In deze zaak vorderen eiseressen, die een woning verhuren aan gedaagde, ontruiming van de woning en betaling van achterstallige huur. Eiseressen stellen dat gedaagde zich niet als een goed huurder heeft gedragen door vernielingen aan te richten en de huur niet te betalen. Gedaagde betwist dit en stelt dat hij de huur mag opschorten wegens achterstallig onderhoud en dat hij kosten voor verricht onderhoud kan verrekenen met de huurachterstand. De kantonrechter oordeelt dat gedaagde onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij de huur mag opschorten of verrekenen. De kantonrechter wijst de vordering tot ontruiming toe, maar geeft gedaagde meer tijd om een nieuwe woning te vinden. De kantonrechter concludeert dat gedaagde toerekenbaar tekort is geschoten in zijn verplichtingen uit de huurovereenkomst, wat de ontruiming rechtvaardigt. De kantonrechter bepaalt dat gedaagde de woning uiterlijk op 31 januari 2025 moet ontruimen en moet betalen voor de achterstallige huur en proceskosten.