ECLI:NL:RBOVE:2024:868

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
19 februari 2024
Publicatiedatum
19 februari 2024
Zaaknummer
84.084525.23 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het opzettelijk voorhanden hebben van een grote hoeveelheid onveraccijnsde sigaretten

Op 19 februari 2024 heeft de Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Zwolle, een 54-jarige man veroordeeld tot een gevangenisstraf van 9 maanden. De verdachte was beschuldigd van het opzettelijk voorhanden hebben van 2.849.000 onveraccijnsde sigaretten, wat in strijd is met artikel 5 van de Wet op de accijns. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. Tijdens de openbare terechtzittingen op 11 september 2023 en 5 februari 2024 heeft de rechtbank de vordering van de officier van justitie, mr. C.V. van Overbeeke, en de verdediging van de verdachte, mr. E. Düsünceli, gehoord. De verdachte heeft het feit bekend en de rechtbank heeft op basis van de bewijsmiddelen, waaronder de bekennende verklaring van de verdachte en verschillende proces-verbaal van bevindingen, geoordeeld dat het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen is.

De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de aard en ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan, en de persoonlijke situatie van de verdachte. De illegale handel in sigaretten werd als ernstig beschouwd, omdat dit niet alleen de accijnsverplichtingen voor aanzienlijke bedragen omzeilt, maar ook de reguliere markt voor tabakswaren verstoort. De verdachte heeft verklaard dat hij niet de eigenaar van de sigaretten was, maar deze voor anderen in bewaring had en vervoerde. De rechtbank heeft ook gekeken naar de gezondheidsproblemen van de verdachte en zijn financiële situatie, wat heeft geleid tot de beslissing om een lagere straf op te leggen dan geëist door de officier van justitie.

De rechtbank heeft uiteindelijk geoordeeld dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 9 maanden passend is, gezien de ernst van het feit en de rol van de verdachte. De tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, totdat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 84.084525.23 (P)
Datum vonnis: 19 februari 2024
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1969 in [geboorteplaats],
wonende aan de [adres].

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 11 september 2023 en van 5 februari 2024.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. C.V. van Overbeeke en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. E. Düsünceli, advocaat in Arnhem, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte 2.849.000 onveraccijnsde sigaretten voorhanden en/of in opslag heeft gehad.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op of omstreeks 20 maart 2023 te Apeldoorn en/of Deventer, in elk geval in
Nederland,
opzettelijk een grote hoeveelheid accijnsgoederen, in elk geval 2.849.000 sigaretten,
voorhanden en/of in opslag heeft gehad,
terwijl die sigaretten niet overeenkomstig de bepalingen van de Wet op de Accijns in
de heffing waren betrokken.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsmotivering

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het tenlastegelegde feit.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen [1] .
De bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 5 februari 2024.
Het proces-verbaal van bevindingen van 20 maart 2023 (AMB-001), p. 44-46.
Het proces-verbaal van bevindingen van 20 maart 2023 (AMB-002), p. 53.
Het proces-verbaal van bevindingen van 29 maart 2023 (AMB-004), p. 70.
Een geschrift, te weten een nadeelberekening, opgesteld door de Douane Arnhem (DOC-004), p. 101.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 20 maart 2023 te Apeldoorn en Deventer,
opzettelijk 2.849.000 sigaretten,
voorhanden of in opslag heeft gehad,
terwijl die sigaretten niet overeenkomstig de bepalingen van de Wet op de Accijns in
de heffing waren betrokken.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 5 van de Wet op de accijns, in samenhang met artikel 97 van de Wet op de accijns. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
het misdrijf:
het opzettelijk overtreden van een in artikel 5 van de Wet op de accijns opgenomen verbod.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan de verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden op te leggen.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, gelet op de gezondheid van de verdachte.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Aard en ernst van het gepleegde feit
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het opzettelijk voorhanden en in opslag hebben van een grote hoeveelheid onveraccijnsde sigaretten.
De illegale handel in sigaretten verstoort de reguliere markt voor tabakswaren en werkt ontwrichtend op de economische ordening en het fiscale systeem van het land. Illegale sigaretten worden doorgaans verkocht voor een prijs die ver beneden de reguliere prijs voor zulke producten ligt. Hiermee wordt niet alleen de accijnsverplichting voor aanzienlijke bedragen ontdoken, maar wordt ook bonafide handelaren en bedrijven die wel voldoen aan hun verplichtingen in het kader van de accijnsheffingen oneerlijke concurrentie aangedaan. In deze strafzaak is de Nederlandse staat door het niet-betalen van de accijns op de sigaretten voor een bedrag van ongeveer € 1.000.000,-- benadeeld. Het handelen van de verdachte heeft ook een negatieve invloed op het anti-rookbeleid van de Nederlandse overheid. De overheid ontmoedigt, met het oog op de algemene volksgezondheid, actief het roken van tabak. Ten behoeve van dat beleid maakt de overheid gebruik van prijsverhogingen, op basis van heffingen en belastingen. Met de handel in illegale sigaretten wordt dit beleid ondermijnd. Bovendien geldt dat de productie- en handelsketen ten aanzien van illegale rookwaren niet traceerbaar is, hetgeen eveneens ongunstig is voor het beleid in het kader van de volksgezondheid. Bij de aanwezigheid van extra gevaarlijke stoffen in de illegale rookwaar is het onmogelijk de producent van die rookwaar te achterhalen.
In het voordeel van de verdachte weegt de rechtbank mee dat de verdachte een geringe rol lijkt te hebben gehad. De verdachte heeft verklaard dat hij niet de eigenaar van de sigaretten was, maar dat hij deze voor anderen in bewaring had en vervoerde. Ook overigens geeft het dossier geen aanleiding te veronderstellen dat de rol van de verdachte groter is geweest dan dat.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie betreffende verdachte van 8 januari 2024. Hieruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor een soortgelijk strafbaar feit.
Daarnaast heeft de rechtbank acht geslagen op het reclasseringsadvies van Reclassering Nederland van 31 augustus 2023 en de verklaring van de verdachte ter terechtzitting. De verdachte kampt met gezondheidsproblemen, waarvoor hij in het buitenland behandeld is en wordt. Zijn lichamelijke conditie is als gevolg daarvan dusdanig dat hij niet in staat is te werken. Daardoor heeft de verdachte geen inkomen. Verder heeft hij schulden, omdat zijn medische behandeling niet volledig wordt vergoed.
Strafoplegging
Gezien de ernst van het gepleegde feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Maar gelet op de geringe rol die de verdachte lijkt te hebben gehad en zijn persoonlijke omstandigheden ziet de rechtbank aanleiding om een lagere straf op te leggen dan geëist. Alles afwegende acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van negen maanden passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
het misdrijf:
het opzettelijk overtreden van een in artikel 5 van de Wet op de accijns opgenomen verbod;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
9 (negen) maanden.
Dit vonnis is gewezen door mr. H. Manuel, voorzitter, mr. M.B. van Werkhoven en
mr. D. ten Boer, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.L. Vedder, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 19 februari 2024.
Buiten staat
Mr. H. Manuel is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
De griffier is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de FIOD/Belastingdienst met nummer 72791/6072791 (procesdossier Doubs). Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.