ECLI:NL:RBOVE:2024:879

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
16 februari 2024
Publicatiedatum
19 februari 2024
Zaaknummer
08-256472-22, 08-087450-22, 08-245017-22 en 08-252541-22
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voortzetting van de tenuitvoerlegging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders

De rechtbank Overijssel heeft op 16 februari 2024 beslist dat de voortzetting van de tenuitvoerlegging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders noodzakelijk is. Deze beslissing volgde op een verzoek van de raadsvrouw van de veroordeelde om een tussentijdse beoordeling van de maatregel, die eerder was opgelegd voor de duur van twee jaren. De veroordeelde, die in de P.I. Veenhuizen verblijft, heeft aangegeven dat de uitvoering van de maatregel gebrekkig verloopt en dat hij wacht op een geschikte uitstroomlocatie. Tijdens de zitting op 2 februari 2024 zijn zowel de veroordeelde als de officier van justitie gehoord, waarbij de officier van justitie pleitte voor voortzetting van de maatregel.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de primaire doelstellingen van de maatregel, namelijk de beveiliging van de maatschappij en het beëindigen van de recidive, nog steeds van toepassing zijn. De rechtbank concludeert dat zonder de structuur en steun die de maatregel biedt, er een risico bestaat voor onveiligheid en overlast. De veroordeelde heeft moeite met het omgaan met vrijheden en heeft zich niet altijd gemotiveerd opgesteld, wat de voortgang van zijn traject belemmert. De rechtbank oordeelt dat de maatregel niet beëindigd kan worden, omdat de veroordeelde nog niet klaar is voor een nieuwe verlof-fase en zijn problematiek nog niet adequaat is behandeld. De rechtbank wijst het verzoek van de raadsvrouw om een standpunt in te nemen over de voortvarendheid van de P.I. Veenhuizen af, omdat de wet hier geen basis voor biedt.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Zittingsplaats: Almelo
Parketnummers: 08-256472-22, 08-087450-22, 08-245017-22 en 08-252541-22.
Datum beslissing: 16 februari 2024
Beslissing van de meervoudige kamer voor strafzaken op grond van artikel 6:6:14 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) in de zaak van:
[veroordeelde] ,
geboren op [geboortedatum] 1972 in [geboorteplaats] ,
verblijvende in de P.I. Veenhuizen,
verder te noemen: de veroordeelde,
bijgestaan door mr. M.W. Bouwman, advocaat te Groningen.

1.Het verloop van de procedure

Bij vonnis van de rechtbank Overijssel, locatie Almelo, van 3 februari 2023 is aan de veroordeelde de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna: de maatregel) voor de duur van twee jaren opgelegd. Bij brief van 19 december 2023 heeft de raadsvrouw van de veroordeelde verzocht om een tussentijdse beoordeling van de noodzaak van de voortzetting van de tenuitvoerlegging van de maatregel.
De rechtbank heeft kennis genomen van:
  • het vonnis van de rechtbank Overijssel, locatie Almelo, van 3 februari 2023;
  • het toetsingsverslag van 15 januari 2024 van P.I. Veenhuizen, locatie Klein Bankenbosch, ondertekend door de plaatsvervangend vestigingsdirecteur
De zaak is behandeld op de openbare terechtzitting van 2 februari 2024. De veroordeelde, bijgestaan door zijn raadsvrouw, is op die zitting verschenen en gehoord. Ook zijn de officier van justitie, mr. I.L. Blonk-van Groningen en de deskundige [naam 2] gehoord.

2.De standpunten van de officier van justitie en de veroordeelde

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de ISD-maatregel dient te worden voortgezet.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft namens de veroordeelde, in aanvulling op het verzoekschrift, ter terechtzitting het volgende naar voren gebracht. De tenuitvoerlegging van de maatregel is tot op heden gebrekkig verlopen. Er is al lange tijd geen sprake van enige voortgang in het traject. De veroordeelde wacht al maanden op een geschikte uitstroomlocatie met als gevolg dat hij nog steeds in de P.I. verblijft en niet of nauwelijks aan zijn problematiek is geholpen. Daar komt bij dat er nog steeds geen concreet zicht is op uitstroom van de veroordeelde naar een beschermde woonplek. Hierdoor heeft de veroordeelde geen vertrouwen meer in een goed verloop van de maatregel. Daarom wordt primair verzocht om beëindiging van de maatregel. Subsidiair wordt aan de rechtbank verzocht om een standpunt in te nemen over de vraag of er vanuit de P.I. Veenhuizen met voldoende voortvarendheid wordt gehandeld gelet op de noodzaak van uitstroom van de veroordeelde uit de P.I. naar een geschikte beschermde woonplek op korte termijn.

3.De beoordeling

Toetsingskader
De rechtbank dient te beoordelen of voortzetting van de tenuitvoerlegging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders noodzakelijk is. In dat kader dient eerst vastgesteld te worden of opheffing van de maatregel zal leiden tot te verwachten onveiligheid, overlast en verloedering van het publieke domein. Daarna moet worden bezien of verdere voortzetting van de maatregel niet zinvol is door een omstandigheid die buiten de macht van betrokkene ligt.
Verloop van het ISD traject
Uit het toetsings- en voortgangsverslag van P.I. Veenhuizen blijkt het volgende. De maatregel is, na het uitzitten van een gevangenisstraf van 30 dagen, ingegaan op
20 maart 2023. Na binnenkomst op de ISD-afdeling is de veroordeelde begonnen met het opbouwen van vrijheden. Er zou worden toegewerkt naar een zelfstandig verlof, met eventuele overnachting. Al snel bleek dat de veroordeelde moeite heeft om met vrijheden om te gaan. Zo heeft hij tijdens zijn laatste begeleide verlof ruzie met zijn zus gekregen, heeft hij medewerkers van de NS uitgescholden en is hij niet tijdig teruggekeerd op de afgesproken plek. De veroordeelde ervaart veel spanningen rondom zijn traject. Doordat hij hier moeilijk mee kan omgaan wordt hij snel boos en heeft hij het gevoel oneerlijk behandeld te worden. De veroordeelde heeft tijdens zijn verblijf in de P.I. al meerdere rapporten aangezegd gekregen wegens ongewenst gedrag tijdens het transport en vanwege positieve urinecontroles.
Bij de veroordeelde is nadere diagnostiek uitgevoerd zodat een passende uitstroomplek binnen de maatregel gevonden kon worden. Dit heeft geleid tot aanmelding van de veroordeelde bij Transfore in Deventer voor forensisch beschermd wonen, maar na het laatste verlof is twijfel ontstaan over de geschiktheid van deze plek voor de veroordeelde. Op dit moment wordt door de casemanager en de reclassering gekeken naar een andere, passende plek – gericht op LVB-problematiek - voor de veroordeelde. Van belang hierbij is dat er vanuit de reclassering een toezichthouder aan de veroordeelde wordt gekoppeld, zodat uiteindelijk een soepele overdracht kan plaatsvinden.
Gelet hierop, wordt geadviseerd om de maatregel voort te zetten.
De deskundige Koops heeft ter zitting aanvullend verklaard dat de veroordeelde de oorzaak van het feit dat hij op dit moment nog in de P.I. verblijft telkens buiten zichzelf zoekt. Om tot een passende uitstroomplek te komen is naast de beschikbaarheid van een geschikte locatie ook de medewerking van de veroordeelde nodig. Deze medewerking ontbreekt op het moment. Hoewel er over het algemeen bij de veroordeelde sprake lijkt te zijn van onkunde, worden er door hem op bepaalde momenten ook weloverwogen keuzes gemaakt.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat de primaire doelstellingen van de ISD-maatregel, te weten de beveiliging van de maatschappij en het beëindigen van de recidive van de veroordeelde, nog altijd aan de orde zijn. De rechtbank overweegt daartoe dat zonder enige structuur en steun die de veroordeelde vanuit de maatregel worden geboden, er nog altijd dient te worden gevreesd voor onveiligheid, overlast en verloedering van het publieke domein. Uit de genoemde rapportage blijkt dat de veroordeelde nog niet klaar is voor een nieuwe verlof-fase en de bijbehorende vrijheden. Ook is zijn problematiek nog vrijwel onbehandeld gebleven. . Het recidiverisico is dus nog steeds aanwezig. De beëindiging van de maatregel is dan ook niet wenselijk. De veroordeelde is van mening dat er onvoldoende wordt gedaan om hem spoedig op een geschikte uitstroomplek te plaatsen, maar uit het rapport en het verhandelde ter zitting blijkt dat het hem niet altijd lukt om zich volledig in te zetten en zijn medewerking te verlenen. De oorzaak hiervan lijkt te zijn gelegen in de omstandigheid dat het vertrouwen van de veroordeelde in de hulpverlening laag is. Het is aan de veroordeelde om hieraan te werken en zich gemotiveerd op te stellen, nu dit volgens de deskundige cruciaal is voor het vinden van een geschikte uitstroomplek. De rechtbank ziet op dit moment, vanwege de omstandigheid dat op basis van de maatregel nog flinke stappen moeten worden gezet, zoals het toewerken naar meer zelfstandigheid en de uiteindelijke uitstroom van de veroordeelde naar een geschikte woonplek, ook hierin geen aanleiding de maatregel te beëindigen. Er is daarmee geen sprake van een situatie waarbij verdere voortzetting van de maatregel niet zinvol is door een omstandigheid die buiten de macht van de veroordeelde ligt. De rechtbank acht voortzetting van de tenuitvoerlegging van de maatregel noodzakelijk. De raadsvrouw heeft subsidiair aan de rechtbank verzocht om een standpunt in te nemen over de voortvarendheid waarmee de P.I. Veenhuizen op dit moment handelt. De rechtbank zal aan dit verzoek geen gehoor geven, omdat de wet hier geen aanknopingspunten voor biedt.

4.De beslissing

De rechtbank:
- beslist dat de voortzetting van de tenuitvoerlegging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders is vereist.
Deze beslissing is gegeven door mr. H.H. de Boef, voorzitter, mr. B.T.C. Jordaans en
mr. M.A.H. Heijink, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.R. Kuiper en
mr. E.A.B. Kroeze, griffiers, en is in het openbaar uitgesproken op 16 februari 2024.