Uitspraak
1.Inleiding
2.De procedure
3.Wat er aan deze zaak voorafging
bij vooruitbetaling verschuldigd” en “
moet de huur vóór of op de eerste dag van de periode waarop de betalingen betrekking hebben volledig zijn voldaan.”
allongeovereengekomen, onder meer inhoudende dat [gedaagde] het gehuurde met ingang van 1 november 2021 verpacht aan [naam 3].
p de begane grond trof ik een heer die zich voorstelde als de heer [naam 4] en die aangaf de uitbater te zijn van de horeca onderneming die daar gevestigd is. De heer verklaarde mij dat hij schade heeft opgelopen door lekkage langs diverse afzuigbuizen.’
4.Het geschil
5.De beoordeling
deze kan ik even niet terugvinden en heb de boekhouder om opheldering gevraagd”. [gedaagde] heeft hier verder niets meer over naar voren gebracht. Dat over deze maand huur is betaald, kan dan ook niet worden aangenomen. [gedaagde] is met betrekking tot de maand oktober 2022, alsmede de maanden juni, juli, augustus en oktober 2023 tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichting om huur te betalen.
Ik neem aan dat je de bovenwoning hebt verhuurd van [adres] dus dan zou de betaling niet zo’n zware last hoeven zijn”en
“Kun je me het nummer van je onderhuurders geven?” en “
De laatste 250 jaar is de bovenwoning van [adres] (…) als woonhuis in gebruik geweest” en “
dat uw client niet de moeite heeft genomen om de bovenwoning te verhuren is geheel aan hem”. In het kort geding van juni 2022 is dit ook aan de orde gekomen. De kantonrechter heeft in zijn vonnis van 24 juni 2022 bevestigd dat onderhuur van de bovenwoning niet verboden is, aldus nog steeds [gedaagde]. Na het kort geding van juni 2022 hebben partijen gesproken over een huursplitsing van het pand, in die zin dat de bovenverdiepingen uit de huur zouden worden gehaald en door [eiser] zelf verhuurd zouden worden. Nadat een makelaar daarover geadviseerd had, heeft [eiser] hiervan afgezien. De uitspraak van de kantonrechter, de opdracht aan de makelaar om het pand te splitsen en de correspondentie tussen partijen rechtvaardigen volgens [gedaagde] de gedachte dat, in afwijking van de tekst van de huurovereenkomst, de woning als zodanig gebruikt mocht worden. De woning is na het kort geding verhuurd aan een uitzendbureau. Daarmee is de afspraak gemaakt dat er niet meer dan twee tot vier mensen zouden gaan wonen. Daar is het pand ook geschikt voor. Dat in afwijking van deze afspraak meer mensen in het pand woonden, wist [gedaagde] niet. Zodra zij hiervan op de hoogte raakte heeft zij de (onder)huur beëindigd, de bewoners eruit gezet en de sloten vervangen. [gedaagde] heeft nooit de intentie gehad dit gebruik toe te laten en zij is ook niet voornemens hier een vergunning voor aan te vragen.
€ 2.012,84