ECLI:NL:RBOVE:2024:818

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
15 februari 2024
Publicatiedatum
15 februari 2024
Zaaknummer
08.134261.23 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor belaging, bedreiging en vernieling

Op 15 februari 2024 heeft de Rechtbank Overijssel een 33-jarige man veroordeeld tot een taakstraf van 150 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 maand met een proeftijd van 3 jaren. De man werd schuldig bevonden aan belaging, bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en zware mishandeling, en opzettelijk vernielen van een autoband. De rechtbank oordeelde dat de verdachte gedurende een periode van meer dan een jaar zijn ex-partner heeft gestalkt, ondanks haar verzoek om geen contact meer te hebben. Hij heeft haar vele bedreigende en beledigende berichten gestuurd via WhatsApp en heeft zich meermalen bij haar woning opgehouden. De rechtbank achtte de verklaringen van de benadeelde partij, [slachtoffer 1], betrouwbaar en concludeerde dat de verdachte stelselmatig inbreuk heeft gemaakt op haar persoonlijke levenssfeer. De rechtbank heeft ook de vordering van de benadeelde partij, [slachtoffer 2], toegewezen, die schadevergoeding eiste voor de vernieling van zijn autoband. De verdachte is veroordeeld tot betaling van € 135,- aan [slachtoffer 2]. De rechtbank heeft de strafmaat bepaald op basis van de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08.134261.23 (P)
Datum vonnis: 15 februari 2024
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 1990 in [geboorteplaats 1] ,
wonende aan de [adres] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
1 februari 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. J.F. Menke en van wat door verdachte en zijn raadsvrouw mr. M.A. Lubbers, advocaat in Deventer, naar voren is gebracht.
Ook heeft de rechtbank kennisgenomen van de namens [slachtoffer 1] , door [naam] van Slachtofferhulp Nederland, voorgedragen slachtofferverklaring.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:in de periode van 24 januari 2022 tot en met 10 mei 2023 zijn ex-partner, [slachtoffer 1] (hierna [slachtoffer 1] ), heeft gestalkt;
feit 2:in de periode van 1 april 2023 tot en met 10 mei 2023 [slachtoffer 1] heeft bedreigd;
feit 3:op 7 april 2023 een autoband van [slachtoffer 2] (hierna [slachtoffer 2] ) heeft vernield.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1
hij in of omstreeks 24 januari 2022 t/m 10 mei 2023 te Deventer, althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer 1] , door
- (meermalen) Whatsapp-(spraak)berichten gestuurd naar de mobiele telefoon van
die [slachtoffer 1] , met (onder meer) de bedreigende/beledigende tekst(en):
"‘ik kom zo langs om alle ramen eruit te trappen en die gozer dood te slaan"
en/of
"Ik ga jou en jouw vrienden dood maken" en/of
"Met wie ben je nu weer, ik zou je dood moeten steken, ik heb al die jaren van mijn
leven vergooid door jou", althans woorden van gelijke bedreigende/beledigende
aard en/of strekking,
- zich (meermalen) opgehouden bij de woning van die [slachtoffer 1] ,
- aangebeld en/of aangeklopt bij de woning van die [slachtoffer 1] en/of
- voornoemde [slachtoffer 1] op engerlei (andere) wijze lastig gevallen
met het oogmerk die [slachtoffer 1] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden
en/of vrees aan te jagen;
2
hij in of omstreeks de periode tussen 01 april 2023 t/m 10 mei 2023 te Deventer
[slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer 1] een en/of meerdere malen dreigend de woorden toe te voegen "ik maak je dood en/of ik zou jou dood moeten steken en/of ik mak jullie kapot", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
3
hij op of omstreeks 7 april 2023 te Deventer opzettelijk en wederrechtelijk een (auto)band, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.

3.De bewijsmotivering

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft het standpunt ingenomen dat alle aan verdachte tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend kunnen worden bewezen, nu verdachte voor alle tenlastegelegde feiten ter terechtzitting een bekennende verklaring heeft afgelegd.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van de onder 1 tenlastegelegde belaging, nu er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is om de vereiste stelselmatigheid voor belaging in de zin van 285b van het Wetboek van Strafrecht (Sr) aan te nemen. De raadsvrouw heeft de rechtbank verzocht kritisch naar het dossier te kijken. Zo blijkt volgens de raadsvrouw uit het dossier niet welke (spraak)berichten door de politie aan verdachte zijn voorgehouden en welke incidenten hij heeft bekend. Ook is niet vastgesteld dat de berichten in het dossier met het telefoonnummer van verdachte zijn verstuurd en is niet bekend hoe de berichten in het dossier zijn aangeleverd. Bovendien zijn de berichten niet voorzien van een datum. Volgens de raadsvrouw kunnen slechts vijf incidenten – namelijk zoals genummerd in de aangifte: incident 2 van mei 2022, incident 3 van juni 2022, incident 4 van 20 juni 2022, incident 7 van 7 april 2023 en incident 9 van 11 april 2023 – over een periode van 11 maanden bewezen verklaard worden, waardoor geen sprake is van stelselmatigheid. Daarbij komt dat de aangifte van [slachtoffer 1] niet volledig betrouwbaar is, omdat zij geen openheid van zaken heeft gegeven. Zij heeft ook zelf berichten aan verdachte gestuurd.
Ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat er wettig en overtuigend bewijs is voor de bedreiging ‘
Ik maak je dood’, maar dat verdachte voor de overige bedreigingen partieel vrijgesproken dient te worden. De uitlating
‘Ik zou jou dood moeten steken’valt buiten de tenlastegelegde periode en voor
‘Ik maak je kapot’is geen ondersteund bewijs.
De raadsvrouw heeft geen opmerkingen ten aanzien van het onder 3 tenlastegelegde.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
3.3.1
Feit 1 en feit 2
De feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op grond van het dossier en van wat op de zitting is besproken de volgende feiten en omstandigheden vast.
[slachtoffer 1] heeft tegen verdachte aangifte gedaan van belaging. [slachtoffer 1] heeft een relatie gehad met verdachte van ongeveer 2012 tot en met 2015. Na 2015 hadden [slachtoffer 1] en verdachte nog contact, maar op een gegeven moment is volgens [slachtoffer 1] de belaging begonnen. Volgens [slachtoffer 1] bleef verdachte de schijn ophouden dat ze een relatie zouden hebben. [slachtoffer 1] heeft in haar aangifte verklaard over meerdere incidenten vanaf januari 2022. Zo heeft verdachte in mei 2022, op 4 juni 2022 en op 20 juni 2022 gezien dat [slachtoffer 1] visite had waarna hij op die dagen bedreigingen appte, klopte hij op 20 juni 2022 op de ramen van het huis van [slachtoffer 1] in Deventer en dreigde hij via WhatsApp een tegel door het raam te gooien, stuurde hij op 6 juli 2022 WhatsApp-berichten met allerlei onwaarheden, tikte hij op
26 februari 2023 met een mes op een hek voor het huis van [slachtoffer 1] en stond hij gedurende de renovatie van de woning van [slachtoffer 1] dagelijks bij haar huis en deed hij tegenover bouwvakkers alsof hij de bewoner was. Ook heeft aangeefster verklaard over een incident op een vrijdagavond waarbij verdachte op de ramen bonkte en hij via WhatsApp berichten en spraakberichten stuurde dat [slachtoffer 1] de deur open moest doen, omdat hij toch wel binnen zou komen. Vervolgens stuurde verdachte volgens [slachtoffer 1] rond 22:50 uur dat hij de autoband van [slachtoffer 2] , een buurtbewoner, lek had gestoken. [slachtoffer 2] had de politie gebeld, waarna verdachte door de politie is aangesproken en hij vervolgens op de hoek van de straat ging staan waardoor hij nog steeds bij [slachtoffer 1] naar binnen kon kijken. Hij bleef vervolgens naar [slachtoffer 1] appen dat hij wel weer langs zou komen. Op 11 april 2023 heeft de politie een stopgesprek met verdachte gevoerd waarna [slachtoffer 1] meteen na afloop daarvan een bericht van verdachte ontving. [2] [slachtoffer 1] heeft ook aangifte gedaan van bedreiging door de inhoud van de berichten die zij van verdachte heeft ontvangen. Zo heeft verdachte, volgens [slachtoffer 1] , onder andere op 7 of 8 april 2023 en op 10 mei 2023 de navolgende teksten gestuurd
‘Ik maak jouw dood’,
‘Ik maak jullie samen kapot’en
‘Als dit waar is maak ik jullie kapot’. [3]
Getuige [slachtoffer 2] heeft verklaard dat verdachte vanaf februari 2023 provocerend bij het huis van [slachtoffer 1] aanwezig was en dat [slachtoffer 1] tegen hem heeft verteld dat zij bang is voor verdachte. Volgens [slachtoffer 2] kwam verdachte op een gegeven moment iedere dag in de buurt van de woning van [slachtoffer 1] . Ook heeft [slachtoffer 2] een aantal berichten gezien die verdachte naar [slachtoffer 1] had gestuurd en heeft hij gezien dat verdachte een keer met een mes in de straat op een hekje stond te tikken. [4]
Ook getuige [getuige] heeft verklaard dat [slachtoffer 1] tegen hem verteld heeft dat zij zich niet veilig voelde bij haar ex-partner. [getuige] heeft op 7 april 2023 gezien dat verdachte voor de deur van [slachtoffer 1] stond en van 21:00 uur tot 22:00 uur in de straat rondhing. Ook zag hij dat verdachte zijn telefoon vast had en hoorde hij verdachte schreeuwen. [5]
Verdachte heeft ter terechtzitting erkend dat hij berichten en spraakberichten naar [slachtoffer 1] heeft gestuurd. In januari 2022 is het tot hem doorgedrongen dat [slachtoffer 1] geen contact meer met hem wilde. Hij wilde geen relatie met haar, maar hij wilde haar ‘
tieren’. Volgens verdachte klopt het dat hij op 4 juni 2022 het volgende bericht heeft gestuurd
‘Ik zou je dood moeten steken’en dat hij later in juni heeft gestuurd dat hij een tegel door haar raam zou gooien. Verder heeft hij op 11 april 2023, direct na het stopgesprek, een foto van een politieauto naar [slachtoffer 1] gestuurd. Daarnaast heeft hij op 8 en 9 mei 2023 veel spraakberichten naar [slachtoffer 1] gestuurd, omdat hij boos was dat zij hem negeerde. Hij heeft verklaard dat het niet netjes was wat hij heeft gestuurd en dat het klopt dat hij heeft gestuurd dat hij niet ging stoppen en dat het veel erger zou worden. Ook erkent verdachte dat hij berichten heeft gestuurd dat hij naaktfoto’s van [slachtoffer 1] door heel [plaats] zou plakken.
Verdachte heeft verklaard dat hij op 7 april 2023 in de straat van [slachtoffer 1] heeft gestaan en dat hij emotioneel was. Ook heeft hij verklaard dat hij regelmatig in de straat van [slachtoffer 1] stond om de straat en de bouwvakkers in de gaten te houden gedurende de renovatiewerkzaamheden bij de huizen, maar dat hij ook dagelijks de buurman van [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , uit [slachtoffer 1] huis zag komen. Verder heeft hij een keer op de deur van [slachtoffer 1] gebonkt omdat zij de deur niet opendeed, waarna hij berichten en spraakberichten heeft gestuurd. Hij stond toen ongeveer van 21:00 uur tot 22:00 uur in de straat van [slachtoffer 1] .
Verdachte heeft verklaard dat hij bedreigingen heeft geuit in 2023.
Overwegingen en conclusies
Incidenten en contactmomenten
De rechtbank acht op grond van de ter terechtzitting van 1 februari 2024 afgelegde verklaring van verdachte, in samenhang met de hiervoor genoemde bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte verantwoordelijk is voor de verstuurde WhatsApp (spraak)berichten naar [slachtoffer 1] in de periode van 24 januari 2022 tot en met 10 mei 2023. Ook acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich meermalen heeft opgehouden bij de woning van [slachtoffer 1] en heeft aangebeld en aangeklopt bij die woning.
De rechtbank acht de verklaringen van [slachtoffer 1] betrouwbaar. De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van [slachtoffer 1] in voldoende mate steun vindt in ander bewijsmateriaal en overweegt daartoe het volgende. Getuige [slachtoffer 2] en getuige [getuige] hebben beiden verklaard over verschillende incidenten waarbij verdachte bij de woning van [slachtoffer 1] stond en over het feit dat [slachtoffer 1] bang was voor verdachte. Getuige [slachtoffer 2] heeft verklaard dat [slachtoffer 1] hem verschillende berichten van verdachte heeft laten lezen. De rechtbank ziet daarnaast ondersteuning in de verklaring van verdachte zelf. Hij heeft immers verklaard dat hij [slachtoffer 1] meerdere berichten en spraakberichten heeft gestuurd terwijl hij in januari 2022 al wist dat [slachtoffer 1] geen contact meer met hem wilde, dat het geen nette berichten waren, dat hij bij haar heeft aangebeld en op haar ramen heeft geklopt en dat hij dit deed om [slachtoffer 1] te ‘
tieren’. Nu deze gebeurtenissen en handelingen (grotendeels) overeenkomen met de verklaringen van [slachtoffer 1] , is de rechtbank van oordeel dat haar verklaringen authentiek, consistent en gedetailleerd zijn en ook zijn ingebed in een concrete context.
Alles bij elkaar ondersteunen de bewijsmiddelen de feiten en omstandigheden die [slachtoffer 1] noemt. De rechtbank ziet dan ook geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de verklaring van [slachtoffer 1] te twijfelen en volgt het standpunt van de verdediging niet dat er slechts sprake zou zijn van vijf incidenten.
Belaging
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of de tenlastegelegde belaging wettig en overtuigend bewezen kan worden. Bij de beoordeling van de vraag of sprake is van belaging in de zin van artikel 285b Sr moet allereerst worden bewezen dat de belager opzet had op het maken van de inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van een ander. In de tweede plaats dient de belager het oogmerk te hebben om het slachtoffer te dwingen iets te doen, niet te doen of te dulden dan wel het slachtoffer vrees aan te jagen. Verder dient sprake te zijn van stelselmatig handelen van de belager. Dat wil zeggen met regelmaat en met een zekere hevigheid handelen gedurende een bepaalde periode. Daarbij zijn de aard, de duur, de frequentie en de intensiteit van de gedragingen van de belager, de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden en de invloed daarvan op het persoonlijk leven en de persoonlijke vrijheid van het slachtoffer, van belang.
Uit de hiervoor genoemde bewijsmiddelen is naar het oordeel van de rechtbank aan de hiervoor genoemde voorwaarden voor belaging voldaan. Verdachte heeft bewust en over een periode van meer dan een jaar telkens opnieuw contact opgenomen dan wel geprobeerd contact op te nemen met [slachtoffer 1] , ondanks haar uitdrukkelijke wens om geen contact te hebben. Hij heeft stelselmatig, gedurende een lange periode, vele (veelal) beledigende, intimiderende en bedreigende berichten naar [slachtoffer 1] gestuurd. Ook stond hij regelmatig voor haar huis, belde hij aan en bonkte hij op haar ramen.
Op grond van al het hiervoor overwogene, in onderling verband en samenhang bezien, oordeelt de rechtbank dan ook dat verdachte wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer 1] met het oogmerk om haar te dwingen contact met hem te onderhouden, een ernstige en langdurige inbreuk op haar persoonlijke levenssfeer te dulden en haar daarbij vrees aan te jagen. Daarmee acht de rechtbank de onder 1 tenlastegelegde belaging wettig en overtuigend bewezen.
De rechtbank is van oordeel dat op basis van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte in de tenlastegelegde periode [slachtoffer 1] een dreigende tekst heeft gestuurd inhoudende
‘Ik kom zo langs om alle ramen eruit te trappen en die gozer dood te slaan’. Dit toegestuurde bericht heeft verdachte immers verstuurd op 4 januari 2022. De rechtbank zal verdachte daarom van dit onderdeel van het onder 1 tenlastegelegde vrijspreken.
Bedreiging
De rechtbank is, overeenkomstig het standpunt van de verdediging, van oordeel dat op basis van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte in de tenlastegelegde periode [slachtoffer 1] heeft bedreigd met
‘Ik zou jou dood moeten steken’. Deze bedreiging heeft verdachte bekend, maar heeft plaatsgevonden op 4 juni 2022. De rechtbank zal verdachte daarom van dit onderdeel het onder 2 tenlastegelegde vrijspreken.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, twijfelt de rechtbank niet aan wat [slachtoffer 1] over de andere bedreigingen
‘Ik maak je dood’en ‘
Ik maak jullie kapot’heeft verklaard. Daarom acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte tussen 1 april 2023 en
10 mei 2023 [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling, zoals onder 2 ten laste is gelegd.
3.3.2
Feit 3
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het onder 3 tenlastegelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank – nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit – conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen.
  • Het proces-verbaal van de terechtzitting van 1 februari 2024, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte.
  • Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] van 7 april 2023 (pagina’s 6 en 7).
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de tenlastegelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
1
hij in de periode van 24 januari 2022 tot en met 10 mei 2023 te Deventer wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer 1] , door
- meermalen Whatsapp-(spraak)berichten te sturen naar de mobiele telefoon van die [slachtoffer 1] , met onder meer de bedreigende/beledigende teksten:
"Ik ga jou en jouw vrienden dood maken"
en
"ik zou je dood moeten steken, ik heb al die jaren van mijn leven vergooid door jou", althans woorden van gelijke bedreigende/beledigende aard en strekking,
- zich meermalen op te houden bij de woning van die [slachtoffer 1] ,
- aan te bellen en aan te kloppen bij de woning van die [slachtoffer 1] en
- voornoemde [slachtoffer 1] op engerlei andere wijze lastig te vallen
met het oogmerk die [slachtoffer 1] , te dwingen iets te doen, te dulden en vrees aan te jagen;
2
hij in de periode van 1 april 2023 tot en met 10 mei 2023 te Deventer [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling, door die [slachtoffer 1] dreigend de woorden toe te voegen "ik maak je dood en ik maak jullie kapot", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
3
hij op 7 april 2023 te Deventer opzettelijk en wederrechtelijk een autoband, toebehorend aan [slachtoffer 2] , heeft vernield.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 285, 285b en 350 Sr. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1 en feit 2:
eendaadse samenloop van de misdrijven
belaging
en
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling;
feit 3
het misdrijf:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezen verklaarde feiten.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 180 uren, met aftrek van de tijd die verdachte al in verzekering heeft doorgebracht, en een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee maanden met een proeftijd van drie jaren. De officier van justitie heeft daarnaast als bijzondere voorwaarden een contact- en locatieverbod gevorderd ten aanzien van [slachtoffer 1] . Bij het locatieverbod dient volgens de officier van justitie te worden opgenomen
‘met uitzondering van de brandgang’. Tot slot heeft de officier van justitie gevorderd de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft gesteld dat, indien de rechtbank tot een bewezenverklaring van alle drie de tenlastegelegde feiten komt, verdachte een taakstraf moet worden opgelegd. Een deels voorwaardelijke taakstraf met een proeftijd van twee jaren is een voldoende waarborg om recidive te voorkomen. Verdachte is schuldbewust, schaamt zich voor zijn gedrag en zegt dat het nooit weer zal gebeuren. Verdachte verkeerde in een situatie van onmacht, aldus de raadsvrouw.
De raadsvrouw heeft bepleit geen locatieverbod op te leggen, nu dit praktisch niet uitvoerbaar is aangezien verdachte vlakbij aangeefster woont. De raadsvrouw heeft geen bezwaar tegen een contactverbod en dadelijke uitvoerbaarheid van dat contactverbod.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
De aard en de ernst van de feiten
Verdachte heeft gedurende een periode van ongeveer veertien en een halve maand zijn
ex-partner [slachtoffer 1] gestalkt. Nadat [slachtoffer 1] verdachte had laten weten geen contact meer met hem te willen, stuurde hij haar vele berichten met intimiderende, beledigende en bedreigende toon. Hij heeft haar in een nacht ongeveer 300 WhatsApp-berichten gestuurd. Ook stond verdachte regelmatig voor het huis van [slachtoffer 1] en heeft hij bij haar aangebeld en aangeklopt. Daarnaast heeft verdachte zijn ex-partner ook met de dood en met zware mishandeling bedreigd. Verdachte was in die periode obsessief bezig met [slachtoffer 1] . Zij moest hierdoor een lange periode de ongewenste aanwezigheid van verdachte in haar leven dulden. Verdachte heeft hiermee een ernstige inbreuk gemaakt op haar persoonlijke levenssfeer. Uit de aangiftes en de ter terechtzitting voorgelezen slachtofferverklaring van [slachtoffer 1] komt naar voren dat zij een angstige periode heeft doorgemaakt. De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij met zijn handelen geheel voorbij is gegaan aan de gevoelens van en gevolgen voor [slachtoffer 1] en haar omgeving en dat hij zich heeft laten leiden door zijn eigen gevoelens van frustratie en ongenoegen.
De persoon van de verdachte
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank acht geslagen op het strafblad van verdachte van 11 december 2023. Hieruit blijkt dat verdachte niet eerder voor een strafbaar feit is veroordeeld.
De rechtbank heeft in aanmerking genomen dat verdachte door zijn houding ter terechtzitting er blijk van heeft gegeven het laakbare van zijn handelen in te zien en dat hij berouw heeft van zijn gedrag.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het reclasseringsadvies van het Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering van 20 november 2023. De reclassering heeft gerapporteerd dat verdachte heeft verteld dat hij zich een periode verloor in verdriet en boosheid. Volgens hem werd dat versterkt door gevoelens van stress die hij ervaarde rondom de renovatie in hun wijk, waarin veel mis ging en wat hem frustraties opleverde. De relatie is definitief over. Verdachte respecteert het contactverbod. Verdachte zegt zich te schamen voor zijn gedrag en woordgebruik. Verdachte woont bij zijn vader, heeft goed contact met zijn familie, werkt zwart en heeft geen schulden. Volgens de reclassering is er een risicofactor op het gebied van psychosociaal functioneren. Zodra hij zich onmachtig voelde en hij zijn relatie voelde wegglippen, ging hij verbaal van zich af bijten op een zeer heftige manier. Het recidiverisico wordt ingeschat als gemiddeld. De reclassering adviseert om aan verdachte een deels voorwaardelijke straf met een contactverbod op te leggen.
De straf of maatregel
De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf gekeken naar straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. Vanwege de aard en ernst van de gepleegde feiten acht de rechtbank het noodzakelijk om een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen als stok achter de deur zodat verdachte niet in herhaling valt. Bovendien vindt de rechtbank een taakstraf passend en geboden.
Alles afwegende zal de rechtbank aan verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één maand opleggen met een proeftijd van drie jaren. Ook zal de rechtbank een taakstraf voor de duur van 150 uren opleggen. Daarnaast acht de rechtbank, gelet op het gedrag van verdachte jegens zijn ex-partner en ter voorkoming van toekomstige strafbare feiten, het opleggen van een contactverbod als bijzondere voorwaarde noodzakelijk. De rechtbank acht het niet noodzakelijk een locatieverbod op te leggen.
De rechtbank is van oordeel dat de op grond van artikel 14c Sr te stellen voorwaarde en het op grond van artikel 14c, zesde lid, Sr uit te oefenen toezicht, niet dadelijk uitvoerbaar verklaard kan worden, nu niet is voldaan aan de wettelijke vereisten van artikel 14e Sr. Voor zover bekend heeft de politie immers geen meldingen over verdachte ontvangen van nieuwe incidenten jegens zijn ex-partner na de bewezen verklaarde periode.

7.De schade van benadeelde

7.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 2] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van
€ 135,00 (honderdvijfendertig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende post: achterband vervangen.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De verdachte heeft verklaard dat hij de schade wil vergoeden.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
De vordering heeft betrekking op het onder 3 tenlastegelegde. Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. De opgevoerde schadepost is niet betwist en voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen tot een bedrag van € 135,00, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
7.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het de feit is toegebracht.
Als door de verdachte niet volledig wordt betaald, kan deze verplichting worden aangevuld met twee dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 55 en 57 Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
Ten aanzien van feit 1 en feit 2:
eendaadse samenloop van de misdrijven
belaging
en
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling;
feit 3
het misdrijf:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) maand;
- bepaalt dat deze gevangenisstraf
in zijn geheel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende algemene voorwaarde niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
De rechter kan de tenuitvoerlegging ook gelasten indien de verdachte gedurende de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende bijzondere voorwaarde niet is nagekomen:
- stelt als
bijzondere voorwaardedat verdachte:
- op geen enkele wijze – direct of indirect – contact opneemt en/of onderhoudt met [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum 2] 1991 te [geboorteplaats 2] , zo lang de reclassering dit nodig acht;
- draagt de reclassering op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
daarbij gelden als voorwaarden van rechtswege dat de verdachte:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, Sr, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen;
- veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
150 uren (honderdvijftig) uren;
- beveelt, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
75 (vijfenzeventig) dagen;
- beveelt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de taakstraf in mindering wordt gebracht, waarbij als maatstaf geldt dat voor de eerste zestig dagen doorgebracht in verzekering of voorlopige hechtenis, twee uren en voor de resterende dagen één uur per dag aftrek plaatsvindt;
schadevergoeding
- wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] toe tot een bedrag van € 135,00 (bestaande uit materiële schade);
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] (feit 3) van een bedrag van € 135,00 (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 7 april 2023);
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 135,00, (zegge: honderdvijfendertig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 7 april 2023 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 2 dagen kan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen
.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.J. de Jong, voorzitter, mr. G.H. Meijer en
mr. J.G.M. Fluttert, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R. van der Hulst, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 15 februari 2024.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2023204528. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] van 13 april 2023 (pagina’s 12 tot en met 17) en de bijlage WhatsApp berichten (pagina’s 71 tot en met 83, 86 tot en met 176).
3.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] van 31 mei 2023 (pagina’s 36 en 37) en het aanvullend procesdossier WhatsApp berichten (pagina’s 1 tot en met 45).
4.Het proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 2] van 4 mei 2023 (pagina’s 25 tot en met 27).
5.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] van 10 april 2023 (pagina 9).