3.3Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank – nu verdachte dit feit heeft bekend en door hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin, van het Wetboek van Strafvordering, zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen.
het proces-verbaal van de terechtzitting van 6 februari 2024, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte;
het proces-verbaal aanrijding misdrijf van 25 augustus 2022, opgemaakt door verbalisant [verbalisant] (pagina’s 2 tot en met 21);
het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] (pagina’s 29 en 30);
het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] (pagina’s 31 en 32);
de letselrapportage van forensisch arts S.J.Th. van Kuijk van 17 oktober 2022 (pagina’s 25 en 26);
het proces-verbaal van de terechtzitting van 6 februari 2024, voor zover inhoudende de door [slachtoffer] afgelegde verklaring.
Het juridisch kader
Om tot het oordeel te komen dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, moet in ieder geval sprake zijn van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid of onoplettendheid. In zijn algemeenheid valt niet aan te geven of één verkeersovertreding voldoende kan zijn voor bewezenverklaring van schuld.
Gelet op vaste rechtspraak van de Hoge Raad zijn voor de bewezenverklaring van schuld verschillende factoren van belang, zoals het geheel van gedragingen van verdachte, de aard en de concrete ernst van de verkeersovertreding en de omstandigheden waaronder die overtreding is begaan. Verder kan niet reeds uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer, worden afgeleid dat er sprake is van schuld zoals hiervoor bedoeld.
De mate van schuld
Verdachte reed op 14 juli 2022 in Kloosterhaar op de Verlengde Broekdijk achter een bestelbus. Hij heeft verklaard dat er auto’s aan kwamen in de verte, en dat hij vóór de bestelbus geen auto’s zag. Verdachte is vervolgens linksaf geslagen. Hij heeft de hem tegemoetkomende motorrijder niet gezien. Er is een aanrijding ontstaan. Getuige [getuige 2], die naast verdachte in de bestelbus zat, heeft verklaard dat zij de motorrijdster pas zagen op het moment dat zij vanachter de bus zicht kregen, toen verdachte met zijn bestelbus linksaf sloeg.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte op het moment van linksaf slaan onvoldoende zicht had op het tegemoetkomend verkeer. De vóór hem rijdende bestelbus ontnam hem dat zicht. Verdachte heeft zich onvoldoende vergewist of er op dezelfde weg tegemoetkomend verkeer was, dat hij voorrang diende te verlenen.
Verdachte heeft naar het oordeel van de rechtbank aanmerkelijk onvoorzichtig gereden en het verkeersongeval is dan ook aan zijn schuld te wijten.
Zwaar lichamelijk letsel / tijdelijke verhindering of ziekte
Als gevolg van het ongeval heeft [slachtoffer] een lichte hersenschudding, kneuzingen aan borstbeen, ribbenkast, buik en knie opgelopen. Van dat letsel heeft [slachtoffer] nog steeds last, zo blijkt uit haar slachtofferverklaring. Zij heeft chronische pijn en zenuwpijn in het rechterbeen, is beperkt in haar mobiliteit, ondervindt de gevolgen van een whiplash en kan slecht tegen prikkels als licht en geluid. Zij is nog steeds aanzienlijk beperkt in de dagelijkse bezigheden.
Naar het oordeel van de rechtbank is het letsel dermate ingrijpend, dat dit is aan te merken als zwaar lichamelijk letsel. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat [slachtoffer], zoals blijkt uit haar slachtofferverklaring, ten tijde van de zitting nog steeds aanzienlijke klachten heeft.