ECLI:NL:RBOVE:2024:799

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
15 februari 2024
Publicatiedatum
15 februari 2024
Zaaknummer
08/997056-20
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gedeeltelijke toewijzing vordering na voorwaardelijke veroordeling met taakstraf als alternatief voor gevangenisstraf

Op 15 februari 2024 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een zaak betreffende de vordering tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf. De rechtbank heeft de vordering gedeeltelijk toegewezen en gelast dat de veroordeelde een taakstraf van 200 uren uitvoert in plaats van de tenuitvoerlegging van 3 maanden gevangenisstraf. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde niet heeft voldaan aan de bijzondere voorwaarden die aan de voorwaardelijke gevangenisstraf waren verbonden, maar heeft ook rekening gehouden met de mogelijke negatieve gevolgen van detentie, zoals het verlies van zijn woning.

De procedure begon op 20 december 2023, toen de officier van justitie een vordering indiende tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke gevangenisstraf. Tijdens de zitting op 1 februari 2024 zijn zowel de officier van justitie als de veroordeelde en zijn raadsvrouw gehoord. De officier van justitie stelde voor om de gevangenisstraf om te zetten in een taakstraf, omdat detentie zou leiden tot problemen in de woonsituatie van de veroordeelde. De verdediging steunde dit voorstel, maar vroeg ook om de vordering af te wijzen en de proeftijd te verlengen.

De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie gedeeltelijk toegewezen, waarbij de taakstraf werd opgelegd en de proeftijd met een jaar werd verlengd. De bijzondere voorwaarden werden opgeheven, omdat deze niet effectief waren gebleken en eerder stress veroorzaakten bij de veroordeelde. De rechtbank benadrukte dat het niet naleven van de voorwaarden gevolgen heeft, maar dat detentie in dit geval niet de beste oplossing zou zijn.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08/997056-20
Uitspraak van de meervoudige economische kamer voor strafzaken op de vordering van de officier van justitie op grond van artikel 6:6:21 Wetboek van Strafvordering (Sv) in de zaak van
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1989 in [geboorteplaats] ,
wonende aan [adres] ,
hierna: de veroordeelde, bijgestaan door mr. M. Frerix, advocaat in Ede.

1.Het verloop van de procedure

Op 20 december 2023 heeft de officier van justitie op de griffie een vordering ingediend tot tenuitvoerlegging van een aan de veroordeelde voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf. De vordering is gedateerd 19 december 2023.
De vordering is behandeld op de openbare terechtzitting van 1 februari 2024.
Bij de behandeling zijn de officier van justitie, de veroordeelde en de raadsvrouw gehoord.
Ook zijn gehoord [reclasseringswerker 1] (hierna: [reclasseringswerker 1] ) en [reclasseringswerker 2] (hierna: [reclasseringswerker 2] ), werkzaam bij Reclassering Nederland en belast met het reclasseringstoezicht.
De rechtbank heeft kennis genomen van het door de officier van justitie overgelegde dossier van de strafzaak tegen de veroordeelde.
De rechtbank heeft ook kennisgenomen van de volgende stukken:
  • het vonnis van de meervoudige economische kamer van de rechtbank Overijssel van 18 november 2021 met parketnummer 08/997056-20;
  • het advies voortijdige negatieve beëindiging van Reclassering Nederland van 14 september 2023, uitgebracht door [reclasseringswerker 1] , reclasseringswerker, en [naam] , unitmanager.

2. De standpunten van de officier van justitie en de veroordeelde en de raadsvrouw

Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft tijdens de zitting naar voren gebracht dat de veroordeelde bij voormeld vonnis van de meervoudige economische kamer onder meer een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes maanden is opgelegd, met daaraan verbonden een aantal bijzondere voorwaarden. Deze voorwaarden heeft de veroordeelde niet nageleefd. Daarom heeft de officier van justitie een schriftelijke vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf ingediend.
Tijdens de zitting heeft de officier van justitie evenwel opgemerkt dat het tot problemen gaat leiden als de veroordeelde naar de gevangenis moet. Hij verliest dan naar alle waarschijnlijkheid zijn woning. De officier van justitie heeft zich daarom op het standpunt gesteld dat de vordering moet worden aangepast, in die zin dat drie maanden van de opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf moeten worden omgezet in een taakstraf van 200 uren. Volgens de officier van justitie zal een taakstraf structuur geven in het leven van de veroordeelde. Wat betreft de resterende drie maanden gevangenisstraf moet de daaraan verbonden proeftijd worden verlengd met één jaar, met daaraan uitsluitend de algemene voorwaarden gekoppeld. De bijzondere voorwaarden moeten komen te vervallen, omdat er weinig vertrouwen is dat deze voorwaarden nu wel zullen worden nageleefd, aldus de officier van justitie.
Standpunt verdediging
De veroordeelde heeft tijdens de zitting verklaard dat hij de behandeling bij de forensische polikliniek Jan Arends als prettig en helpend heeft ervaren, omdat gesproken werd over dingen waar hij tegenaan liep. Wel vond hij het intens om tegelijkertijd de opgelegde taakstraf uit te voeren en zich te melden bij de reclassering. Dit leverde hem veel stress op. De reclassering besloot daarop om de meldplicht terug te schroeven van één keer per twee weken naar één keer per maand. Volgens de veroordeelde is hij telkens naar die afspraken gegaan, ook al vond hij de gesprekken op een gegeven moment niet meer heel nuttig, omdat enkel werd gevraagd hoe het met hem ging en wat hij de afgelopen week had gedaan.
In maart 2023 zijn de meldplicht en behandelverplichting helemaal stopgezet. De gesprekken met de jobcoach liepen wel door. Volgens de veroordeelde had hij vrij goed contact met haar. Hij heeft verder verklaard dat hij tijdens het uitvoeren van de taakstraf een vrouw heeft ontmoet met wie hij het erg goed kon vinden. De veroordeelde en die vrouw hebben samen (ongepland) een zoontje gekregen. Zij heeft met haar ex-partner ook al twee kinderen, van wie één gedragsproblemen heeft, en de relatie met haar ex-partner verloopt moeizaam. VeiligThuis is daarom bij de situatie van deze vrouw betrokken, aldus de veroordeelde. De reclassering ging, samen met de jobcoach van de veroordeelde, in gesprek met VeiligThuis en heeft het verslag van dit gesprek gedeeld. De veroordeelde heeft verklaard dat dit achter zijn rug om is gegaan, wat hem erg boos maakte en waardoor de relatie met de reclassering is verslechterd. Toen de reclassering hem vervolgens per brief liet weten de bijzondere voorwaarden weer te willen herstarten, was dit geen optie voor de veroordeelde, omdat hij – vanwege voornoemd incident – geen vertrouwen meer had in [reclasseringswerker 1] . Sindsdien krijgt hij geen ondersteuning meer van de reclassering, Jan Arends en de jobcoach. Ten slotte heeft de veroordeelde verklaard dat hij het best functioneert als hij met rust gelaten wordt en dat te veel inmenging bij hem juist stress oplevert waardoor hij heftig kan reageren.
De raadsvrouw heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vordering moet worden afgewezen en de proeftijd moet worden verlengd. Dit zou betekenen dat de reclassering weer aan de slag moet met de veroordeelde. Volgens de raadsvrouw zou het vertrouwen van de veroordeelde in de reclassering hersteld kunnen worden en staat hij, als het moet, nog steeds open voor behandeling.
Subsidiair heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat de zaak kan worden afgedaan overeenkomstig het voorstel van de officier van justitie, waarbij zij zich heeft gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank wat betreft het aantal uren taakstraf.

3.De ontvankelijkheid

De vordering is tijdig ingediend. De rechtbank stelt vast dat deze ook overigens ontvankelijk is.

4.De beoordeling

Op grond van de stukken en de behandeling op de zitting stelt de rechtbank het volgende vast.
De veroordeelde is bij onherroepelijk geworden vonnis van 18 november 2021 in de rechtbank Overijssel veroordeeld tot onder meer een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden.
De proeftijd is gesteld op drie jaren en is ingegaan op 3 december 2021.
Als bijzondere voorwaarden gelden dat de veroordeelde:
  • zich binnen vijf werkdagen na het ingaan van de proeftijd bij de afdeling toezicht van Reclassering Nederland, Nieuwe Oeverstraat 65 in Arnhem, meldt. De verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
  • zijn volledige medewerking verleent aan psychodiagnostisch onderzoek en/of een
onderzoekstraject “delictscenario” door forensische polikliniek Jan Arends in Arnhem, of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. Aan behandeling van de hieruit voortgevloeide delictgerelateerde in de persoon gelegen factoren verleent verdachte ook zijn volledige medewerking. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling;
- indien het al lopende re-integratietraject richting werk van verdachte om welke reden
dan ook onvoldoende effect sorteert, zulks ter beoordeling van de reclassering, zijn
volledige medewerking verleent aan het verkrijgen van een zinvolle daginvulling via
een door de reclassering nader aan te wijzen instelling, voor zover en zo lang door de
reclassering nodig wordt geacht. De verdachte volgt hun aanwijzingen dan op.
In het reclasseringsadvies van 14 september 2023 staat dat het reclasseringstoezicht vanaf de start moeizaam verliep. De veroordeelde leek, met name vanuit onmacht (ADHD, missen overzicht, niet goed kunnen plannen) en instabiliteit op de leefgebieden, niet blijvend in staat te zijn om zich te conformeren aan de meldplichtgesprekken en de behandelverplichting. Hij heeft meerdere kansen gekregen, waarbij er sprake was van maatwerk (bijvoorbeeld door de meldplichtgesprekken in frequentie terug te schroeven), maar het is niet mogelijk geweest om de behandeling bij de forensische polikliniek Jan Arends voort te zetten. Het toezicht bleek zoveel stress en spanning voor de veroordeelde op te leveren, dat risico’s op grensoverschrijdend gedrag eerder groter dan lager werden. Om die reden is eind maart 2023 beslist, en telefonisch aan de veroordeelde medegedeeld, dat de bijzondere voorwaarden meldplicht en behandelverplichting werden stopgezet. Het contact dat de veroordeelde, in het kader van de bijzondere voorwaarde betreffende zijn dagbesteding, had met de jobcoach van 2Match verliep wel goed en liep daarom door. Tijdens dit telefoongesprek vertelde de veroordeelde over de situatie van zijn ongeboren zoon, de woonsituatie van diens moeder en haar kinderen, de omgang tussen moeder, haar ex-partner en haar kinderen en deelde hij zijn eigen zorgen over de situatie. Op 19 april 2023 belde de veroordeelde met de toezichthouder en gaf hij aan zijn verhaal kwijt te willen en bang te zijn voor wat er allemaal zou gebeuren. Er was al hulpverlening betrokken (Veilig Thuis) en er werden gesprekken gevoerd over de moeder van het kind, haar ex en de kinderen. De reclassering sloot vanaf dat moment aan bij de gesprekken met de hulpverlenende instanties, waaronder een gesprek in juni 2023 met VeiligThuis. De veroordeelde gaf aan dat hij niet wilde dat het verslag van dit gesprek werd gedeeld. Toen de reclassering besloot om het gespreksverslag wel te delen, uitte de veroordeelde (op grove en grensoverschrijdende wijze) zijn ongenoegen hierover. Nadien is door de reclassering besloten om, vanwege de zorgen over de negatieve ontwikkelingen op het gebied van relatie/partner en gezin, de bijzondere voorwaarden (de meldplicht en eventueel de behandeling) te herstarten. Hierop liet de veroordeelde middels WhatsApp (“
fuck jullie en die kk brief, met jou werk ik sws niet meer, dat Jan Arends kan je ook in je reet steken, ben helemaal klaar met dat negatieve kk gezeik & beter laten jullie me met rust ook, met je fkn bullshit”) weten hieraan niet mee te willen werken.
De reclassering is van mening dat de veroordeelde de voorwaarden heeft overtreden, door niet aan mee te werken aan het herstarten van die voorwaarden. De reclassering heeft daarom een beslissing geadviseerd waardoor het reclasseringstoezicht voortijdig negatief beëindigd wordt.
[reclasseringswerker 1] en [reclasseringswerker 2] hebben tijdens de zitting het standpunt van de reclassering toegelicht.
Zij hebben verklaard dat de behandeling niet helemaal goed van de grond kwam. Zo kwam de veroordeelde soms te laat of gingen afspraken niet door. Ook was hij tijdens meldplichtgesprekken niet open over zijn privézaken. “
Dat gaat jullie niet aan”, zei hij op vragen daarover. Hij had daarentegen wel erg goed contact met zijn jobcoach. Volgens [reclasseringswerker 1] en [reclasseringswerker 2] is op een rustig moment in het leven van de veroordeelde beslist dat de bijzondere voorwaarden meldplicht en behandelverplichting konden worden stopgezet. Als het rustig is dan gaat het goed met de veroordeelde, maar als er emoties en frustraties om de hoek komen kijken, bijvoorbeeld toen bleek dat hij vader zou worden, dan verliest hij het overzicht en maakt hij de verkeerde keuzes. De reclassering heeft er uiteindelijk dan ook voor gekozen om de bijzondere voorwaarden te herstarten, ook met het oog op het vaderschap. Hieraan heeft de veroordeelde niet willen meewerken, waarna het hierboven beschreven advies is opgesteld. [reclasseringswerker 1] en [reclasseringswerker 2] staan nog steeds achter dit advies. Zij hebben verder verklaard dat het opleggen van een gevangenisstraf de veroordeelde niet zal helpen. De beste (spreekwoordelijke) stok achter de deur was de voorwaardelijke straf. Het uitvoeren van de taakstraf ging goed. Het recidiverisico wordt ingeschat als gemiddeld.
De rechtbank stelt op basis van het bovenstaande vast dat de veroordeelde de gestelde voorwaarden niet heeft nageleefd. Toen de reclassering hem liet weten de bijzondere voorwaarden (de meldplicht en eventueel de behandeling) te willen herstarten, heeft hij namelijk geweigerd hieraan mee te werken. Op grond van het bepaalde in artikel 14g van het Wetboek van Strafrecht zijn daarom gronden aanwezig om de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf te gelasten. De rechtbank gaat daartoe echter niet over, omdat de veroordeelde niet alleen na de veroordeling in 2021 niet meer met politie en justitie in aanraking is geweest, maar ook omdat detentie er hoogstwaarschijnlijk toe zal leiden dat hij zijn woning verliest. Dat zou betekenen dat als de veroordeelde na de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf terugkeert in de maatschappij, hij niet over deze basisvoorziening beschikt en de kans bestaat dat daardoor het recidiverisico zal toenemen. Maar, om de veroordeelde te laten beseffen dat het niet naleven van de bijzondere voorwaarden gevolgen heeft en dat dergelijke voorwaarden ook niet vrijblijvend zijn, zal de rechtbank een deel van de voorwaardelijke gevangenisstraf ten uitvoer leggen, maar ook meteen omzetten in een taakstraf zodat hij niet komt vast te zitten.
De rechtbank zal het overige deel van de vordering ten aanzien van drie maanden gevangenisstraf afwijzen, zodat die eventueel op een later moment alsnog ten uitvoer kan worden gelegd. Voor dit resterende deel van de voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden zal de rechtbank de proeftijd verlengen met één jaar.
De bijzondere voorwaarden die aan het voorwaardelijke strafdeel verbonden waren, heft de rechtbank op, nu gebleken is dat zij niet helpend waren, maar juist stress en spanning bij de veroordeelde veroorzaakten als gevolg waarvan de risico’s op grensoverschrijdend gedrag juist toenamen.

5.De beslissing

De rechtbank:
-
wijstde vordering na voorwaardelijke veroordeling
gedeeltelijk toe, en
  • gelast een taakstraf van 200 (tweehonderd) uren, in plaats van de tenuitvoerlegging van 3 (drie) maanden gevangenisstraf;
  • beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 3 (drie) maanden;
  • wijstde vordering
    aften aanzien van het overige deel van de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf, groot 3 (drie) maanden;
  • verlengtvoor het overige deel van de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf, groot 3 (drie) maanden, de proeftijd voor de duur van één jaar;
  • heftde bijzondere voorwaarden
    op.
Deze beslissing is genomen door mr. J.H.W.R. Orriëns-Schipper, voorzitter,
mr. M.S. de Waard en mr. R.P. van Campen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.R. Mulder, griffier en in het openbaar uitgesproken op 15 februari 2024.