ECLI:NL:RBOVE:2024:892

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
20 februari 2024
Publicatiedatum
20 februari 2024
Zaaknummer
08.313782.23, 18.076524.23 (tul) en 18.131664.23 (tul) (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Plaatsing in inrichting voor stelselmatige daders na bedreiging met misdrijf tegen het leven gericht

Op 20 februari 2024 heeft de Rechtbank Overijssel een 24-jarige man veroordeeld tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van twee jaren. De man werd beschuldigd van het bedreigen van een conducteur op het treinstation in Zwolle met de woorden "Ik maak je dood". Dit gebeurde op 26 november 2023, toen de verdachte zich agressief gedroeg tegenover een collega van de conducteur. De rechtbank oordeelde dat de bedreiging wettig en overtuigend bewezen was, gezien de verklaringen van zowel de conducteur als een getuige die de situatie observeerde. De rechtbank nam in haar overwegingen mee dat de verdachte eerder was veroordeeld voor soortgelijke feiten en dat er een hoog risico op recidive bestond. De officier van justitie had de ISD-maatregel gevorderd, en de rechtbank volgde dit advies, waarbij zij ook rekening hield met de ernst van de bedreiging en de impact op de veiligheid van het personeel op het station. De rechtbank verklaarde de benadeelde partij niet-ontvankelijk in zijn vordering tot schadevergoeding, omdat de machtiging om deze vordering in te dienen ontbrak. De rechtbank wees ook de vorderingen tot tenuitvoerlegging van eerdere voorwaardelijke straffen af, gezien de oplegging van de ISD-maatregel.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08.313782.23, 18.076524.23 (tul) en 18.131664.23 (tul) (P)
Datum vonnis: 20 februari 2024
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1999 in [geboorteplaats] ,
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande,
nu verblijvende in de P.I. Arnhem te Arnhem.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
6 februari 2024.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. N.M.L. Habich en van wat door verdachte en zijn raadsvrouw mr. H.M. Terpstra, advocaat in Leeuwarden, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte een conducteur heeft bedreigd.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op of omstreeks 26 november 2023 te Zwolle [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer] dreigend de woorden toe te voegen "Ik maak je dood", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.

3.De bewijsmotivering

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van verdachte heeft zich ook op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft op grond van het onderliggende strafdossier de volgende feiten en omstandigheden vastgesteld.
Op 26 november 2023 heeft [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ) aangifte gedaan van bedreiging. [slachtoffer] heeft verklaard dat hij die dag werkzaam was als hoofdconducteur op het treinstation in Zwolle. Hij zag toen dat verdachte zich agressief gedroeg tegenover zijn collega [getuige] . [slachtoffer] heeft verdachte weggeduwd bij zijn collega. Verdachte dreigde toen [slachtoffer] te gaan slaan en deed zijn armen omhoog. [slachtoffer] heeft daarop de polsen van verdachte gepakt en hoorde toen dat verdachte tegen hem zei; “
Ik maak je dood”.
Getuige [getuige] heeft ook verklaard dat verdachte die dag agressief was tegen haar en dreigend voor haar stond. Zij heeft verklaard dat [slachtoffer] haar kwam helpen door tussen haar en verdachte in te springen. Zij hoorde toen verdachte tegen [slachtoffer] schreeuwen: “
Ik ben niet bang voor jou. Ik maak je dood”.
Nu verdachte “
Ik maak je dood” schreeuwde tegen [slachtoffer] in een situatie waarin verdachte al agressief was tegen een collega van [slachtoffer] en ook probeerde [slachtoffer] te slaan, is de rechtbank van oordeel dat er bij [slachtoffer] de redelijke vrees kon ontstaan dat het misdrijf waarmee gedreigd werd ook gepleegd zou worden. De rechtbank is dan ook van oordeel dat gelet op deze feiten en omstandigheden wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij opof omstreeks26 november 2023 te Zwolle [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gerichten/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer] dreigend de woorden toe te voegen "Ik maak je dood", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op:
het misdrijf: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezen verklaarde feit.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna: ISD-maatregel) zal worden opgelegd.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat aan verdachte een straf moet worden opgelegd die gelijk is aan de tijd die verdachte reeds in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit feit is begaan en de persoon van verdachte, zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het bedreigen met de dood van een conducteur op het station in Zwolle. Door zijn agressieve gedrag heeft verdachte de conducteur schrik aangejaagd en zijn gevoel van veiligheid aangetast. Conducteurs moeten in staat zijn hun werk ongestoord te kunnen uitoefenen, zonder bedreigd of anderszins lastig gevallen te worden. Daarnaast draagt een dergelijke handelwijze bij aan een gevoel van onveiligheid in de samenleving nu dit alles in de openbaarheid plaatsvond.
De rechtbank heeft kennis genomen van het uittreksel uit de Justitiële Documentatie van verdachte van 27 november 2023. Uit dit overzicht blijkt dat verdachte meerdere keren onherroepelijk is veroordeeld voor soortgelijke feiten. Verdachte liep bovendien in twee proeftijden van eerdere veroordelingen, die hem er kennelijk niet van hebben weerhouden het onderhavige feit te plegen.
In de afgelopen vijf jaren is verdachte meermalen tot gevangenisstraffen veroordeeld, terwijl die straffen inmiddels geheel ten uitvoer zijn gelegd. De rechtbank heeft in dat verband in het bijzonder gelet op de onherroepelijke veroordelingen ter zake van misdrijven, zoals deze ook blijken uit het strafblad van verdachte:
  • het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland van 5 september 2023, waarbij verdachte werd veroordeeld tot twee weken gevangenisstraf voorwaardelijk;
  • het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland van 7 juni 2023, waarbij verdachte werd veroordeeld tot een maand gevangenisstraf, waarvan twee weken voorwaardelijk;
  • het vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland van 31 maart 2023, waarbij verdachte werd veroordeeld tot vier weken gevangenisstraf.
De rechtbank heeft verder kennis genomen van de inhoud van het reclasseringsadvies over verdachte van 5 februari 2024 van IrisZorg, opgemaakt en ondertekend door [reclasseringswerker 1] , reclasseringswerker en [naam 1] , unitmanager IrisZorg Arnhem-Nijmegen.
In dit rapport staat onder meer, zakelijk weergegeven, het volgende. Er is bij verdachte sprake van een patroon van antisociale gedragingen. Verdachte toont zich erg zorgmijdend en komt steeds in conflictsituaties met de hulpverlening. De agressieve uitlatingen in de richting van politie en hulverleners hebben er toe geleid dat er nooit enige vorm van hulpverlening van de grond is gekomen. De veiligheidsrisico’s voor hulpverleners maken ook dat verdachte tot op heden afgewezen wordt op vele plekken. Intensievere behandeling/ begeleiding op plekken die zijn toegerust om om te gaan met deze veiligheidsrisico’s zijn geïndiceerd. Daarnaast overtreedt verdachte structureel de voorwaarden binnen het toezicht, omdat hij zijn afspraken niet nakomt. Het onttrekken aan de voorwaarden wordt daarom als hoog ingeschat. De reclassering meldt verder dat de kans op herhaling van het plegen van strafbare feiten als hoog wordt ingeschat.
Ondanks verwoede pogingen in de richting van hulpverlening in een vrijwillig kader, en ook in een gedwongen kader, is het tot op heden niet mogelijk gebleken de kans op recidive te verkleinen. Het risico op recidive wordt ingeschat als hoog. Er dient naar de mening van de reclassering gedegen psychologisch onderzoek plaats te vinden. Dit onderzoek zou ten tijde van de ISD-maatregel kunnen plaatsvinden, en op die manier kunnen de mogelijkheden en onmogelijkheden van verdachte verder worden onderzocht. Met name de mate van onmacht kan op deze manier worden vastgesteld, hetgeen naar de mening van de reclassering van belang is om een gedegen plan van aanpak in de richting van hulpverlening voor de extramurale fase van de ISD op te kunnen stellen. De reclassering adviseert tot het opleggen van een onvoorwaardelijke ISD-maatregel bij veroordeling.
Het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie heeft in het advies van 7 december 2023, opgemaakt en ondertekend door drs. N.A. Schoenmaker, opgenomen dat er geen contra-indicaties worden gezien voor het opleggen van een ISD-maatregel.
Het bewezen verklaarde feit is een feit waarvoor ingevolge het bepaalde in artikel 67, eerste lid, aanhef en onder a, van het Wetboek van Strafvordering, voorlopige hechtenis is toegelaten. Daarmee wordt voldaan aan het bepaalde in artikel 38m, eerste lid, aanhef en onder 1, Sr. Gelet op het hiervoor besprokene wordt verder voldaan aan het bepaalde in artikel 38m, eerste lid, aanhef sub 2 en 3, Sr.
Op grond van het voorgaande zal de rechtbank de ISD-maatregel voor de duur van twee jaren opleggen.

7.De schade van benadeelde

7.1
De vordering van de benadeelde partij
Namens [slachtoffer] is een verzoek tot schadevergoeding ingediend door [naam 2]. Deze vordert om verdachte te veroordelen een schadevergoeding ter vergoeding van immateriële schade te betalen tot een totaalbedrag van € 450,00, (vierhonderdvijftig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het gevorderde bedrag aan immateriële schadevergoeding kan worden toegewezen tot een bedrag van € 350,00, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel ingevolge artikel 36f Sr.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij moet worden afgewezen nu de machtiging van [naam 2] om namens [slachtoffer] de vordering tot schadevergoeding in te dienen ontbreekt.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat zich in het strafdossier een ingevuld Verzoek tot Schadevergoeding bevindt op naam van [slachtoffer] . Dit formulier is ingevuld een ondertekend door [naam 2]. De machtiging van [naam 2] om namens [slachtoffer] deze vordering in te dienen ontbreekt. Hierdoor kan de rechtbank niet vaststellen dat [naam 2] door [slachtoffer] gemachtigd was om namens hem de vordering tot vergoeding van immateriële schade in te dienen.
De rechtbank zal de benadeelde partij daarom niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de benadeelde partij de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.

8.De vordering tenuitvoerlegging

8.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft, gelet op het feit dat oplegging van de ISD-maatregel wordt geëist, afwijzing gevorderd van de vorderingen tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke opgelegde straffen bij vonnissen met de parketnummers 18.076524.23 en 18.131664.23.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft om afwijzing van beide vorderingen verzocht.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij vonnis van de politierechter van de rechtbank Noord-Nederland met parketnummer 18.076524.23 is verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee weken met een proeftijd van drie jaar. Verdachte heeft zich binnen de proeftijd opnieuw schuldig gemaakt aan een strafbaar feit.
Bij vonnis van de politierechter van de rechtbank Noord-Nederland met parketnummer 18.131664.23, is verdachte onder meer veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee weken met een proeftijd van twee jaar. Verdachte heeft zich binnen de proeftijd opnieuw schuldig gemaakt aan een strafbaar feit.
Gelet op het feit dat aan verdachte een ISD-maatregel wordt opgelegd is toewijzen van deze vorderingen niet opportuun. De rechtbank zal beide vorderingen dan ook afwijzen.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
bedreiging met een misdrijf tegen het leven gericht;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
maatregel
- legt op de maatregel tot
plaatsing van verdachte in een inrichting voor stelselmatige
dadersvoor de duur van
2 (twee) jaren.
schadevergoeding
- bepaalt dat de benadeelde partij
[slachtoffer]in het geheel
niet-ontvankelijkis in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
- bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen kosten dragen.
tenuitvoerlegging voorwaardelijke straffen met parketnummers 18.076524.23 en 18.131664.23
-
wijstde vorderingen
af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. ter Riet, voorzitter, mr. A. van Holten en mr. S.H. Peper,
rechters, in tegenwoordigheid van mr. H.R. Lageveen, griffier, en is in het openbaar
uitgesproken op 20 februari 2024
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2023547932. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1. het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer] van 26 november 2023, pagina’s 7 tot en met 9, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:

(..) 26 november 2023 was ik werkzaam als hoofdconducteur (..) op het treinstation in Zwolle. (…) Ik hoorde de man zeggen: “Ik maak je dood”.

2. het proces-verbaal van verhoor getuige van [getuige] van 26 november 2023, pagina’s 18 tot en met 19, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 26 november 2023 was ik in Zwolle. (…) Ik hoorde dat hij vervolgens naar mijn collega [slachtoffer] (de rechtbank begrijpt aangever [slachtoffer]
) de volgende woorden schreeuwde: “(..) Ik maak je dood.”.
3. het proces-verbaal van aanhouding verdachte van 26 november 2023, pagina’s 26 tot en met 27, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:

Op 26 november 2023 (..) waren wij, verbalisanten, (..) in Zwolle. (..) Daar was een verdachte door BOA’s van VCNS aangehouden ter zake bedreiging met de dood. (..) Wij namen de verdachte over van de medewerkers van VCNS. Tijdens de insluiting identificeerde hij zich met een identiteitskaart op naam van: [verdachte] geboren [geboortedatum] 1999 te [geboorteplaats].