ECLI:NL:RBOVE:2024:7022

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
24 december 2024
Publicatiedatum
23 januari 2025
Zaaknummer
08/088270-24 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een 23-jarige man voor gewapende overval met geweld en bedreiging

Op 24 december 2024 heeft de Rechtbank Overijssel een 23-jarige man veroordeeld tot een gevangenisstraf van 26 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren en een meldplicht bij de reclassering. De man is schuldig bevonden aan een gewapende overval op een bedrijf in Zwolle, gepleegd op 16 februari 2024. Tijdens de overval, waarbij de verdachte en zijn medeverdachten gewapend met spuitbussen en messen waren, zijn geldbedragen, telefoons en een laptop buitgemaakt. Ook zijn er autobanden lek gestoken en zijn de slachtoffers bedreigd met geweld. De rechtbank heeft de bekennende verklaring van de verdachte en de aangiften van de slachtoffers als bewijs gebruikt. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, ondanks zijn jonge leeftijd, een aanzienlijk aandeel had in de overval en dat zijn eerdere veroordelingen voor vergelijkbare feiten meegewogen moesten worden in de strafmaat. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals zijn recente vaderschap, maar oordeelde dat de ernst van het delict een onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigde. Daarnaast zijn er schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, waaronder het bedrijf en de slachtoffers, voor de geleden materiële en immateriële schade.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08/088270-24 (P)
Datum vonnis: 24 december 2024
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2001 in [geboorteplaats] ,
wonende aan [adres 1] ,
nu verblijvende in de [locatie] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 5 september 2024, 28 november 2024 en van 12 december 2024.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. R.B. Venema, advocaat in Almere, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, na wijziging van de tenlastelegging als bedoeld in artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van 5 september 2024, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte samen met anderen, gewapend met spuitbussen en messen, een overval heeft gepleegd op [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] . Daarbij zijn geldbedragen, telefoons en een laptop buitgemaakt en werden autobanden lek gestoken.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op of omstreeks 16 februari 2024 te Zwolle, bij [bedrijf] BV(gelegen aan de [adres 2] ) tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
  • een hoeveelheid geld (te weten € 30.000,- (dertigduizend)) en/of 2 (twee) mobiele telefoons, merk Apple, (te weten een 1-Phones 13 en/of een Iphone 14) en/of een laptop, merk HP en/of een deurbel met ingebouwde camera, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) en/of
  • een hoeveelheid geld (te weten € 500,- (vijfhonderd)) en/of een mobiele telefoon, merk Apple, type Iphone, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n)
heeft/hebben weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
immers heeft/hebben en/of is/zijn verdachte en/of zijn (tenminste) 3 (drie) mededaders,
-
gehuld in donkere kleding en/of met bivakmutsen op, althans met gelaatsbedekking, voornoemd bedrijf binnengedrongen/binnengegaan en/of met twee of meer messen, althans daarop gelijkende scherpe en/of puntige en/of snijdende voorwerpen en/of gas/verfspuitbussen in de hand(en) (opzettelijk dreigend en/of intimiderend) op die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] afgelopen en/of met voornoemde spuitbussen in het gezicht van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] gespoten/gesprayed en/of

daarbij (telkens) (opzettelijk dreigend en/of intimiderend) meerdere malen, althans eenmaal, geroepen/geschreeuwd (zakelijk weergegeven) 'ga op de grond liggen' en/of 'niet kijken' en/of 'gezicht naar de grond', en/of 'hoofd naar beneden, anders wordt je gestoken’ en/of (vervolgens) die [slachtoffer 1] vastgepakt en naar de grond geduwd/gewerkt en/of geroepen/ geschreewd (zakelijk weergegeven) 'waar zijn jullie telefoons’ en/of (al dan niet na afloop van de overval) een of meer banden van de auto's van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] lek gestoken/gesneden/geprikt, althans vernield.

3.De bewijsmotivering

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen bewijsverweer gevoerd, gelet op de bekennende verklaring van verdachte.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin, van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen [1] .
1. De bekennende verklaring van verdachte [verdachte] ter terechtzitting van
12 december 2024;
2. het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] van 16 februari 2024, zaaksdossier, pagina’s 86 tot en met 90;
3. het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] van 16 februari 2024, zaaksdossier, pagina’s 124 tot en met 127.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 16 februari 2024 te Zwolle, bij [bedrijf] BV (gelegen aan de [adres 2] ) tezamen en in vereniging met anderen,
  • een hoeveelheid geld (te weten € 30.000,- (dertigduizend)) en 2 (twee) mobiele telefoons, merk Apple, (te weten een 1-Phones 13 en een Iphone 14) en een laptop, merk HP en een deurbel met ingebouwde camera, die aan anderen dan aan verdachte en zijn mededaders toebehoorden en
  • een hoeveelheid geld (te weten € 500,- (vijfhonderd)) en een mobiele telefoon, merk Apple, type Iphone, die aan [slachtoffer 2] toebehoorden
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen die
[slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
immers zijn verdachte en zijn mededaders,
-
gehuld in donkere kleding en met bivakmutsen op, althans met gelaatsbedekking, voornoemd bedrijf binnengedrongen/binnengegaan en met een mes en een verfspuitbus in de handen (opzettelijk dreigend en intimiderend) op die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] afgelopen en
hebben verdachte en zijn mededaders,
  • met voornoemde spuitbus in het gezicht van die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] gespoten/gesprayed en
  • daarbij (telkens) (opzettelijk dreigend en intimiderend) meerdere malen geroepen/geschreeuwd (zakelijk weergegeven) 'ga op de grond liggen' en 'niet kijken' en 'gezicht naar de grond', en 'hoofd naar beneden, anders word je gestoken’ en (vervolgens) die [slachtoffer 1] vastgepakt en naar de grond gewerkt en geroepen/ geschreeuwd (zakelijk weergegeven) 'waar zijn jullie telefoons’ en
  • banden van de auto's van die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] lek gestoken.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. Omwille van de leesbaarheid van de tenlastelegging heeft de rechtbank de feitelijke handelingen door het toevoegen van gedachtestreepjes verder uitgesplitst en de zin “
hebben verdachte en zijn mededaders” aan de tenlastelegging toegevoegd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in artikel 312 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op:
het misdrijf:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en, bij betrapping op heter daad, aan zichzelf of andere deelnemers van het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezen verklaarde feit.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 22 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met aftrek van voorarrest, met de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering en een proeftijd van drie jaren. De officier van justitie heeft daarnaast gevorderd verdachte te veroordelen tot een taakstraf van 240 uren.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om rekening te houden met de open proceshouding van verdachte, de (veranderende) rol die hij heeft gehad en de druk die op hem werd uitgeoefend. Verdachte heeft de groep weliswaar getalsmatig versterkt, de deurbel eraf getrokken en autobanden lek gestoken, maar hij heeft geen geweld gebruikt tegen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] . De raadsman heeft ook verzocht rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Aard en ernst van het feit
Verdachte heeft zich op 16 februari 2024, tezamen met zijn medeverdachten, [medeverdachte 1] [medeverdachte 2] , schuldig gemaakt aan het plegen van een overval op het bedrijf van [slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1] ). De overval was gepland en moest op 16 februari 2024 plaatsvinden. Verdachte wist dat op die dag een geldbedrag van € 30.000,00 aan contanten in het bedrijfspand aanwezig zou zijn. Ten tijde van de overval waren [slachtoffer 1] en een vriend van hem, [slachtoffer 2] (hierna: [slachtoffer 2] ), in het pand aanwezig. Verdachte en zijn medeverdachten zijn het pand binnengegaan en hebben de € 30.000,00 aan contanten, een ander kleiner geldbedrag, telefoons en een laptop buitgemaakt. Tijdens de overval werd [slachtoffer 1] met rode vloeistof in het gezicht gespoten en werd hij tegen de grond gewerkt. Ook [slachtoffer 2] werd met rode vloeistof in het gezicht gespoten. Voorts werd gedreigd hen neer te steken als zij hun hoofd niet naar de grond zouden houden. Bij vertrek werden vervolgens de banden van de auto’s van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] lek gestoken en werd de deurbel van de gevel van het bedrijfspand getrokken. De rechtbank acht dit feit ernstig en rekent verdachten aan dat dat zij uitsluitend oog hebben gehad voor hun eigen financiële gewin. Zij hebben [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] daarbij in een bedreigende situatie gebracht.
Uit het procesdossier en het verhandelde ter terechtzitting is de rechtbank duidelijk geworden dat verdachte geen coördinerende en/of leidinggevende rol heeft gehad. Zijn rol in de uitvoering was echter wel aanzienlijk. Hij heeft zich schuldig gemaakt aan het wegnemen van de geldbedragen, de telefoons en de laptop en hij heeft de autobanden lek gestoken en de deurbel van de gevel getrokken.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van verdachte van 1 november 2024. Hieruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor strafbare feiten, waaronder bedreiging en diefstal. Ook liep verdachte ten tijde van het gepleegde feit nog in de proeftijd van een eerdere veroordeling.
De rechtbank heeft ook kennis genomen van de over verdachte opgemaakte rapporten van Reclassering Nederland, te weten:
- het deeladvies elektronische monitoring van 15 juli 2024, opgemaakt door
[reclasseringswerker 1] , reclasseringswerker;
  • het rapport van 4 juli 2024, opgemaakt door [reclasseringswerker 2] , reclasseringswerker;
  • het rapport van 31 mei 2024, opgemaakt door [reclasseringswerker 2] , reclasseringswerker.
In de rapporten is te lezen dat verdachte heeft verklaard dat hij vooral slachtoffer is van anderen die hem onder druk hebben gezet en hebben meegetrokken in het delictgedrag. De reclassering heeft die bewering niet kunnen verifiëren en kan niet beoordelen of verdachte zich mogelijk onschuldiger voordoet dan het geval is. De reclassering ziet criminogene factoren op de gebieden van het psychosociaal functioneren en mogelijk de pro-criminele houding van verdachte. Er is, in verband met eerdere strafbare feiten, al een reclasseringstraject ingezet. Dat traject kan verdachte voortzetten. De reclassering merkt op dat verdachte is gaan samenwonen en dat hij een zoontje heeft gekregen. Dit kunnen sterke beschermende factoren zijn, die verdachte kunnen helpen om weloverwogen keuzes te maken en stimuleren het pro-sociaal denken. De reclassering stelt echter ook vast dat het bewezen verklaarde is begaan ongeveer één maand na de geboorte van de zoon van verdachte. De reclassering adviseert het volwassenenstrafrecht toe te passen. Zij acht het van belang dat verdachte afstand houdt van pro-criminele contacten. Daarom adviseert de reclassering voortzetting van het locatieverbod voor Rotterdam, dat al in een eerdere strafzaak als bijzondere voorwaarde is opgelegd, en een locatieverbod voor Zwolle, waar volgens verdachte de medeverdachten wonen. Daarbij adviseert de reclassering om verdachte een periode aan te sluiten op elektronische monitoring om de locatieverboden te controleren.
Naast de locatieverboden adviseert de reclassering ook de volgende bijzondere voorwaarden:
  • meldplicht bij reclassering;
  • ambulante behandeling met diagnostiek;
  • verbod op contact met medeverdachten.
Toepassing volwassenenstrafrecht
Verdachte was ten tijde van het bewezen verklaarde 22 jaren oud. Uitgangspunt is dan toepassing van het volwassenenstrafrecht. De rechtbank ziet in dit geval geen reden om daarvan af te wijken. Zij volgt het advies van de reclassering en zal het volwassenenstrafrecht toepassen.
Straf
Gezien de ernst van het gepleegde feit acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden. Gelet op het aanzienlijke aandeel van verdachte in het bewezen verklaarde en het, zeker voor zijn leeftijd, forse strafblad van verdachte, zal de rechtbank aan verdachte opleggen een gevangenisstraf voor de duur van 26 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest, een proeftijd van 3 jaren en de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd. De rechtbank gaat daarmee uit boven de strafeis van de officier van justitie, omdat de door haar gevorderde taakstraf, ter compensatie van een deel van de vrijheidsstraf, wettelijk gezien niet mogelijk is bij een onvoorwaardelijk strafdeel van meer dan 6 maanden.

7.De schade van benadeelden

7.1
De vordering van de benadeelde partijen
7.1.1
De vordering van [bedrijf] B.V.
[bedrijf] B.V. heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 7.115,38, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
- ontvreemde Iphone 14 (€ 712,70);
- ontvreemde deurbelcamera (€ 275,17);
- omzetderving (€ 6.127,51).
7.1.2
De vordering van [slachtoffer 1]
heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van
€ 33.590,23, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
- ontvreemde contanten (€ 30.000);
- ontvreemde Iphone 13 (€ 651,20);
- vernielde autobanden (€ 1.317,28).
Ter vergoeding van immateriële schade wordt een bedrag van € 1.621,75 gevorderd.
7.1.3
De vordering van [slachtoffer 3]
heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van
€ 437,65 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende post:
- ontvreemde laptop (€ 437,65).
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
Ten aanzien van de vordering van [bedrijf] B.V. heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat de Iphone en de deurbelcamera als rechtstreekse schade voor vergoeding in aanmerking komen. Wat betreft de gevorderde omzetderving heeft zij zich op het standpunt gesteld dat de vordering onvoldoende is onderbouwd en dat de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk is.
Wat betreft de door [slachtoffer 1] gevorderde schade heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat de gevorderde materiële schade geheel kan worden toegewezen. Ten aanzien van de gevorderde immateriële schade heeft zij verzocht het bedrag te matigen tot een bedrag van € 750,00 en de benadeelde partij voor het resterende deel in de vordering niet-ontvankelijk te verklaren.
Ten aanzien van het door [slachtoffer 3] gevorderde schadebedrag heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat het gevorderde bedrag voor volledige toewijzing in aanmerking komt.
De officier van justitie heeft zich verder op het standpunt gesteld dat verdachte en zijn mededaders voor alle vorderingen hoofdelijk aansprakelijk zijn.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht [bedrijf] B.V. in de vordering niet-ontvankelijk te verklaren waar het gaat om de gevorderde omzetderving, dan wel de dit deel van de vordering af te wijzen.
De raadsman heeft zich ook op het standpunt gesteld dat de hoogte van de door [slachtoffer 1] gevorderde immateriële schadevergoeding niet te billijken valt en heeft de rechtbank verzocht de schadevergoeding te matigen en daartoe gebruik te maken van haar schattingsbevoegdheid.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
7.4.1
De vordering van [bedrijf] B.V.
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. De opgevoerde schadeposten ‘ontvreemde Iphone 14’ en
‘ontvreemde deurbelcamera’ zijn niet betwist, voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen tot een bedrag van € 987,87, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
De onder de post ‘omzetderving’ opgevoerde schade is niet komen vast te staan, omdat de gestelde schade onvoldoende is onderbouwd, terwijl door of namens verdachte de omvang ervan gemotiveerd is betwist. Het in de gelegenheid stellen van de benadeelde partij om deze schadepost alsnog nader te onderbouwen levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. De rechtbank zal de benadeelde partij die gelegenheid niet bieden.
De rechtbank zal de benadeelde partij daarom in dit deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de benadeelde partij de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
7.4.2
De vordering van [slachtoffer 1]
De materiële schade
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. De opgevoerde schadeposten ‘ontvreemde contanten’, ‘ontvreemde Iphone 13’ en ‘vernielde autobanden’ zijn niet betwist, voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen tot een bedrag van
€ 31.968,48, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
De immateriële schade
De gevorderde immateriële schade is niet komen vast te staan, omdat de gestelde schade niet is onderbouwd, terwijl door of namens verdachte de omvang ervan is betwist. Het in de gelegenheid stellen van de benadeelde partij om deze schadepost alsnog nader te onderbouwen levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. De rechtbank zal de benadeelde partij die gelegenheid niet bieden.
De rechtbank zal de benadeelde partij daarom in dit deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de benadeelde partij de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
7.4.3
De vordering van [slachtoffer 3]
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. De opgevoerde schadepost is niet betwist, voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen tot een bedrag van € 437,65, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
7.4.4
Hoofdelijke aansprakelijkheid
De verdachte is voor de schade naar burgerlijk recht met zijn mededaders hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat de verdachte tegenover de benadeelde partijen voor het hele bedrag aansprakelijk is.
7.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partijen hebben verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd om de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal ten aanzien van iedere voornoemde vordering de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte (mede) jegens de benadeelde partijen naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het feit aan de benadeelde partijen is toegebracht. Als door de verdachte of zijn mededader(s) niet of niet volledig wordt betaald, kan deze verplichting worden aangevuld met de hierna per vordering te noemen aantallen dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting ten aanzien van iedere vordering niet opheft.
  • de vordering van [bedrijf] B.V.: 19 dagen gijzeling;
  • de vordering van [slachtoffer 1] : 194 dagen gijzeling;
  • de vordering van [slachtoffer 3] : 8 dagen gijzeling.

8.De vordering tot tenuitvoerlegging

8.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering tot tenuitvoerlegging
niet-ontvankelijk wordt verklaard.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich niet uitgelaten over de vordering tot tenuitvoerlegging.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de officier van justitie in de vordering niet-ontvankelijk is.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op het hiervoor genoemde wetsartikel. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c en 47.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
het misdrijf:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en, bij betrapping op heter daad, aan zichzelf of andere deelnemers van het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
26 (zesentwintig) maanden;
- bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van
12 (twaalf) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende algemene voorwaarde niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
De rechter kan de tenuitvoerlegging ook gelasten indien de verdachte gedurende de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende bijzondere voorwaarden niet is nagekomen:
- stelt als
bijzondere voorwaardendat verdachte:
- zich op de dag dat hij in vrijheid wordt gesteld, meldt bij zijn reclasseringswerkster. Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
- de behandeling bij De Waag voortzet, volgens afspraken met deze forensische polikliniek. De behandeling duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Onderdeel van deze behandeling zal zijn diagnostiek en een intelligentie-onderzoek. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt;
- zich niet bevindt in de gemeente Rotterdam of Zwolle, zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt. Verdachte werkt mee aan elektronische monitoring op dit locatieverbod; - op geen enkele manier contact heeft met medeverdachten, ook niet via sociale media of via anderen;
- draagt de reclassering op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
daarbij gelden als voorwaarden van rechtswege dat de verdachte:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, Sr, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
schadevergoeding [bedrijf] B.V.
- wijst de vordering van de benadeelde partij [bedrijf] B.V. toe tot een bedrag van € € 987,87 (bestaande uit materiële schade);
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van € 987,87 (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 16 februari 2024) met dien verstande dat als en voor zover al door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 987,87 (zegge: negenhonderd zevenentachtig euro en zevenentachtig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 16 februari 2024 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 19 dagen kan worden toegepast, (een en ander voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan). Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- bepaalt dat de benadeelde partij voor een deel van € 6.127,51 niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
schadevergoeding [slachtoffer 1]
- wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] toe tot een bedrag van € 31.968,41 (bestaande uit materiële schade);
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van
€ 31.968,41 (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 16 februari 2024) met dien verstande dat als en voor zover al door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 31.968,41 (zegge: eenendertigduizend negenhonderdachtenzestig euro en eenenveertig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 16 februari 2024 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 194 dagen kan worden toegepast, een en ander voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- bepaalt dat de benadeelde partij voor een deel van € 1.621,75 niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
schadevergoeding [slachtoffer 3]
- wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] toe tot een bedrag van € 437,65 (bestaande uit materiële schade);
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van
€ 437,65 (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 16 februari 2024) met dien verstande dat als en voor zover al door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 437,65 (zegge: vierhonderdzevenendertig euro en vijfenzestig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 16 februari 2024 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 8 dagen kan worden toegepast (een en ander voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan). Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
tenuitvoerlegging voorwaardelijke straf met parketnummer 10/281681-22
- verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in de vordering tot tenuitvoerlegging.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.H. Peper, voorzitter, mr. G.H. Meijer en
mr. A.N. Neumann, rechters, in tegenwoordigheid van mr. G.J. Leyendijk, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 24 december 2024.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland met nummer ON1R024015 (onderzoek Bichon) van 31 mei 2024. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.