ECLI:NL:RBOVE:2024:894

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
20 februari 2024
Publicatiedatum
20 februari 2024
Zaaknummer
08.311875.23 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een 19-jarige man voor diefstal met geweld

Op 20 februari 2024 heeft de Rechtbank Overijssel een 19-jarige man veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden voor diefstal met geweld. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 23 november 2023 in Deventer, waar de verdachte samen met een medeverdachte een gouden halsketting van een slachtoffer heeft weggenomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte het feit heeft bekend en dat er voldoende bewijs is om de beschuldigingen te ondersteunen. De officier van justitie had een gevangenisstraf van zes maanden geëist, waarvan drie maanden voorwaardelijk, maar de rechtbank oordeelde dat een onvoorwaardelijke straf noodzakelijk was gezien de ernst van het delict. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn blanco strafblad en de beslissing dat hij Nederland moet verlaten. De rechtbank heeft geoordeeld dat het volwassenenstrafrecht van toepassing is, ondanks de mogelijkheid om het jeugdstrafrecht toe te passen, omdat er geen aanwijzingen waren dat dit in het belang van de verdachte zou zijn. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, met aftrek van de tijd die hij in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08.311875.23 (P)
Datum vonnis: 20 februari 2024
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2004 in [geboorteplaats],
wonende aan de [adres],
nu verblijvende in de P.I. Almelo.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 6 februari 2024.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie, mr. M.M.J.A. Peters, en van wat door verdachte en zijn raadsvrouw mr. F.H. Batavier, advocaat in Utrecht, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich samen met een ander heeft schuldig gemaakt aan diefstal met geweld tegen [slachtoffer], dan wel een poging hiertoe.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op of omstreeks 23 november 2023 te Deventer op/aan de openbare weg, het Stationsplein [nummer], althans een openbare weg tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een (gouden)halsketting, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door toen daar opzettelijk gewelddadig en/of bedreigend
- die [slachtoffer] aan te spreken en/of
- een voetbal/tackle truc toe te passen en/of
- tijdens die truc onverhoeds gewelddadig voornoemde ketting van de hals van die

[slachtoffer] te trekken;

subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 23 november 2023 te Deventer ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om op/aan de openbare weg te weten het Stationsplein [nummer], althans op een openbare weg een (gouden)halsketting in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en deze voorgenomen diefstal te doen voorafgaan, te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer], te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, toen daar opzettelijk gewelddadig en/of bedreigend
- die [slachtoffer] heeft/hebben aangesproken en/of
- een voetbal/tackle truc heeft/hebben toegepast en/of
- tijdens die truc onverhoeds gewelddadig voornoemde ketting van de hals van die
[slachtoffer] heeft/hebben getrokken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

3.De bewijsmotivering

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend kan worden bewezen.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van verdachte heeft ten aanzien van de bewezenverklaring opgemerkt dat verdachte het feit heeft bekend.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat ten aanzien van het primair ten laste gelegde sprake is van een bekennende verdachte in de zin van artikel 359, derde lid, laatste volzin, van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank zal daarom volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen die tot de bewezenverklaring hebben geleid. Die opsomming is in de bijlage opgenomen.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 23 november 2023 te Deventer op de openbare weg, het Stationsplein [nummer], tezamen en in vereniging met een ander, een gouden halsketting, die aan [slachtoffer] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld tegen [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door toen daar opzettelijk gewelddadig
- die [slachtoffer] aan te spreken en
- een tackle truc toe te passen en
- tijdens die truc onverhoeds gewelddadig voornoemde ketting van de hals van die
[slachtoffer] te trekken.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in artikel 312 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op:
Primair:
het misdrijf:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld en gevolgd van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, en om bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezen verklaarde feit.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren, met aftrek van de tijd dat verdachte in voorlopige hechtenis heeft gezeten.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van verdachte heeft, overeenkomstig de inhoud van een aan de rechtbank overgelegde pleitnota, verzocht om te volstaan met oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan de duur van de voorlopige hechtenis. De raadsvrouw heeft daarbij bepleit om het adolescentenstrafrecht toe te passen en aansluiting te zoeken bij de Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) oriëntatiepunten voor een tasjesroof met een enkele duw/ruk. De raadsvrouw heeft verder gewezen op de omstandigheid dat verdachte een blanco strafblad heeft. Voor een voorwaardelijk strafdeel bestaat volgens de raadsvrouw geen aanleiding. Verdachte wil naar familie in Frankrijk gaan omdat hij Nederland moet verlaten. Subsidiair heeft de raadsvrouw bepleit om bij een eventueel voorwaardelijk op te leggen strafdeel de proeftijd te beperken tot twee jaar.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Verdachte heeft zich in de stationshal van het treinstation in Deventer samen met een medeverdachte schuldig gemaakt aan een straatroof. Zij hebben het slachtoffer afgeleid en uit balans gebracht door hun benen tussen de benen van het slachtoffer te plaatsen (tackle truc) en verdachte heeft daarbij de gouden ketting van de hals van het slachtoffer gerukt.
Bij het slachtoffer heeft deze uiting van geweld, waarbij zijn persoonlijke vrijheid
werd aangetast, gevoelens van angst teweeggebracht. Ook voor de samenleving in het algemeen geldt dat dergelijke misdrijven gevoelens van angst en onveiligheid veroorzaken.
Door zo te handelen heeft verdachte laten zien dat hij geen enkel respect heeft voor andermans bezit en is hij voorbij gegaan aan de gevoelens van angst en onveiligheid die hij het slachtoffer hierdoor heeft laten ervaren. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan.
Het volwassenenstrafrecht
Verdachte was ten tijde van het plegen van het strafbare feit negentien jaar oud, zodat in beginsel het volwassenenstrafrecht van toepassing is. Op grond van artikel 77c Sr is het mogelijk om bij jongvolwassenen tussen de 18 en 23 jaar af te wijken van die hoofdregel en toepassing te geven aan het jeugdstrafrecht. De persoonlijkheid van een verdachte of de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan moeten daarvoor dan aanleiding geven.
De rechtbank ziet geen aanleiding om in de zaak van verdachte het jeugdstrafrecht toe te passen nu hier geen aanwijzingen voor zijn. De rechtbank heeft gelet op de inhoud van het reclasseringsadvies van 18 december 2023, waaruit blijkt dat rondtrekkende jonge vreemdelingen, zoals verdachte, niet perse gediend zijn met een strafmodaliteit zoals het jeugdrecht die kent. Gelet hierop is toepassing van het sanctiestelsel voor jeugdigen in dit geval niet de meest effectieve manier om het gedrag van verdachte in gunstige manier te beïnvloeden, en dus niet adequaat om recidive te voorkomen. De door de raadsvrouw ter zitting naar voren gebrachte omstandigheden doen aan dit oordeel niet af.
Strafmodaliteit en strafmaat
Naar het oordeel van de rechtbank moet aan verdachte een gevangenisstraf worden opgelegd. Een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf is noodzakelijk, omdat de aard en ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde feit door een lichtere strafrechtelijke afdoening van de zaak miskend zouden worden. Bijzondere omstandigheden die tot een ander oordeel zouden moeten leiden, zijn niet aanwezig.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de strafmaat de oriëntatiepunten van het LOVS als uitgangspunt genomen. In deze oriëntatiepunten wordt voor een straatroof met licht geweld een gevangenisstraf van zes maanden als uitgangspunt gehanteerd.
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van verdachte van 12 december 2023. Hieruit blijkt dat verdachte in Nederland niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit.
De rechtbank heeft verder kennis genomen van de persoonlijke omstandigheden van verdachte zoals die uit het dossier en ter zitting zijn gebleken. Bij beschikking van 10 november 2023 is de asielaanvraag van verdachte ongegrond verklaard, is bepaald dat hij Nederland onmiddellijk moet verlaten en is hem een inreisverbod voor de duur van twee jaar opgelegd.
Alles afwegende zal de rechtbank in dit geval aan verdachte een gevangenisstraf opleggen voor de duur van zes maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. De rechtbank ziet geen termen aanwezig om een voorwaardelijke straf op te leggen.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.

7.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op artikel 312 Sr.

8.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
primair, het misdrijf:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld en gevolgd van geweld tegen
personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te
maken, en om bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het
misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te
verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het primair bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) maanden;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
Dit vonnis is gewezen door mr. J.L. Souman, voorzitter, mr. A. van Holten en mr. S.H. Peper, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H.R. Lageveen, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 20 februari 2024.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2023542880. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1. Het proces-verbaal ter terechtzitting van 6 februari 2024, inhoudende de door verdachte afgelegde bekennende verklaring;
2. Het proces-verbaal aangifte van 23 november 2023, pagina’s 7 tot en met 14, inhoudende de door [slachtoffer] afgelegde verklaring, met de daarbij gevoegde bijlagen;
3. Het proces-verbaal bevindingen van 24 november 2023 met betrekking tot het uitkijken van de camerabeelden, pagina’s 47 tot en met en 64, inhoudende het relaas van verbalisant [verbalisant];