ECLI:NL:RBOVE:2024:713

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
12 februari 2024
Publicatiedatum
12 februari 2024
Zaaknummer
08-106345-21, 08-101859-21, 08-113254-21 en 08-255378-19 (tul)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voortzetting van de ISD-maatregel en afwijzing van het verzoek tot beëindiging

Op 12 februari 2024 heeft de Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, uitspraak gedaan in de zaken met parketnummers 08-106345-21, 08-101859-21, 08-113254-21 en 08-255378-19. De rechtbank heeft besloten dat de voortzetting van de tenuitvoerlegging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD-maatregel) noodzakelijk is. De rechtbank heeft het verzoek tot beëindiging van de maatregel afgewezen. De veroordeelde, geboren in 1993 en momenteel verblijvend in de Penitentiaire Inrichting Almelo, was bijgestaan door zijn advocaat, mr. D. Greven. De procedure volgde op een eerder vonnis van 17 augustus 2021, waarin de ISD-maatregel voor twee jaar was opgelegd. De raadsvrouw van de veroordeelde verzocht op 17 november 2023 om een tussentijdse beoordeling van de maatregel. Tijdens de openbare zitting op 29 januari 2024 zijn zowel de veroordeelde als de officier van justitie gehoord. De officier van justitie pleitte voor voortzetting van de maatregel, terwijl de veroordeelde en zijn raadsvrouw de beëindiging ervan bepleitten, met argumenten over de korte resterende duur van de maatregel en de noodzaak van resocialisatie. De rechtbank oordeelde dat de ISD-maatregel nog steeds noodzakelijk is om de maatschappij te beschermen tegen onveiligheid en recidive, gezien de eerdere onttrekkingen van de veroordeelde en het risico op terugval in middelengebruik. De rechtbank concludeerde dat er geen gronden zijn om de maatregel voortijdig te beëindigen en dat de ISD-maatregel kan dienen als vangnet voor de veroordeelde.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Zittingsplaats: Almelo
Parketnummers: 08-106345-21, 08-101859-21, 08-113254-21 en 08-255378-19 (tul)
Datum beslissing: 12 februari 2024
Beslissing van de meervoudige kamer voor strafzaken op grond van artikel 6:6:14 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) in de zaak van:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1993 in [geboorteplaats],
nu verblijvende in de Penitentiaire Inrichting (P.I.) Almelo,
verder te noemen: de veroordeelde, bijgestaan door mr. D. Greven, advocaat te Borne.

1.Het verloop van de procedure

Bij vonnis van de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, van 17 augustus 2021, is aan de veroordeelde de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna: de ISD-maatregel) voor de duur van twee jaren opgelegd.
Bij verzoekschrift van 17 november 2023 heeft de raadsvrouw van de veroordeelde verzocht om een tussentijdse beoordeling van de noodzaak van de voortzetting van de tenuitvoerlegging van de maatregel.
De rechtbank heeft kennis genomen van:
  • het vonnis van de rechtbank Overijssel, locatie Almelo, van 17 augustus 2021;
  • het verzoekschrift tussentijdse toets ISD als bedoeld in artikel 6:6:14 Sv van 17 november 2023;
  • de rapportage ten behoeve van de toetsing van de ISD-maatregel van 23 januari 2024 opgemaakt en ondertekend door [naam 1], senior casemanager, en [naam 2], plaatsvervangend vestigingsdirecteur van de Penitentiaire Inrichting (P.I.) Veenhuizen;
  • een e-mailbericht van 25 januari 2024 van [naam 3], werkzaam bij de Stichting Trai.
De zaak is behandeld op de openbare terechtzitting van 29 januari 2024. De veroordeelde, bijgestaan door zijn raadsvrouw, is op die zitting verschenen en gehoord. Ook zijn de officier van justitie, mr. L. Guest, en de deskundigen mevrouw [naam 1] voornoemd en
mevrouw [reclasseringswerker], reclasseringswerker werkzaam bij Reclassering Nederland, locatie Enschede, gehoord.

2.De standpunten van de officier van justitie en de veroordeelde

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de ISD-maatregel dient te worden voortgezet, omdat de voortzetting van de maatregel mogelijkheden biedt om de veroordeelde met meer waarborgen in de samenleving te laten terugkeren. Op dit moment bestaat nog steeds het gevaar dat opheffing van de maatregel zal leiden tot (te verwachten) onveiligheid, overlast en verloedering van het publieke domein.
Standpunt van de veroordeelde en de raadsvrouw
Het standpunt van de veroordeelde en de raadsvrouw houdt samengevat het volgende in.
De tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel dient zo spoedig mogelijk te worden beëindigd. Na een mislukte klinische plaatsing in het kader van de ISD-maatregel is besloten om eerst de straf in de zaak met parketnummer 21-003211-19 te executeren. Deze straf zal volledig geëxecuteerd zijn op 15 april 2024. Het restant van de ISD-maatregel zal aansluitend worden geëxecuteerd van 15 april 2024 tot 16 juli 2024. Gezien de korte duur van de ISD-maatregel die dan nog resteert, lijkt geen sprake (meer) te kunnen zijn van een resocialisatietraject. Bovendien staat de executie van het restant van de ISD-maatregel een detentiefaseringstraject in de weg. Om het risico op terugval in middelengebruik te verminderen is resocialisatie en detentiefasering van belang.
De veroordeelde heeft aangegeven dat hij per 15 april 2024 bij de Stichting Trai terecht kan voor behandeling. Uit de inhoud van het hiervoor genoemde e-mailbericht van de Stichting Trai volgt, zakelijk weergegeven, dat er een woonplek voor de veroordeelde beschikbaar is op een locatie waar individuele begeleiding en dagbesteding wordt geboden. Er is 24 uur per dag een bereikbaarheidsdienst beschikbaar.

3.De beoordeling

Toetsingskader
De rechtbank dient te beoordelen of voortzetting van de tenuitvoerlegging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders noodzakelijk is. In dat kader dient eerst vastgesteld te worden of opheffing van de maatregel zal leiden tot te verwachten onveiligheid, overlast en verloedering van het publieke domein. Daarna moet worden bezien of verdere voortzetting van de maatregel niet zinvol is door een omstandigheid die buiten de macht van betrokkene ligt.
Verloop van het ISD traject
Uit de rapportage ten behoeve van een toetsing van de ISD-maatregel van 23 januari 2024 blijkt, zakelijk weergegeven, het volgende.
De ISD-maatregel is op 1 september 2021 aangevangen en zou aanvankelijk eindigen op 1 september 2023. Door verschillende onttrekkingen is de einddatum van de ISD-maatregel diverse keren opgeschoven. Daarnaast is een openstaande zaak geëxecuteerd nadat de veroordeelde was ingesloten na zijn laatste onttrekking.
Vanaf 13 december 2021 tot en met 5 maart 2022 heeft de veroordeelde verbleven bij FVK Piet Roorda te Zutphen. Er is een behandeling op maat gestart. Zijn beperkte draagkracht, copingvaardigheden, stress- en emotieregulatieproblemen en het niet (tijdig) hulp vragen leken de grootste risicofactoren te hebben gevormd voor zijn verslavingsbehandeling. Er werd een positieve ontwikkeling gezien op dat gebied. Parallel hieraan werd het gaandeweg als passend en verantwoord beschouwd om vrijheden uit te gaan breiden. Er was tijdens de behandeling bij hem sprake van probleembesef en – binnen zijn mogelijkheden — ook van probleeminzicht en hij stelde zich coöperatief en gemotiveerd op. Hij heeft zowel begeleide als onbegeleide verloven gepraktiseerd, die tot zijn tweede onbegeleide verlof goed zijn verlopen. Op 5 maart 2022 heeft de veroordeelde zich tijdens het tweede onbegeleide verlof onttrokken. Op 13 maart 2022 is de veroordeelde weer ingesloten.
Vanuit de P.I. Veenhuizen werd geadviseerd om de veroordeelde vanuit een klinische (gestructureerde) omgeving te laten toewerken naar een beschermde woonvorm waar de behandeling ambulant gecontinueerd zou worden. De veroordeelde is aangemeld bij FVA de Ekenwaard in Beilen. Hier heeft hij verbleven van 31 mei 2022 tot en met 14 juni 2022. Op 14 juni 2022 had de veroordeelde een eerste onbegeleid verlof van 30 minuten en is daarvan niet teruggekeerd. Gedurende de vijf daaropvolgende weken heeft hij cocaïne, cannabis, alcohol en xtc gebruikt. Op 20 juli 2022 is hij aangehouden en opnieuw ingesloten. Vervolgens is besloten tot een heropname bij de Ekenwaard. Deze heropname heeft geduurd van 7 november 2022 tot en met 12 november 2022. Enkele dagen na deze opname is de veroordeelde in de nacht over het dak geklommen en vertrokken. De veroordeelde was hierna niet meer welkom voor heropname. Het is duidelijk dat hij het lage beveiligingsniveau niet aankan.
Op 23 november 2022 is de veroordeelde teruggeplaatst in de P.I. Veenhuizen. Op 19 januari 2023 heeft een nieuw TBO plaatsgevonden. Het advies van DIZ was gericht op een klinische behandeling in een FPK, rekening houdend met de cognitieve vermogens van de veroordeelde (LVB). Hij is op 2 mei 2023 opgenomen binnen de FPK Rotterdam (Fivoor). Het werd nodig gevonden dat de veroordeelde na de klinische behandeling in de verblijfszorg zou komen. Vanaf het begin van deze opname is gezocht naar een beschermde woonvorm.
Op 22 juli 2023 heeft de veroordeelde zich tijdens een kortdurend onbegeleid verlof een vierde maal onttrokken. Hij is op 6 augustus 2023 opnieuw ingesloten in de P.I. Lelystad en de zoektocht naar een beschermde woonvorm is gestaakt. In de P.I. Lelystad is een aanvang gemaakt om de vrijheidsbenemende straf in de zaak met parketnummer 21-003211-19 te executeren.
De veroordeelde had aanvankelijk aangegeven dat hij eerst de ISD-maatregel wilde volbrengen. Een plaatsing op de locatie Klein Bankenbosch van de P.I. Veenhuizen is niet doorgegaan. Op 28 augustus 2023 kwam het bericht binnen dat de locatie Klein Bankenbosch een opnamestop heeft in verband met een verbouwing. Op 29 augustus 2023 is er contact geweest met de veroordeelde en is hem uitgelegd dat hij niet in de P.I. Veenhuizen- locatie Klein Bankenbosch kan worden geplaatst wanneer de ISD-maatregel weer zou gaan lopen. Vanuit de P.I. Lelystad is hij op 4 oktober 2023 overgeplaatst naar de P.I. Almelo.
De eerder opgelegde gevangenisstraf (parketnummer 21-003211-19) van 300 dagen eindigt op 15 april 2024, waarna nog 92 dagen van de ISD-maatregel resteren. De ISD-maatregel zou bij voortzetting na 15 april 2024 eindigen op 16 juli 2024. Dit geeft geen tijd meer voor een nieuw klinisch traject, maar is wel van belang om een geschikte 24-uurs voorziening te vinden en te organiseren voor de veroordeelde. De ISD-maatregel kan gedurende de resterende dagen als stok achter de deur fungeren. Ook voor de 24-uurs voorziening biedt de ISD-maatregel een vangnet: mocht het niet goed gaan, dan bestaat de mogelijkheid om de veroordeelde terug te halen in een gesloten setting. Daarnaast vergroot behandeling binnen het ISD-kader de kansen om opgenomen te worden. Op grond hiervan wordt voortzetting van de ISD-maatregel geadviseerd.
Advies van de deskundigen
De deskundige [naam 1] heeft ter zitting het advies tot voortzetting van de ISD-maatregel toegelicht en gehandhaafd. De veroordeelde heeft redelijk probleembesef en -inzicht. Gelet op de eerdere onttrekkingen moet de ISD-maatregel worden voortgezet, wil een (eventuele) plaatsing in (Rekken dan wel) een beschermde woonvorm, na afloop van de maatregel kans van slagen hebben. Binnen de P.I. kan een ambulant kader worden opgestart ter aanvulling hierop. De casemanager in de P.I. Almelo zal het re-integratieadvies opmaken. Na afloop van de ISD-maatregel is plaatsing bij een beschermde woonvorm met 24-uursbegeleiding en -toezicht nodig. De veroordeelde heeft aangegeven dat hij bij de Stichting Trai wil worden geplaatst. Bij deze stichting is sprake van 24-uursbereikbaarheid en dus niet van 24-uursbegeleiding.
De deskundige [reclasseringswerker] heeft ter terechtzitting verklaard dat de ISD-maatregel dient te worden voortgezet om een behandeling te garanderen. Er zijn behandeldoelen gesteld ter invulling van het ISD-traject en de grootste waarborg voor behandeling is een plaatsing in de P.I., omdat de veroordeelde zich dan niet kan onttrekken aan de behandeling. Voortzetting van de maatregel is nodig ter bescherming van de maatschappij en ter voorkoming van terugval. Tijdens de detentiefasering zal aan de orde komen welke plek het meest geschikt is voor de veroordeelde.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de primaire doelstellingen van de ISD-maatregel, te weten de beveiliging van de maatschappij en het beëindigen van de recidive van de veroordeelde, nog altijd aan de orde zijn. Uit genoemde rapportage en de behandeling ter zitting blijkt dat het recidiverisico nog steeds aanwezig is, nu de veroordeelde zich tot vier maal toe heeft onttrokken en tijdens die onttrekkingen ook is teruggevallen in middelengebruik. Er moet daarom nog altijd worden gevreesd voor onveiligheid, overlast en verloedering van het publieke domein.
Daarnaast is er geen sprake van een omstandigheid die buiten de macht van de veroordeelde ligt om de voortzetting van de ISD-maatregel niet langer zinvol te achten. De keren dat het ISD-traject is stilgelegd, houden verband met de onttrekkingen die zich hebben voorgedaan. Het is dus mede door toedoen van de veroordeelde zelf dat de gewenste vooruitgang is uitgebleven. Daar staat tegenover dat er nog begeleidingsperspectieven zijn. Op dit moment staan nog 92 dagen van de ISD-maatregel open. Dit is wellicht onvoldoende om een nieuw klinisch traject op te starten, maar geeft wel enige ruimte om vanuit de huidige detentie een geschikte 24-uurs voorziening te vinden en te organiseren voor de veroordeelde en op deze wijze uitvoering te geven aan de ISD-maatregel en de doelstellingen die daaraan ten grondslag liggen.
De rechtbank acht geen gronden aanwezig om de ISD-maatregel voortijdig te beëindigen.

4.De beslissing

De rechtbank:
  • beslist dat de voortzetting van de tenuitvoerlegging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders is vereist;
  • wijst af het verzoek tot beëindiging van de maatregel.
Deze beslissing is gegeven door mr. P.A.M. Miltenburg, voorzitter, mr. J. Wentink en mr. H.H. de Boef, rechters, in tegenwoordigheid van S. Wongsokerto, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 12 februari 2024.