ECLI:NL:RBOVE:2024:893

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
20 februari 2024
Publicatiedatum
20 februari 2024
Zaaknummer
08.311874.23 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal met geweld tegen personen in Deventer

Op 20 februari 2024 heeft de Rechtbank Overijssel in Zwolle uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van diefstal met geweld. De verdachte, geboren in 2000 in Algerije en momenteel verblijvend in de P.I. Leeuwarden, werd schuldig bevonden aan het samen met een medeverdachte plegen van een straatroof op 23 november 2023 te Deventer. De rechtbank oordeelde dat de verdachte en zijn medeverdachte het slachtoffer afleidden met een zogenaamde 'tackle truc', waarna de medeverdachte de gouden halsketting van het slachtoffer trok. De rechtbank stelde vast dat de diefstal was voorafgegaan en vergezeld van geweld, en dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan een voltooide diefstal. De officier van justitie had een gevangenisstraf van zes maanden geëist, waarvan drie maanden voorwaardelijk. De verdediging pleitte voor vrijspraak van de diefstal met geweld, maar de rechtbank verwierp dit verweer. De rechtbank legde de verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden op, met aftrek van de tijd die hij in voorlopige hechtenis had doorgebracht. De rechtbank overwoog dat de aard en ernst van het feit een onvoorwaardelijke straf vereisten, en dat er geen bijzondere omstandigheden waren die tot een andere beslissing zouden moeten leiden.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08.311874.23 (P)
Datum vonnis: 20 februari 2024
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2000 in [geboorteplaats] (Algerije),
wonende aan [woonplaats],
nu verblijvende in de P.I. Leeuwarden.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 6 februari 2024.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. M.M.J.A. Peters en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. M.H. Hogeman, advocaat in Zutphen, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich samen met een ander heeft schuldig gemaakt aan diefstal met geweld tegen [slachtoffer], dan wel een poging hiertoe.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op of omstreeks 23 november 2023 te Deventer op/aan de openbare weg, het Stationsplein 5, althans een openbare weg tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een (gouden)halsketting, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door toen daar opzettelijk gewelddadig en/of bedreigend
- die [slachtoffer] aan te spreken en/of
- een voetbal/tackle truc toe te passen en/of
- tijdens die truc onverhoeds gewelddadig voornoemde ketting van de hals van die

[slachtoffer] te trekken;

subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 23 november 2023 te Deventer ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om op/aan de openbare weg te weten het Stationsplein 5, althans op een openbare weg een (gouden)halsketting in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en deze voorgenomen diefstal te doen voorafgaan, te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer], te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, toen daar opzettelijk gewelddadig en/of bedreigend
- die [slachtoffer] heeft/hebben aangesproken en/of
- een voetbal/tackle truc heeft/hebben toegepast en/of
- tijdens die truc onverhoeds gewelddadig voornoemde ketting van de hals van die
[slachtoffer] heeft/hebben getrokken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

3.De bewijsmotivering

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend kan worden bewezen.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft zich, overeenkomstig de inhoud van een aan de rechtbank overgelegde pleitnota, op het standpunt gesteld dat verdachte van de primair ten laste gelegde diefstal met geweld moet worden vrijgesproken omdat de wegneming niet is voltooid. Ten aanzien van de subsidiair ten laste gelegde poging tot diefstal met geweld heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van de primair ten laste gelegde feitelijkheden is sprake van een bekennende verdachte in de zin van artikel 359, derde lid, laatste volzin, van het Wetboek van Strafvordering. Verdachte heeft bekend dat hij samen met medeverdachte [medeverdachte] van plan was om de ketting van aangever [slachtoffer] te stelen, dat zij aangever vervolgens met een (tackle) truc hebben afgeleid en dat [medeverdachte] tijdens deze truc de ketting van de hals van aangever heeft getrokken. De rechtbank zal daarom ten aanzien van het primair ten laste gelegde feit volstaan met een opsomming in de bijlage van de bewijsmiddelen die tot de bewezenverklaring daarvan hebben geleid.
De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsman dat geen sprake is van een voltooide diefstal met geweld. Verdachte heeft verklaard dat hij met zijn voet op de ketting is gaan staan, nadat deze ketting door het trekken door [medeverdachte] op de grond was gevallen. Naar het oordeel van de rechtbank hebben verdachte en medeverdachte [medeverdachte] door deze handelwijze de ketting zodanig aan de feitelijke heerschappij van aangever onttrokken, dat daarmee de wegneming als voltooid kan worden beschouwd, nu zij vervolgens over de ketting (als heer en meester) konden beschikken. De enkele omstandigheid dat dat van korte duur was, doordat aangever direct na het voorval een medewerker van de Nederlandse Spoorwegen (NS) heeft ingelicht en vervolgens drie buitengewoon opsporingsambtenaren van de NS ter plaatse kwamen, en verdachte toen zijn ketting van de grond heeft kunnen pakken, maakt dit niet anders.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 23 november 2023 te Deventer op de openbare weg, het Stationsplein 5, tezamen en in vereniging met een ander, een gouden halsketting, die aan [slachtoffer] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld tegen [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door toen daar opzettelijk gewelddadig
- die [slachtoffer] aan te spreken en
- een tackle truc toe te passen en
- tijdens die truc onverhoeds gewelddadig voornoemde ketting van de hals van die
[slachtoffer] te trekken.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in artikel 312 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op:
Primair:
het misdrijf:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld en gevolgd van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, en om bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezen verklaarde feit.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren, met aftrek van de tijd dat verdachte in voorlopige hechtenis heeft gezeten.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit om bij een bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde te volstaan met oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan de duur van de voorlopige hechtenis. Het feit ging slechts gepaard met een enkele ruk aan de ketting, zodat aansluiting moet worden gezocht bij de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) van een tasjesroof, zo stelt de raadsman.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Verdachte heeft zich in de stationshal van het NS treinstation in Deventer samen met een medeverdachte schuldig gemaakt aan een straatroof. Zij hebben het slachtoffer afgeleid en uit balans gebracht door hun benen tussen de benen van het slachtoffer te plaatsen (tackle truc) en de medeverdachte heeft vervolgens de gouden ketting van de hals van het slachtoffer gerukt.
Bij het slachtoffer heeft deze uiting van geweld, waarbij zijn persoonlijke vrijheid
werd aangetast, gevoelens van angst teweeggebracht. Ook voor de samenleving in het algemeen geldt dat dergelijke misdrijven gevoelens van angst en onveiligheid veroorzaken.
Door zo te handelen heeft verdachte laten zien dat hij geen enkel respect heeft voor andermans bezit en is hij voorbij gegaan aan de gevoelens van angst en onveiligheid die hij het slachtoffer hierdoor heeft laten ervaren. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan.
Naar het oordeel van de rechtbank moet verdachte een gevangenisstraf worden opgelegd. Een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf is noodzakelijk, omdat de aard en ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde feit door een lichtere strafrechtelijke afdoening van de zaak miskend zouden worden. Bijzondere omstandigheden die tot een ander oordeel zouden moeten leiden, zijn niet aanwezig.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de strafmaat de oriëntatiepunten van het LOVS als uitgangspunt genomen. In deze oriëntatiepunten voor straftoemeting wordt voor een straatroof met licht geweld een gevangenisstraf van zes maanden als uitgangspunt gehanteerd. Anders dan de raadsman acht de rechtbank dit oriëntatiepunt in dit geval het meest passend.
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van verdachte van 12 december 2023. Hieruit blijkt dat verdachte in Nederland niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit.
De rechtbank heeft verder kennis genomen van de persoonlijke omstandigheden van verdachte zoals die uit het dossier en ter zitting zijn gebleken. Gebleken is onder meer dat bij beschikking van 5 februari 2024 de door verdachte op 17 oktober 2023 ingediende asielaanvraag niet in behandeling wordt genomen, omdat Zwitserland op grond van de Dublinverordening verantwoordelijk is voor de inhoudelijke behandeling van de asielaanvraag en dat verdachte daarom zal worden overgedragen aan Zwitserland.
Alles afwegende zal de rechtbank in dit geval aan verdachte een gevangenisstraf opleggen voor de duur van zes maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. De rechtbank ziet geen termen aanwezig om een voorwaardelijke straf op te leggen.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.

7.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op artikel 312 Sr.

8.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
primair, het misdrijf:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld en gevolgd van geweld tegen
personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te
maken, en om bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het
misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te
verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het primair bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) maanden;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
Dit vonnis is gewezen door mr. J.L. Souman, voorzitter, mr. A. van Holten en mr. S.H. Peper, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H.R. Lageveen, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 20 februari 2024.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2023542880. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1. Het proces-verbaal ter terechtzitting van 6 februari 2024, inhoudende de door verdachte afgelegde bekennende verklaring;
2. Het proces-verbaal van verhoor verdachte van 24 november 2023, pagina's 86 tot en met 123, inhoudende de door verdachte afgelegde bekennende verklaring;
3. Het proces-verbaal aangifte van 23 november 2023, pagina’s 7 tot en met 14, inhoudende de door [slachtoffer] afgelegde verklaring, met de daarbij gevoegde bijlagen;
4. Het proces-verbaal bevindingen van 24 november 2023 met betrekking tot het uitkijken van de camerabeelden, pagina’s 47 tot en met en 64, inhoudende het relaas van verbalisant [verbalisant];