ECLI:NL:RBOVE:2024:819

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
15 februari 2024
Publicatiedatum
15 februari 2024
Zaaknummer
08.163227.23 en 18.196187.20 (TUL) (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor medeplegen van oplichting en diefstal van bejaarde slachtoffers

Op 15 februari 2024 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van oplichting en diefstal. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 210 dagen, waarvan 90 dagen voorwaardelijk, en heeft hem verplicht zich te melden bij de Reclassering. De verdachte is schuldig bevonden aan het medeplegen van oplichting, waarbij hij zich voordeed als bankmedewerker en bejaarde slachtoffers heeft misleid om hun pinpassen en pincodes af te geven. De feiten vonden plaats tussen 23 mei en 7 juni 2023 in Zwolle en andere plaatsen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met anderen handelde en dat hij een wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan de gepleegde feiten. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de ernst van de feiten, de impact op de slachtoffers en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn eerdere veroordelingen en de stappen die hij heeft gezet om zijn leven te stabiliseren. De rechtbank heeft de vorderingen van de benadeelde partijen, [slachtoffer 5] en [slachtoffer 1], beoordeeld en heeft de vordering van [slachtoffer 5] niet-ontvankelijk verklaard, terwijl de vordering van [slachtoffer 1] ook niet-ontvankelijk werd verklaard wegens onvoldoende onderbouwing. De rechtbank heeft de tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf omgezet naar een taakstraf van 200 uren.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummers: 08.163227.23 en 18.196187.20 (TUL) (P)
Datum vonnis: 15 februari 2024
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2000 in [geboorteplaats],
wonende aan de [woonplaats].

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 12 oktober 2023, van 4 januari 2024 en van 1 februari 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. L. Guest en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. B. van Elst, advocaat in Utrecht, naar voren is gebracht.
Ook heeft de rechtbank kennisgenomen van wat namens de benadeelde partij
[slachtoffer 1] door [naam] van Slachtofferhulp Nederland is aangevoerd.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er na wijziging van de tenlastelegging van 4 januari 2024, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:in de periode van 23 mei 2023 tot en met 7 juni 2023 al dan niet samen met anderen
[slachtoffer 2], [slachtoffer 3], [slachtoffer 4], [slachtoffer 1] en [slachtoffer 5] (hierna respectievelijk: [slachtoffer 2], [slachtoffer 3], [slachtoffer 4], [slachtoffer 1] en [slachtoffer 5]) heeft opgelicht door zich voor te doen als een bankmedewerker en hen te bewegen tot het afgeven van hun pinpas en pincode;
feit 2:in de periode van 23 mei 2023 tot en met 7 juni 2023 al dan niet samen met anderen geld heeft gestolen van [slachtoffer 2], [slachtoffer 3], [slachtoffer 4], [slachtoffer 1] en [slachtoffer 5] door onbevoegd te pinnen.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1
hij op één of meer tijdstippen gelegen in of omstreeks de periode van 23
mei 2023 tot en met 7 juni 2023 te Zwolle en/of Emmen en/of Beilen
en/of Assen, althans in Nederland (telkens) tezamen en in vereniging
met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich
en/of
een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een
valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door listige
kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 2]
en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 5]
heeft bewogen tot de afgifte van enig goed en/of het ter beschikking
stellen van gegevens, te weten een of meerdere
bankpas(sen)/pinpas(sen)/creditcard(s) en (de bijbehorende)
pincode(s) door
- die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 1]
en/of [slachtoffer 5] telefonisch te benaderen en zich (daarbij) voor te doen als
medewerker van de/een (Rabo-)bank en/óf
- die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 1]
en/of [slachtoffer 5] te melden dat er was gefraudeerd met de
bankpas/bankrekening en/of door onbevoegden was ingelogd op de
rekening en/of (een) ongebruikelijke transactie(s) zou(den)
plaatsvinden op de rekening(en) van die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of
[slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 5] en/of
- die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 1]
en/of [slachtoffer 5] te melden dat hij/zij de fraude en/of de ongebruikelijke
transactie(s) konden (doen) stoppen door hun bankpas(sen) en/of
creditcard(s) en/of (de daarbij behorende) pincode(s) in een enveloppe
te doen en (vervolgens) te verstrekken aan de koerier en/of een
medewerker van de bank die bij die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4]
en/of [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 5] aan de deur zou komen
en/of (daarbij) een code zou geven ter verificatie en/of
- naar de woning van die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of
[slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 5] is/zijn gegaan en zich heeft/hebben
voorgedaan als medewerker van de/een (Rabo-)bank;
2
hij op één of meer tijdstippen gelegen in of omstreeks de periode van 23
mei 2023 tot en met 7 juni 2023 te Zwolle en/of Emmen en/of Beilen
en/of Assen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of
meer anderen, althans alleen, (een) geldbedrag(en) (van in totaal
8.823,82), in elk geval enig geldbedrag, dat/die geheel often dele aan [slachtoffer 2]
en/of [slachtoffer 3] en/ of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 5]
, in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s) toebehoorde(n), heeft/hebben weggenomen met het
oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte
en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf
heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen geldbedrag(en)
onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een
valse sleutel, door:
- onbevoegd te pinnen (bij de Geldmaat op de Stationsstraat te Zwolle
en/of bij de Geldmaat op het Koopmansplein te Assen) met de bankpas
(behorende bij rekeningnummer [rekeningnummer 1]) van die [slachtoffer 2]
en/of
- onbevoegd te pinnen (bij de BP Balkenkolk te Assen) met de
bankpas(sen) ([rekeningnummer 2] en/of [rekeningnummer 3])
van die [slachtoffer 3] en/of
- onbevoegd te pinnen (bij de Mediamarkt te Emmen) met de bankpas
(behorende bij rekeningnummer [rekeningnummer 4]) van die
[slachtoffer 4] en/of
- onbevoegd te pinnen (bij de Mediamarkt te Zwolle en/of de ABN
AMRO te Zwolle) met de bankpas (behorende bij rekeningnummer
[rekeningnummer 5]) van die [slachtoffer 1] en/of
- onbevoegd te pinnen (bij de Mediamarkt te Zwolle) met de bankpas
(behorende bij rekeningnummer [rekeningnummer 6]) van die [slachtoffer 5].

3.De bewijsmotivering

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend kunnen worden bewezen ten aanzien van de aangevers [slachtoffer 5], [slachtoffer 4] en
[slachtoffer 1]. Ten aanzien van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] heeft de officier van justitie het standpunt ingenomen dat verdachte vrijgesproken dient te worden van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte vrijgesproken dient te worden van het onder 1 en 2 ten laste gelegde ten aanzien van [slachtoffer 2], [slachtoffer 3] en [slachtoffer 5]. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat er onvoldoende overtuigend bewijs is dat verdachte de feiten ten aanzien van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] heeft begaan en dat ten aanzien van [slachtoffer 5] geen sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking.
De raadsman heeft zich verder op het standpunt gesteld dat de feiten onder 1 en 2 ten aanzien van [slachtoffer 4] en [slachtoffer 1] wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
[slachtoffer 2] en [slachtoffer 3]
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bevat dat verdachte betrokken is geweest bij de oplichting van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en vervolgens het onbevoegd pinnen met de pinpassen van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3]. Verdachte zal daarom partieel van het onder 1 en 2 ten laste gelegde worden vrijgesproken.
[slachtoffer 5]
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen bewezen kan worden verklaard, indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking. Daarbij moet de van medeplegen verdachte persoon aan de totstandkoming van het delict een wezenlijke bijdrage hebben geleverd, waaruit blijkt van opzet op zowel de samenwerking als het plegen van het strafbare feit. Bij de beoordeling of daaraan is voldaan, kan rekening worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting leidt de rechtbank met betrekking tot de betrokkenheid van verdachte bij het ten laste gelegde ten aanzien van [slachtoffer 5] het volgende af.
Verdachte heeft verklaard dat hij betrokken is geweest bij twee zaken in Zwolle en één zaak in Emmen. Verdachte weet nog dat hij betrokken was bij de zaak van aangeefster
[slachtoffer 1], maar hij weet niet bij welke andere zaak in Zwolle hij betrokken is geweest. Uit het dossier kan de rechtbank niet afleiden wat de rol en bijdrage van verdachte is geweest bij de oplichting van [slachtoffer 5] en vervolgens de diefstal. De verklaring van medeverdachte
[medeverdachte] (hierna [medeverdachte]) dat hij moest pinnen voor ‘[verdachte]’ acht de rechtbank niet betrouwbaar nu zijn verklaring niet consistent is en overigens ook onvoldoende steun vindt in het dossier. De rechtbank ziet reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de verklaring van [medeverdachte] te twijfelen en volgt het standpunt van de officier van justitie niet. De rechtbank neemt deze verklaring dan ook niet als uitgangspunt. Ook de berichten die [medeverdachte] op 7 juni 2023 op zijn telefoon ontving, zeggen naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende over de betrokkenheid van verdachte bij de ten laste gelegde feiten ten aanzien van [slachtoffer 5].
De bewijsmiddelen geven geen duidelijkheid over de betrokkenheid en bijdrage van verdachte bij deze zaak. Op grond van het voorgaande is de rechtbank dan ook van oordeel dat de voor medeplegen vereiste voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en een of meerdere medeverdachten niet is komen vast te staan. Nu dit niet wettig en overtuigend kan worden bewezen, spreekt de rechtbank verdachte eveneens partieel vrij van beide ten laste gelegde feiten ten aanzien van [slachtoffer 5].
[slachtoffer 4] en [slachtoffer 1]
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten ten aanzien van [slachtoffer 1] op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank – nu verdachte deze feiten heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit – conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
  • Het proces-verbaal van de terechtzitting van 1 februari 2024, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte;
  • Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] van 7 juni 2023 (pagina’s 159 tot en met 161).
De rechtbank komt eveneens tot een bewezenverklaring van het onder 1 ten laste gelegde feit ten aanzien van [slachtoffer 4] op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank – nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit – conform artikel 359, derde lid, laatste volzin Sv, zal volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
  • Het proces-verbaal van de terechtzitting van 1 februari 2024, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte;
  • Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 4] van 1 juni 2023 (pagina’s 145 en 146).
Op basis van de inhoud van het dossier en van wat op de terechtzitting besproken is, stelt de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden vast ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde ten aanzien van [slachtoffer 4].
Verdachte heeft verklaard dat hij betrokken is geweest bij twee zaken in Zwolle en een zaak in Emmen. Verdachte heeft verklaard dat hij niet degene is geweest die in Emmen een pinpas heeft opgehaald, maar dat hij door een derde is gevraagd of hij iemand kon vinden die in Emmen een pinpas op kon halen. Verdachte heeft vervolgens iemand benaderd om de pinpas in Emmen op te halen. Daarvoor kreeg verdachte een vergoeding. Ook heeft verdachte verklaard dat hij samen met de persoon die de pinpas heeft opgehaald, naar Emmen is gegaan.
Op de telefoon van [medeverdachte] is een filmpje aangetroffen van 1 juni 2023 om 17:21 uur waarop te zien is dat [medeverdachte] zichzelf in een bus filmde en dat hij naast een jongen zat. Die jongen is door een verbalisant herkent als verdachte. Tussen verdachte en [medeverdachte] lag een doosje van een Apple product, vermoedelijk een MacBook. [slachtoffer 4] heeft in haar aangifte verklaard dat er op 1 juni 2023 om 16:14 uur een bedrag van 1899,00 euro is gepind bij de Mediamarkt in Emmen. [2] In de woning van [medeverdachte] is een kassabon van de Mediamarkt in Emmen van 1 juni 2023 om 16:14 uur aangetroffen. Op deze kassabon was te zien dat een “APPLE MBP 14.2 SL/8C CPU/14C" ter waarde van 1899,00 euro was afgerekend middels pinbetaling. [3]
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of sprake is van medeplegen met betrekking tot het onder 2 ten laste gelegde ten aanzien van [slachtoffer 4] en zij overweegt daaromtrent als volgt.
De rechtbank verwijst naar het hiervoor overwogen met betrekking tot de vraag wanneer sprake is van medeplegen.
Uit de wijze waarop na de oplichting de diefstal met valse sleutel tot stand is gekomen en het filmpje waarop verdachte samen met [medeverdachte] op 1 juni 2023 om 17:21 uur – iets meer dan een uur na het pinnen met de van oplichting afkomstige pinpas waarvan verdachte heeft bekend dat hij betrokken was bij de oplichting – te zien is, kan worden afgeleid dat sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en anderen bij het onbevoegd pinnen. De rechtbank acht op grond van de hiervoor vastgestelde feiten en omstandigheden en de (deels) bekennende verklaring van verdachte dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 2 ten laste gelegde feit ten aanzien van [slachtoffer 4] samen met anderen heeft begaan.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
1
hij op één of meer tijdstippen gelegen in de periode van 23 mei 2023 tot en met 7 juni 2023 te Zwolle en Emmen, althans in Nederland telkens tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam, van een valse hoedanigheid, door listige kunstgrepen en door een samenweefsel van verdichtsels [slachtoffer 4] en [slachtoffer 1] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed en het ter beschikking stellen van gegevens, te weten meerdere pinpassen en de bijbehorende pincodes door
- die [slachtoffer 4] en [slachtoffer 1] telefonisch te benaderen en zich daarbij voor te doen als medewerker van een bank en
- die [slachtoffer 4] en [slachtoffer 1] te melden dat er was gefraudeerd met de bankrekening en door onbevoegden was ingelogd op de rekening van die [slachtoffer 4] en [slachtoffer 1] en
- die [slachtoffer 4] en [slachtoffer 1] te melden dat zij de fraude en de ongebruikelijke
transacties konden doen stoppen door hun bankpassen en de daarbij behorende pincodes in een enveloppe te doen en vervolgens te verstrekken aan de koerier die bij die [slachtoffer 4] en [slachtoffer 1] aan de deur zou komen en daarbij een code zou geven ter verificatie en
- naar de woning van die [slachtoffer 4] en [slachtoffer 1] zijn gegaan en zich hebben
voorgedaan als medewerker van een bank;
2
hij op één of meer tijdstippen gelegen in de periode van 23 mei 2023 tot en met 7 juni 2023 te Zwolle en Emmen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen geldbedragen die aan [slachtoffer 4] en [slachtoffer 1] toebehoorden, hebben weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededaders zich die weg te nemen geldbedragen onder hun bereik hebben gebracht door middel van een valse sleutel, door:
- onbevoegd te pinnen (bij de Mediamarkt te Emmen) met de bankpas (behorende bij rekeningnummer [rekeningnummer 4]) van die [slachtoffer 4] en
- onbevoegd te pinnen (bij de Mediamarkt te Zwolle en de ABN AMRO te Zwolle) met de bankpas (behorende bij rekeningnummer [rekeningnummer 5]) van die [slachtoffer 1].
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 47, 311 en 326 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf:
medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd;
feit 2
het misdrijf:
diefstal, door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, meermalen gepleegd.

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezen verklaarde feiten.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf onwenselijk is en geen meerwaarde heeft. Aan verdachte kan een voorwaardelijke straf worden opgelegd, met een lange proeftijd en bijzondere voorwaarden, aldus de raadsman.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
De aard en de ernst van de feiten
Verdachte heeft zich, samen met anderen, schuldig gemaakt aan oplichting van en diefstal van geld van bejaarde slachtoffers. Verdachte heeft niet alleen gepind, maar hij heeft
[slachtoffer 1] ook thuis bezocht en hij heeft haar, onder valse voorwendselen, bewogen tot afgifte van haar pinpas. Ook heeft hij er voor gezorgd dat een andere persoon naar het huis van [slachtoffer 4] is gegaan om daar haar pinpas, onder valse voorwendselen, weg te nemen. Met hun handelwijze hebben verdachte en zijn mededaders misbruik gemaakt van het vertrouwen van de slachtoffers in de medemens en, in het bijzonder, in het bankwezen. Ook neemt de rechtbank in ogenschouw dat de oplichting bij de vaak hoog bejaarde slachtoffers thuis heeft plaatsgevonden, waardoor bij de slachtoffers het gevoel van veiligheid in en rond hun huis ernstig is geschaad. Verdachte en zijn mededaders hebben uitsluitend hun eigen financiële gewin voor ogen gehad. Verdachte heeft zich op geen enkele wijze bekommerd om de impact die zijn handelwijze op de bejaarde slachtoffers heeft. Verdachte heeft daarbij misbruik gemaakt van de vaak kwetsbare bejaarde slachtoffers die veelal in mindere mate bekend en ervaren zijn met de moderne betalingswijzen en daardoor juist meer zijn aangewezen op de hulp van bankmedewerkers. Dat rekent de rechtbank verdachte aan. Feiten als deze leiden bovendien niet alleen tot onrust en gevoelens van onveiligheid bij de slachtoffers, maar ook in de samenleving in het algemeen. Alle waarschuwingen ten spijt worden op grote schaal slachtoffers gemaakt door oplichtingspraktijken als deze.
De persoon van de verdachte
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met het strafblad van verdachte van 31 januari 2024. Hieruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor een soortgelijk strafbaar feit.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het reclasseringsadvies van Reclassering Nederland van 20 oktober 2023. De reclassering heeft geconstateerd dat verdachte eerder in aanraking kwam met justitie voor zaken waaraan eveneens een financieel motief ten grondslag lag. Verdachte kent een turbulente en onstabiele jeugd, waarbij hij enkele jaren dakloos is geweest, drugs gebruikte en in overlevingsstand stond. Sinds 2020 heeft verdachte samen met zijn moeder, ViaLucia (bewindvoering) en Vizier Zorg veel stappen gezet om zijn leven te stabiliseren. Verdachte beschikt momenteel over huisvesting en ontvangt hierbij ondersteuning van Vizier Zorg. Hij ontvangt weekgeld en met de schuldeisers zijn er afspraken gemaakt. Ondanks dat verdachte stappen heeft gezet om zijn leven op orde te brengen, lijkt hij tot op heden de verleiding om snel geld te maken niet te kunnen weerstaan. Verdachte wordt door ViaLucia omschreven als een zorgmijder. Hij lijkt het tot op heden moeilijk te vinden om zich geheel open te stellen in gesprek met de reclassering en hij lijkt zich beter voor te doen. De reclassering ziet dan ook de meerwaarde van reclasseringstoezicht, ondanks dat verdachte al veel hulpverlening heeft. Middels ambulante behandeling kan er meer zicht worden verkregen op het psychosociaal functioneren van verdachte en kan worden ingezet op delictpreventie. Eerder dreigde verdachte door de voorlopige hechtenis zijn woning te verliezen. Wanneer hij zijn woning verliest is de kans op recidive zeer hoog en raakt hij alles kwijt wat hij inmiddels heeft opgebouwd, aldus de reclassering.
De straf of maatregel
De rechtbank heeft bij het bepalen van de strafmaat gekeken naar straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd en gelet op de ernst van de gepleegde feiten.
Alles afwegende zal de rechtbank aan verdachte een gevangenisstraf opleggen voor de duur van 210 dagen, waarvan 90 dagen voorwaardelijk, met aftrek van de tijd die verdachte al in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht en met een proeftijd van drie jaren
met daarbij de oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals deze door de reclassering zijn geadviseerd. Dit betekent dat verdachte niet terug hoeft naar de gevangenis. De voorwaardelijke gevangenisstraf dient als waarborg om verdachte ervan te weerhouden nieuwe strafbare feiten te plegen en omdat de rechtbank de bijzondere voorwaarden in het belang acht van verdachte.

7.De schade van benadeelden

7.1
De vorderingen
7.1.1
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 5]
heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om een schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van
€ 1.464,99 (veertienhonderdvierenzestig euro en negenennegentig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan. De gevorderde materiële schade bestaat uit het gepinde bedrag.
7.1.2
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]
heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om een schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 600,00 (zeshonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan. De gevorderde schade bestaat uit immateriële schade.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen van [slachtoffer 5] en [slachtoffer 1] toewijsbaar zijn, te vermeerderen met de wettelijke rente. Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 5] heeft de officier van justitie verzocht de vordering hoofdelijk toe te wijzen.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht [slachtoffer 5] in haar vordering niet-ontvankelijk te verklaren vanwege de bepleitte vrijspraak. Indien de rechtbank wel tot een bewezenverklaring komt, heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat de vordering toewijsbaar is.
De raadsman heeft verzocht de vordering van [slachtoffer 1] af te wijzen, vanwege het ontbreken van de onderbouwing.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
7.4.1
Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 5]
De vordering heeft betrekking op het onder 1 en 2 ten laste gelegde. Omdat verdachte van deze feiten ten aanzien van [slachtoffer 5] wordt vrijgesproken, zal de rechtbank de benadeelde partij op de voet van artikel 361, tweede lid, Sv niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
7.4.2
Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 1]
De vordering heeft betrekking op het onder 1 en 2 ten laste gelegde. De opgevoerde schade is in deze strafprocedure onvoldoende komen vast te staan, omdat de gestelde schade onvoldoende is onderbouwd, terwijl namens verdachte de schade gemotiveerd is betwist. Het in de gelegenheid stellen van de benadeelde partij om deze schadepost alsnog nader te onderbouwen levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. De rechtbank zal de benadeelde partij die gelegenheid niet bieden. De rechtbank zal de benadeelde partij [slachtoffer 1] daarom in de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat zij de vordering bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.

8.De vordering tenuitvoerlegging

Bij onherroepelijk geworden vonnis van 12 oktober 2021 (parketnummer 18.196187.20), gewezen door de rechtbank Noord-Nederland, is verdachte veroordeeld tot, voor zover hier van belang:
  • een voorwaardelijke gevangenisstraf van 4 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 Sr;
  • met een proeftijd van drie jaren.
De proeftijd is ingegaan op 26 februari 2021.
8.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vier maanden ten uitvoer te leggen, waarna de officier van justitie vervolgens ter terechtzitting de vordering heeft gewijzigd, in die zin dat zij de tenuitvoerlegging daarvan heeft gevorderd, omgezet naar een taakstraf.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de vordering van de officier van justitie moet worden toegewezen. De hierboven bewezen verklaarde feiten zijn na het wijzen van voornoemd vonnis en voor het eindigen van de proeftijd gepleegd. Door het plegen van de bewezen feiten heeft verdachte de aan het vonnis verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd.
De rechtbank constateert echter dat de rechtbank Noord-Nederland bij onherroepelijk geworden vonnis van 12 januari 2024 reeds de gedeeltelijke tenuitvoerlegging van het vonnis van 12 oktober 2021 heeft bevolen, waarbij een maand gevangenisstraf is omgezet naar een taakstraf voor de duur van 60 uren.
Gelet op het voorgaande zal de tenuitvoerlegging worden gelast van de onder parketnummer 18.196187.20 resterende aan verdachte voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van drie maanden. De rechtbank zal dan ook de resterende drie maanden omzetten naar een taakstraf voor de duur van 200 uren, subsidiair 90 dagen vervangende hechtenis.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57 en 63 Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1
het misdrijf:
medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd;
feit 2
het misdrijf:
diefstal, door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, meermalen gepleegd;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1 en 2 bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
210 (tweehonderdtien) dagen;
- bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van
90 (negentig) dagen niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende algemene voorwaarde niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
De rechter kan de tenuitvoerlegging ook gelasten indien de verdachte gedurende de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende bijzondere voorwaarden niet is nagekomen:
- stelt als
bijzondere voorwaardendat verdachte:
- zich meldt bij de reclassering en zich blijft melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
- zich laat behandelen door Jan Arends GGZ of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
- zich laat behandelen en begeleiden door Vizier Zorg of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
- zich inspant voor het vinden en behouden van betaald werk, scholing, onbetaald werk en/of vrijetijdsbesteding, met een vaste structuur. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag;
- meewerkt aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. Verdachte geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden;
- meewerkt aan controle van het gebruik van alcohol en drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
- draagt de reclassering op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
daarbij gelden als voorwaarden van rechtswege dat de verdachte:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, Sr, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
schadevergoedingen
de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 5]
  • bepaalt dat de benadeelde partij
  • bepaalt dat verdachte en de benadeelde partij ieder de eigen kosten dragen;
de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]
  • bepaalt dat de benadeelde partij
  • bepaalt dat verdachte en de benadeelde partij ieder de eigen kosten dragen;
opheffing geschorste bevel voorlopige hechtenis
- heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op met ingang van heden;
tenuitvoerlegging voorwaardelijke straf met parketnummer 18.196187.20
- beveelt de
tenuitvoerleggingvan de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf, te weten een
gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden, van de bij vonnis van rechtbank Noord-Nederland van 12 oktober 2021 voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden en beveelt daarbij de
omzettingvan 3 maanden gevangenisstraf
in een taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid,
voor de duur van 200 uren, bij niet goed verrichten te vervangen door 90 dagen hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.H. Meijer, voorzitter, mr. R.P. van Campen en
mr. J.G.M. Fluttert, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R. van de Hulst, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 15 februari 2024.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2023265629. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Het proces-verbaal van bevindingen van 16 juni 2023 (pagina 219 en 220) en het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 4] van 1 juni 2023 (pagina’s 145 en 146).
3.Het proces-verbaal van bevindingen van 11 juni 2023 (pagina 153).