De rechtbank Overijssel heeft op 16 februari 2024 beslist dat de voortzetting van de tenuitvoerlegging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders noodzakelijk is. Deze beslissing volgde op een verzoek van de raadsvrouw van de veroordeelde om een tussentijdse beoordeling van de maatregel, die eerder was opgelegd voor de duur van twee jaren. De veroordeelde, die in de P.I. Veenhuizen verblijft, heeft aangegeven dat de uitvoering van de maatregel gebrekkig verloopt en dat hij wacht op een geschikte uitstroomlocatie. Tijdens de zitting op 2 februari 2024 zijn zowel de veroordeelde als de officier van justitie gehoord, waarbij de officier van justitie pleitte voor voortzetting van de maatregel.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de primaire doelstellingen van de maatregel, namelijk de beveiliging van de maatschappij en het beëindigen van de recidive, nog steeds van toepassing zijn. De rechtbank concludeert dat zonder de structuur en steun die de maatregel biedt, er een risico bestaat voor onveiligheid en overlast. De veroordeelde heeft moeite met het omgaan met vrijheden en heeft zich niet altijd gemotiveerd opgesteld, wat de voortgang van zijn traject belemmert. De rechtbank oordeelt dat de maatregel niet beëindigd kan worden, omdat de veroordeelde nog niet klaar is voor een nieuwe verlof-fase en zijn problematiek nog niet adequaat is behandeld. De rechtbank wijst het verzoek van de raadsvrouw om een standpunt in te nemen over de voortvarendheid van de P.I. Veenhuizen af, omdat de wet hier geen basis voor biedt.