Uitspraak
RECHTBANK Overijssel
1.De procedure
- de mondelinge behandeling van 31 januari 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt. [gedaagde] is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen. Tegen haar is verstek verleend.
Rechtbank Overijssel
In deze zaak heeft de rechtbank Overijssel op 12 februari 2024 uitspraak gedaan in een kort geding tussen twee voormalige echtgenoten over de verkoop van hun gezamenlijk eigendom, een woning. De eiser, die niet meer in de woning woont, vorderde dat de gedaagde, die nog in de woning verblijft, zou meewerken aan de verkoop en levering van de woning. De partijen waren gezamenlijk eigenaar van de woning en waren eerder gehuwd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gedaagde op grond van een eerder vonnis uit 2021 verplicht was om mee te werken aan de verkoop van de woning, maar dat zij dit tot op heden heeft geweigerd. De eiser heeft een spoedeisend belang bij de verkoop, omdat hij hoofdelijk aansprakelijk is voor de hypotheekschuld en er een achterstand in de betalingen is ontstaan.
De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de vorderingen van de eiser niet onrechtmatig of ongegrond zijn en heeft de gedaagde veroordeeld om haar medewerking te verlenen aan de verkoop en levering van de woning. De rechter heeft specifieke handelingen opgelegd die de gedaagde moet verrichten, zoals het geven van een schriftelijke verkoopopdracht aan een makelaar en het meewerken aan bezichtigingen. Indien de gedaagde weigert om mee te werken, zal het vonnis in de plaats treden van de benodigde rechtshandeling. De proceskosten worden gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt.
Dit vonnis is openbaar uitgesproken en is een belangrijke uitspraak in het kader van de afwikkeling van de gevolgen van een echtscheiding, waarbij de rechten en plichten van beide partijen ten aanzien van gezamenlijk eigendom worden verduidelijkt.