen zag ik een druppel bloed aan het beentje van [slachtoffer] . Ik dacht wat is dat en veegde het weg. En toen zag ik ook de luier. Ik kon zien dat de luier helemaal vol zat en het was heel donker. We hebben haar op het aankleedkussen gelegd en de luier opengedaan. Ik schrok me rot. Ik zag een luier helemaal vol met bloed en ontlasting(…)
Ik heb haar verschoond, een nieuwe luier omgedaan.(…)
Ik zat in dubio met wat we moesten doen.(…)
We hebben [slachtoffer] weer in bed gelegd en [medeverdachte] en ik zijn samen naar beneden gelopen omdat mijn telefoon nog beneden lag.
(…)
Ik ben naar [slachtoffer] gegaan en zag dat de luier net zo hard weer volliep met bloed.(…)
Ik zag dat de luier van [slachtoffer] opnieuw helemaal doorweekt was met bloed. [35]
Op 5 juni 2022 heeft verdachte over het wassen onder de kraan verklaard:
“(
)
Af en toe hoorde ik ook wel eens de kraan boven aan gaan. Ik liep dan naar boven om te kijken wat er was en zag ik dat hij haar kont onder de kraan hield. Dan zei hij dat het weer zo heftig bloedde. [36]
Op 28 mei 2022 zijn er op de iPad van vader de volgende zoektermen aangetroffen:
- 15:17:33 baby in shock symptoms;
- 15:17:38 baby in shock;
- 15:18:10 hypovolemische shock kind.
Verdachte heeft erkend dat zij op deze zoektermen gezocht heeft. [37]
Verdachte heeft over het gedrag van vader verklaard dat hij wel vaker hardhandig was met [slachtoffer] . [38] Ook heeft verdachte gezien dat vader zijn hand eens volledig over de mond van [slachtoffer] deed en: “
Stil nou” zei. [39]
Wettelijk kader van artikel 255 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr)
Op grond van artikel 1:247, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) had verdachte, als degene die het ouderlijk gezag had over haar minderjarige kind, de plicht haar minderjarige kind te verzorgen en op te voeden. In artikel 1:247, tweede lid, BW staat vermeld dat onder de verzorging en opvoeding mede wordt verstaan de zorg en de verantwoordelijkheid voor het geestelijk en lichamelijk welzijn en de veiligheid van het kind, alsmede het bevorderen van de ontwikkeling van zijn persoonlijkheid. Ook is in dat lid bepaald dat de ouders in de verzorging en opvoeding van het kind geen geestelijk of lichamelijk geweld of enige andere vernederende behandeling mogen toepassen.
Uit het voorgaande kan worden afgeleid dat verdachte en vader gedurende de
tenlastegelegde periode krachtens de wet verplicht waren tot onderhoud en verzorging van
hun dochter [slachtoffer] .
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of het verdachte in strafrechtelijke zin kan worden verweten dat zij [slachtoffer] in een hulpeloze toestand heeft gebracht of gelaten. Van een hulpeloze toestand in de zin van artikel 255 Sr kan worden gesproken als sprake is van een concreet gevaar voor de gezondheid of het leven van degene tot wiens verzorging de verdachte verplicht is. Daarvan kan sprake zijn als medische hulp wordt onthouden wanneer die hulp wel noodzakelijk is, maar ook als een zorgplichtige de mishandeling van een van zorg afhankelijk persoon (hier: een kind) laat voortduren. Daarvoor is vereist dat de zorgplichtige weet dat haar kind in een situatie verkeerde waarin zij werd mishandeld. Voor een bewezenverklaring moet voldoende komen vast te staan dat verdachte op zijn minst genomen voorwaardelijk opzet had op het laten bestaan van de hulpeloze toestand. Vereist is dus dat verdachte op de hoogte was van het feit dat [slachtoffer] in hulpeloze toestand verkeerde en onvoldoende heeft gedaan om deze hulpeloze toestand te beëindigen.
Uit de hiervoor genoemde verklaringen van verdachte komt naar voren dat zij –
na de ziekenhuisopname op 12 februari 2022– over een langere periode meerdere malen blauwe plekken, bloeduitstortingen en bloed in de luiers van [slachtoffer] heeft gezien. Daarnaast heeft zij meerdere malen gezien dat vader “
haar kont onder de kraan hield. Dan zei hij dat het weer zo heftig bloedde”. Dit letsel en het bloed in de luiers hebben plaatsgevonden nadat een kinderarts in februari 2022 melding heeft gemaakt van een vermoeden van kindermishandeling en nadat Veilig Thuis aangifte heeft gedaan van kindermishandeling. Zij wist dat haar echtgenoot als verdachte was aangemerkt van de kindermishandeling. Verdachte heeft altijd verklaard dat zij geen letsel heeft toegebracht aan [slachtoffer] . Daarnaast heeft zij verklaard dat de plekjes in het gezicht van [slachtoffer] altijd ontstonden als zij weg was. Zij heeft tevens verklaard dat zij ‘s avonds, als [slachtoffer] op bed lag, “veilig boodschappen kon doen”.
Ook is verdachte door de kraamverzorgster geïnformeerd over het fenomeen premenstrueel bloed en heeft zij gehoord van de neuroloog dat de blauwe plekken en de bloeduitstorting in het oog van [slachtoffer] niet gerelateerd waren aan het eerdere op 12 februari 2022 ontstane hoofdletsel. Daar komt bij dat verdachte heeft verklaard dat zij het gedrag van vader met [slachtoffer] heeft beschreven als hardhandig en dat zij ook heeft waargenomen dat hij met zijn hand [slachtoffer] ’s mond bedekte.
Ook het constateren van bloed in de luiers van [slachtoffer] kan de rechtbank niet anders opvatten dan dat daarbij gevaar dreigde voor de gezondheid van [slachtoffer] . Bij een baby van een paar maanden oud is dit – ongeacht de hoeveelheid bloed – immers altijd een reden om advies bij een medisch deskundige in te winnen. Verdachte heeft dit niet gedaan en heeft zelfs niet met haar vrienden en/of familie gesproken over het bloed in de luiers van [slachtoffer] . Zelfs wanneer [slachtoffer] op 30 mei 2022 om 19:20 uur spuugt en een bij het kruis met bloed doordrenkte romper en luier [40] heeft, waarbij er ook bloed langs het beentje van [slachtoffer] stroomt, legt verdachte [slachtoffer] met een schone luier terug in haar ledikantje. Verdachte belt niet direct met een arts en/of het UMCG, ondanks het feit dat de kinderneuroloog haar op 18 mei 2022 had gezegd om (in ieder geval) bij onverklaarbaar spugen direct contact op te nemen met het UMCG. Pas tijdens de verhoren bij de politie heeft verdachte melding gemaakt van het feit dat zij wel vaker bloed in de luier van [slachtoffer] had gezien en dat vader ook meerdere malen tegen haar heeft gezegd dat [slachtoffer] bloedde en bloed in haar luier had aangetroffen.
Als moeder van [slachtoffer] had verdachte de rechtsplicht om in te grijpen en hulp in te schakelen voor [slachtoffer] . Aan die plicht heeft verdachte niet voldaan. Zij heeft [slachtoffer] niet aan het mishandelen en seksueel binnendringen door vader onttrokken en ook heeft zij niet (tijdig) de juiste medische of andere hulp en zorg ingeschakeld. Daartoe was zij naar het oordeel van de rechtbank wel in de gelegenheid. Zij ging meerdere malen naar het consultatiebureau, de huisarts, had (bel)afspraken met de kinderneuroloog en kwam in het UMCG. Maar daarnaast was er ook contact met Veilig Thuis tot 18 mei 2022.
Door niet tijdig adequaat in te grijpen heeft de verdachte op zijn minst genomen willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat door het handelen van vader en door haar eigen nalatigheid, haar dochter een groot risico liep.
Zwaar lichamelijk letsel ten gevolg hebbend
In verband met het letsel aan het (ano)genitaal is [slachtoffer] meermalen geopereerd. Het letsel wordt als het meest ernstige op de schaal van Mukwege (voor ernst van genitaal letsel) beschouwd. Volgens de behandelend artsen is het genitaal van [slachtoffer] zodanig beschadigd dat zij in de toekomst geen kinderen langs de natuurlijke weg zal kunnen krijgen. Of zij in de toekomst volledig continent (voor ontlasting) zal zijn, is op dit moment niet te bepalen. Extern zal het letsel waarschijnlijk uiteindelijk genezen. De littekens zullen zich intern bevinden. De genezing zal geruime tijd in beslag nemen en in de toekomst zijn nog (herstel)operaties nodig. [41] Voorgaand letsel kwalificeert de rechtbank als zwaar lichamelijk letsel.
Dit alles maakt dat de verdachte [slachtoffer] opzettelijk in een hulpeloze toestand heeft gebracht en gelaten, waardoor zij zwaar lichamelijk letsel ((ano)genitaal letsel) heeft opgelopen. Verdachte heeft zich daardoor schuldig heeft gemaakt aan het onder 2 ten laste gelegde.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de hiervoor opgegeven bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
2
zij in de periode van 1 maart 2022 tot en met 30 mei 2022 te Ommen, (telkens) opzettelijk haar kind, [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] 2022, tot wiens onderhoud, verpleging of verzorging zij, verdachte, krachtens wet of overeenkomst verplicht was, in een hulpeloze toestand heeft gebracht en/of heeft gelaten, immers heeft zij, verdachte, met dat opzet, terwijl zij, verdachte, wist, dat haar, verdachtes, echtgenoot ( [medeverdachte] ), voornoemde [slachtoffer] pijn en/of letsel toebracht niet, althans niet tijdig, ingegrepen en voornoemde [slachtoffer] niet in een veilige situatie gebracht, en met die [slachtoffer] in de woning bij haar echtgenoot, genoemde [medeverdachte] , blijven wonen en genoemde [slachtoffer] , met genoemde [medeverdachte] alleen gelaten, zodat het toebrengen van pijn en letsel door genoemde [medeverdachte] jegens voornoemde [slachtoffer] kon voortduren, welk feit zwaar lichamelijk letsel (ano)genitaal letsel) ten gevolge heeft gehad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte onder 2 meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij haar daarvan zal vrijspreken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 255 en 257 Sr. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 2
het misdrijf:
opzettelijk iemand tot wiens onderhoud, verpleging of verzorging zij krachtens wet of overeenkomst verplicht is, in een hulpeloze toestand laten, terwijl dit zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft.

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft – gelet op de verantwoordelijkheid die verdachte als moeder had om in te grijpen – gevorderd aan verdachte een gevangenisstraf van 12 maanden op te leggen, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. Hiervan moet het voorarrest afgetrokken worden.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte al veel verloren heeft naar aanleiding van deze strafzaak. Haar dochter is uit huis geplaatst en zij is haar familie kwijtgeraakt. De reclassering heeft benadrukt dat het belangrijk is dat verdachte haar werk kan behouden. Dit verenigt zich niet met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan de duur van het ondergane voorarrest, eventueel gepaard met een voorwaardelijke deel is daarom afdoende.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Ernst van het feit
Verdachte heeft zich gedurende drie maanden schuldig gemaakt aan het in hulpeloze toestand laten en brengen van haar (destijds) paar maanden oude dochter [slachtoffer] . Haar dochter is de eerste maanden van haar leven ernstig mishandeld door haar vader en ook heeft hij handelingen bij haar verricht die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van haar lichaam, waardoor [slachtoffer] zeer ernstig letsel opgelopen heeft. [slachtoffer] is tweemaal bijna overleden door het handelen van haar vader, verdachtes (toenmalige) echtgenoot. Verdachte heeft verzuimd adequaat in te grijpen of hulp te zoeken om haar eigen dochter [slachtoffer] hiertegen te beschermen. Dit terwijl er meerdere signalen waren dat zij in gevaar verkeerde.
Kindermisbruik en -mishandeling hebben grote gevolgen voor het zelfvertrouwen en het gevoel van veiligheid van een kind. Een kind dat zich juist bij haar ouders veilig zou moeten voelen. Slachtoffers hebben vaak nog hun hele leven last van de negatieve gevolgen van dergelijk gewelddadig handelen. Door de strafbare feiten die door de vader van [slachtoffer] zijn gepleegd, maar ook door het niet ingrijpen van verdachte is [slachtoffer] al op de leeftijd van vijf maanden in een pleeggezin geplaatst. De rechtbank rekent het verdachte aan dat zij haar dochter gedurende het prille begin van haar leven niet de geborgenheid en veiligheid heeft geboden die zij nodig had.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie betreffende verdachte van 8 januari 2024. Hieruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld.
Verdachte is zes weken door het Pieter Baan Centrum (hierna: het PBC) geobserveerd.
Het PBC heeft in haar rapport van 26 januari 2024 geconcludeerd dat verdachte een 31-jarige vrouw is met een gemiddelde intelligentie, bij wie geen aanwijzingen zijn voor een psychische stoornis of enige andere stoornissen. Verdachte heeft een besef van pro sociale normen en waarden en handelt daar voor zover bekend ook naar. Zij heeft een zelfstandig leven opgebouwd, waarbij zij op alle leefgebieden goed functioneert. Vanuit haar persoonlijkheid is verdachte sterk geneigd om zich sociaal wenselijk op te stellen. Zij is gericht op anderen en streeft daarbij naar harmonie. Zij is stevig gestructureerd en haar impulscontrole is intact. Er is sprake van een goede frustratietolerantie en emotieregulatie. Het zicht op haar eigen gevoelsleven ontbreekt deels. Maar dit is niet dusdanig dat dit uitmondt in een stoornis. De onderzoekers hebben de “nagebootste stoornis opgedrongen aan iemand anders” (voorheen ook wel het Syndroom van Münchhausen bij proxy genoemd) niet kunnen uitsluiten noch onderbouwen. Ook kunnen de onderzoekers niet met zekerheid concluderen dat zij volledig zicht heeft gekregen op het psychisch functioneren van verdachte.
Door de reclassering is op 17 januari 2023 en aanvullend op 23 januari 2024 gerapporteerd. Uit deze rapporten komt naar voren dat de reclassering een stabiel en pro sociaal beeld bij verdachte ziet. Zij heeft zelf hulpverlening georganiseerd, is nog altijd werkzaam als apothekersassistente en woont sinds de echtscheiding bij haar ouders. De reclassering heeft – mede gelet op de ontkennende houding van verdachte – geen aanknopingspunten voor een plan van aanpak.
Strafoplegging
Gezien de ernst van het gepleegde feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank rekent de verdachte het hiervoor omschreven handelen ernstig aan. Daarbij weegt de rechtbank in het bijzonder mee dat verdachte haar plicht als moeder richting een zeer kwetsbare jonge baby om haar te beschermen niet heeft vervuld. Doordat verdachte niet heeft ingegrepen, is [slachtoffer] al vanaf de leeftijd van vijf maanden in een pleeggezin geplaatst. De rechtbank gaat er bij het bepalen van de strafmaat van uit dat het handelen van verdachte haar volledig kan worden toegerekend nu geconcludeerd is dat zij niet lijdt aan een stoornis van haar geestvermogens.
Alles afwegende zal de rechtbank een straf conform de eis van de officier van justitie opleggen. Een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. Daarvan zal het door verdachte ondergane voorarrest afgetrokken moeten worden. Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.
De rechtbank zal de schorsing van de voorlopige hechtenis voort laten duren.

7.De schade van benadeelde

7.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer] heeft zich – via bijzonder curator mr. [curator 1] – als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 172.245,29 [honderdtwee en zeventigduizend tweehonderd vijfenveertig euro en negenentwintig eurocent], te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan. De gevorderde materiële schade bestaat uit de post “medisch advies Specialistisch Medisch Advies Slachtoffers (SMAS)” en bedraagt € 4.245,29.
Ter vergoeding van immateriële schade wordt een bedrag van € 168.000, - gevorderd, waarbij is verzocht dit bedrag bij toewijzing te laten storten op een speciale BEM-rekening.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het gevorderde bedrag inclusief wettelijke rente toegewezen kan worden.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair betoogd dat [slachtoffer] niet-ontvankelijk verklaard moet worden voor wat betreft de gevorderde immateriële schade, gelet op de bepleite vrijspraak. Subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat niet vastgesteld kan worden voor welk deel van de immateriële schade verdachte verantwoordelijk is. In dat kader heeft de raadsman ook opgemerkt dat de vordering niet hoofdelijk toegewezen moet worden, vanwege het aanzienlijke verschil in de rol van verdachte en die van vader.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
Materiële schade
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door de bewezenverklaarde feiten rechtstreeks schade heeft toegebracht aan [slachtoffer] . De opgevoerde materiële schadepost is niet betwist en voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal het gevorderde daarom geheel toewijzen.
Immateriële schade
Gelet op de inhoud van het medische advies is komen vast te staan dat [slachtoffer] schade heeft geleden door het bewezenverklaarde feit. In het rapport wordt duidelijk omschreven dat [slachtoffer] naast ribbreuken, blauwe plekken en bloeduitstortingen, ernstig (ano)genitaal letsel heeft opgelopen door het door haar vader toegepaste geweld en het meermalen gewelddadig seksueel binnendringen. Ook is de verwachting dat zij in de toekomst van dit (ano)genitale letsel de nodige problemen van zal ondervinden. Of er sprake is van hersenletsel zal in de toekomst moeten blijken. Daarnaast levert kindermishandeling, waaronder seksueel misbruik op de korte maar zeker ook op de lange termijn psychische gevolgen op voor slachtoffers. Het laat littekens achter in het zich ontwikkelende kinderbrein. De exacte omvang van de immateriële schade staat weliswaar nu nog niet vast, maar vaststaat dat er een zeer ernstige (zo niet de meest ernstige die er bestaat) normschending heeft plaatsgevonden. Door het niet ingrijpen heeft verdachte bijgedragen aan het in standhouden van dit toegepaste geweld en heeft zij door niet in te grijpen niet voorkomen dat [slachtoffer] 30 mei 2022 opnieuw bijna gedood is door haar vader. Verdachte heeft gelet daarop samen met de vader van [slachtoffer] een onrechtmatige daad gepleegd en zijn beiden verantwoordelijk voor de gevorderde schade.
De rechtbank zal gebruik maken van haar bevoegdheid om de omvang van de schade naar billijkheid vast te stellen. Zij stelt de schade vast op het gevorderde bedrag van € 168.000,00. Dit bedrag komt de rechtbank niet onredelijk voor en is in lijn met de aangehaalde uitspraken. De rechtbank zal de vordering dan ook toewijzen.
De verdachte is voor de schade naar burgerlijk recht met zijn mededaders hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat de verdachte tegenover de benadeelde partij voor het hele bedrag aansprakelijk is.
BEM-rekening
De rechtbank zal bepalen dat de als gevolg van deze uitspraak te betalen schadevergoeding zal worden gestort op een ten behoeve van [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum 2] 2022) en te openen rekening met een zogenoemde BEM-clausule. Een dergelijke BEM-clausule is bedoeld ter bescherming van de belangen van de minderjarigen. De minderjarigen en hun wettelijke vertegenwoordigers kunnen aldus slechts met toestemming van de kantonrechter over het vermogen van ieder van de minderjarige beschikken tot zij achttien jaar is.
7.5
De schadevergoedingsmaatregel
[slachtoffer] heeft verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens [slachtoffer] naar burgerlijk recht (mede) aansprakelijk is voor de schade die door de bewezenverklaard feiten is toegebracht.
Als door de verdachte niet volledig wordt betaald, kan deze verplichting worden aangevuld met 365 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op het hiervoor genoemde wetsartikel. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen en 14a, 14b en 14c Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt haar daarvan vrij;
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt haar daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
feit 2:
het misdrijf: opzettelijk iemand tot wiens onderhoud, verpleging of verzorging zij krachtens wet of overeenkomst verplicht is, in een hulpeloze toestand laten, terwijl dit zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 2 bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
12 (twaalf) maanden;
- bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van
6 (zes) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien verdachte voor het einde van de
proeftijd van 2 (twee) jarende navolgende algemene voorwaarde niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
schadevergoeding
- wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] , vertegenwoordigd door mr. [curator 1] , toe tot een bedrag van € 172.245,29 (bestaande uit € 4.245,29 materiële schade en € 168.000,00 immateriële schade);
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van
€ 172.245,29, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 maart 2022
met dien verstande dat als en voor zover al door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- bepaalt dat de als gevolg van deze uitspraak te betalen schadevergoeding zal worden gestort op een ten behoeven van [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum 2] 2022) te openen rekening met een BEM-clausule;
- legt de
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van de bewezen verklaarde feit en tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 172.245,29, (zegge: honderdtwee en zeventigduizend tweehonderd vijfenveertig euro en negenentwintig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 maart 2022 ten behoeve van de benadeelde partij, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 365 dagen kan worden toegepast, een en ander voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. van Holten, voorzitter, mr. S.K. Huisman en mr. L.M.B. Soppe, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.E. Doornwaard en F. Dussel Msc, griffiers, en is in het openbaar uitgesproken op 20 februari 2024.
Buiten staat
Mr. L.M.B. Soppe is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie-eenheid Oost-Nederland met BOLDERIK / ON1R022014 BVH PL0600-2022071803 Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Map 3, pagina 448.
3.Map 3, pagina 443.
4.Map 1, pagina 12.
5.Map 1, pagina 7 van het relaas, 2e alinea.
6.Forensisch medische letselrapportage van 11 januari 2023, opgemaakt door W. Duijst en W.A. Karst, pagina 6, 4e en 5e alinea, forensisch medische letselrapportage van 14 juni 2023, opgemaakt door W. Duijst, pagina 3, 2e alinea.
7.Map 1, pagina 264, laatste alinea.
8.Map 1, pagina 34 en 35.
9.Forensisch medische letselrapportage van 11 januari 2023, opgemaakt door W. Duijst en W.A. Karst, pagina 19.
10.Map 1, pagina 33.
11.Forensisch medische letselrapportage van 14 juni 2022, opgemaakt door W. Duijst, pagina 3, 2e alinea.
12.Forensisch medische letselrapportage van 14 juni 2022, opgemaakt door W. Duijst, pagina 11, 5e alinea.
13.Forensisch medische letselrapportage van 11 januari 2023, opgemaakt door W. Duijst en W.A. Karst, pagina 7.
14.Forensisch medische letselrapportage van 11 januari 2023, opgemaakt door W. Duijst en W.A. Karst, pagina 14.
15.Forensisch medische letselrapportage van 11 januari 2023, opgemaakt door W. Duijst en W.A. Karst, pagina 11, 1e, 2e en 3e alinea.
16.Forensisch medische letselrapportage van 11 januari 2023, opgemaakt door W. Duijst en W.A. Karst, pagina 10, 11 en 12.
17.Zie het proces-verbaal van de terechtzitting van 12 mei 2023, pagina 17.
18.Forensisch medische letselrapportage van 11 januari 2023, opgemaakt door W. Duijst en W.A. Karst, pagina 13 en 14.
19.Forensisch medische letselrapportage van 11 januari 2023, opgemaakt door W. Duijst en W.A. Karst, pagina 16.
20.Forensisch medische letselrapportage van 11 januari 2023, opgemaakt door W. Duijst en W.A. Karst, pagina 11, 3e alinea.
21.Forensisch medische letselrapportage van 11 januari 2023, opgemaakt door W. Duijst en W.A. Karst, pagina 18.
22.Aanvullende vragen forensisch medische letselrapportage van 17 maart 2023, opgemaakt door W. Duijst en W.A. Karst, pagina 2.
23.Zie het proces-verbaal van de terechtzitting van 12 mei 2023, pagina 16, laatste alinea.
24.Aanvullende vragen forensisch medische letselrapportage van 17 maart 2023, opgemaakt door W. Duijst en W.A. Karst, pagina 2 en 3.
25.Map 2, pagina 366, 3e alinea.
26.Map 8 pagina 89, 4e en 5e alinea.
27.Map 8, pagina 64, 2e alinea.
28.Zie het proces-verbaal van de terechtzitting van 12 mei 2023, pagina 13, regel 31 en 32.
29.Map 8, pagina 30, 7e alinea.
30.Map 2, pagina 368.
31.Map 8, pagina 87, regels 20 t/m 37.
32.Zie het proces-verbaal van de terechtzitting van 12 mei 2023, pagina 4, regel 2 en 3.
33.Zie het proces-verbaal van de terechtzitting van 12 mei 2023, pagina 14, regel 6, 9 t/m 13.
34.Map 8, pagina 88, regels 16 t/m 29.
35.Map 8, pagina 90, 1e alinea.
36.Pagina 53, 4e alinea.
37.Map 8, pagina 106
38.Pagina 30, 18e alinea.
39.Map 8, pagina 37, 7e alinea.
40.Map 7, pagina 1786.
41.Forensisch medische letselrapportage van 11 januari 2023, opgemaakt door W. Duijst en W.A. Karst, pagina 25, 3e en 5e alinea.