ECLI:NL:RBOVE:2024:6954

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
4 december 2024
Publicatiedatum
24 december 2024
Zaaknummer
08-213212-23
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot wijziging van vrijheidsbeperkende maatregelen in verband met verhuisd slachtoffer

In deze zaak heeft de politierechter van de Rechtbank Overijssel op 4 december 2024 uitspraak gedaan over een verzoek tot wijziging van een vrijheidsbeperkende maatregel, specifiek een gebiedsverbod, dat eerder was opgelegd aan de veroordeelde. De veroordeelde had een gebiedsverbod van 500 meter rondom de woning van het slachtoffer, zijn voormalig echtgenote, opgelegd gekregen. Dit verbod was ingesteld na een vonnis van 22 september 2023 en was bedoeld om de veiligheid van het slachtoffer te waarborgen. Echter, het slachtoffer is inmiddels verhuisd naar een onbekend adres, waardoor het gebiedsverbod feitelijk geen doel meer diende. De veroordeelde, die de huurder van de woning is, verzocht de rechter om het gebiedsverbod op te heffen, zodat hij terug kon keren naar zijn woning.

Het Openbaar Ministerie steunde het verzoek van de veroordeelde, aangezien het slachtoffer geen bezwaar had tegen de opheffing van het gebiedsverbod. De politierechter oordeelde dat de veroordeelde ontvankelijk was in zijn verzoek en dat het gebiedsverbod in zijn geheel kon vervallen. Daarnaast werd ook de vordering van het Openbaar Ministerie tot wijziging van het contactverbod toegewezen, waarbij de reclassering werd vervangen door het Openbaar Ministerie in de voorwaarden van het contactverbod. De beslissing werd openbaar uitgesproken door de politierechter, mr. A. van Holten, in aanwezigheid van de griffier, mr. L. Kannegieter.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Zittingsplaats Zwolle
Raadkamernummer : 24-025610
Parketnummer : 08-213212-23

Beslissing van de enkelvoudige strafkamer:

a) op het verzoek tot wijziging van een vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht (Sr) op grond van artikel 6:6:23a1 Wetboek van Strafvordering (Sv) van:

[veroordeelde],

geboren op [geboortedatum] 1984 in [geboorteplaats].
inschrijvingsadres in de Basisregistratie Personen:
[adres].
bijgestaan door mr. J.H. Rump, advocaat te Zwolle,
verder te noemen:
de veroordeelde.
b) op de vordering tot wijziging van een vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht (Sr) op grond van artikel 6:6:23a1 Wetboek van Strafvordering (Sv) van:

het Openbaar Ministerie.

Feiten

Bij vonnis van de politierechter bij de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Zwolle, van 22 september 2023 is aan de veroordeelde opgelegd - onder meer en voor zover thans relevant - een maatregel strekkende tot een contactverbod ten aanzien van het slachtoffer [slachtoffer] en een gebiedsverbod inhoudende dat veroordeelde zich niet binnen een straal van 500 meter rondom de woning gelegen aan de [adres] mag ophouden (hierna ook: gebieds- en contactverbod). Beide maatregelen zijn opgelegd voor de duur van drie jaren. Daarbij is bepaald dat voor iedere overtreding hechtenis voor de duur van maximaal één week kan worden opgelegd. Tevens is daarbij bepaald dat van beide maatregelen kan worden afgeweken na nadrukkelijke schriftelijke toestemming van een medewerker van Veilig Thuis en/of de reclassering. Beide maatregelen zijn dadelijk uitvoerbaar verklaard.

Procedure

Het verzoekschrift ex artikel 6:6:23a1 Sv is op 15 oktober 2024 ter griffie van deze rechtbank ontvangen.
Het Openbaar Ministerie heeft op voorhand zijn standpunt schriftelijk kenbaar gemaakt en heeft daarbij een vordering tot wijziging van het gebieds- en contactverbod gedaan.
Het verzoekschrift en de vordering zijn behandeld op de openbare terechtzitting van 4 december 2024. Bij de behandeling zijn de officier van justitie mr. G.J. Jansen en de raadsvrouw mr. J.H. Rump gehoord.
De politierechter heeft kennisgenomen van de door de officier van justitie overgelegde relevante stukken met betrekking tot de strafzaak waarin de vrijheidsbeperkende maatregelen zijn opgelegd en het aan het schriftelijk standpunt van het openbaar ministerie gehechte proces-verbaal van 22 november 2024.

Het verzoek en standpunt van veroordeelde en raadsvrouw

Het verzoekschrift strekt tot wijziging van het gebiedsverbod, nu de voormalig echtgenote van veroordeelde (het slachtoffer) niet meer woonachtig is op het adres waarop het gebiedsverbod ziet (te weten de [adres]). Veroordeelde wil daarom, nu de woning leeg staat en hij de huurder van de woning is, terugkeren naar de woning aan de [adres]. Hij is niet op de hoogte van het nieuwe woonadres van het slachtoffer. Ter onderbouwing van het vorenstaande heeft de raadsvrouw middels het verzoekschrift een
e-mailbericht van de gemeente Zwolle overgelegd waaruit blijkt dat de veroordeelde vanaf 23 mei 2024 als enige persoon ingeschreven staat op het adres [adres]. De raadsvrouw verzoekt bovenstaand verzoek op te vatten als een verzoek tot wijziging van het gebiedsverbod.
De raadsvrouw heeft voor het overige geen bezwaar tegen toewijzing van de vordering van het Openbaar Ministerie.

Het verzoek en standpunt van het Openbaar Ministerie

De officier van justitie refereert zich aan het oordeel van de politierechter ten aanzien van de ontvankelijkheid van het verzoek van veroordeelde. De officier van justitie heeft geen bezwaar tegen opheffing van het gebiedsverbod, nu het slachtoffer blijkens het proces-verbaal van 22 november 2024 is verhuisd naar een voor veroordeelde onbekend adres en het slachtoffer geen bezwaar heeft dat veroordeelde de woning aan de [adres] (weer) betrekt.
Het verzoek van het openbaar ministerie strekt tot wijziging van het contact- en gebiedsverbod met dien verstande dat het woordje ‘reclassering’ wordt weggelaten. Na toewijzing van de vordering tenuitvoerlegging is de reclassering immers niet meer betrokken bij onderhavige zaak. In het geval Veilig Thuis ook niet meer betrokken is, is het voorstel vanuit het Openbaar Ministerie om ofwel een praktisch alternatief te zoeken voor het eventueel noodzakelijke contact tussen veroordeelde en het slachtoffer ofwel het openbaar ministerie te benoemen in plaats van de reclassering.

Beoordeling

Verzoek van veroordeelde

Naar het oordeel van de politierechter is veroordeelde ontvankelijk in het verzoekschrift. Zij overweegt hiertoe het volgende.
Artikel 38v Sr geeft de rechter de mogelijkheid bij vonnis een veiligheidsmaatregel op te leggen om overlastgevend gedrag tegen te gaan, bijvoorbeeld in de vorm van een contactverbod of een locatieverbod. Het doel van een dergelijke vrijheidsbeperkende maatregel is ‘de beveiliging van de maatschappij of ter voorkoming van strafbare feiten’. Met de invoering van artikel 6:6:23a1 Sv heeft de wetgever willen voorzien in de mogelijkheid de inhoud van de maatregel te wijzigen. Een wijziging van de maatregel kan bijvoorbeeld aangewezen zijn in het geval daarvan bij wijze van een gebiedsverbod deel uitmaakt dat de veroordeelde zich niet mag bevinden in de buurt van het woonadres en het slachtoffer gedurende de looptijd van de maatregel verhuist. Door wijziging van de maatregel kan het gebiedsverbod betrekking gaan hebben op het nieuwe adres of de nieuwe woonplaats van het slachtoffer. [1]
In het geval van veroordeelde is aan hem een gebiedsverbod opgelegd ten aanzien van het adres waarop het slachtoffer (zijn voormalig echtgenote) ten tijde van de oplegging van het gebiedsverbod woonachtig was. Uit het proces-verbaal van 22 november 2024 volgt dat het slachtoffer aan de politie heeft bevestigd dat zij niet meer woonachtig is op dit adres. Het slachtoffer heeft daarbij aan de politie kenbaar gemaakt dat zij niet wil dat veroordeelde kennis krijgt van haar nieuwe adres. Een wijziging van het gebiedsverbod zoals bedoeld in artikel 6:6:23a1 Sv, in die zin dat het gebiedsverbod betrekking krijgt op een ander adres, wordt daarmee onmogelijk gemaakt. Dit brengt met zich mee dat het verzoek tot wijziging van het gebiedsverbod in feite neerkomt op een verzoek tot opheffing van het gebiedsverbod, waarvoor een wettelijke grondslag ontbreekt. Tegelijkertijd brengt deze onmogelijkheid tot wijziging van het gebiedsverbod met zich mee dat bij uitstek wordt voldaan aan het doel van het gebiedsverbod, te weten de bescherming van de veiligheid van het slachtoffer. Naar het oordeel van de politierechter kan het daarom niet de bedoeling van de wetgever zijn geweest om in een geval zoals onderhavige, waarbij in wezen geheel wordt voldaan aan de strekking van een vrijheidsbeperkende maatregel, niet over te gaan tot een inhoudelijke beoordeling van het verzoekschrift. De politierechter acht verzoeker daarom ontvankelijk in zijn verzoek.
Naar het oordeel van de politierechter kan het verzoek van veroordeelde worden toegewezen. Gelet op hetgeen blijkt uit de stukken en het verhandelde ter zitting, alsook het hiervoor overwogene, blijkt dat het gebiedsverbod -vanwege de verhuizing van het slachtoffer naar een voor veroordeelde onbekend adres- feitelijk geen doel meer dient. Daar staat tegenover het belang van veroordeelde om zijn huurwoning weer te kunnen betrekken. De politierechter zal het verzoek van veroordeelde dan ook toewijzen, inhoudende dat zij het gebiedsverbod zal wijzigen met dien verstande dat deze in zijn geheel komt te vervallen.
Vordering van het Openbaar Ministerie
De vordering van het Openbaar Ministerie kan, voor zover deze ziet op wijziging van het contactverbod, eveneens worden toegewezen. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting blijkt dat geen sprake meer is van betrokkenheid van de reclassering. De politierechter zal de het contactverbod daarom wijzigen met dien verstande dat ‘de reclassering’ wordt weggelaten en wordt vervangen door ‘het Openbaar Ministerie’.

Beslissing

De politierechter:
  • wijsthet verzoekschrift van veroordeelde
    toe, inhoudende dat de vrijheidsbeperkende maatregel van het gebiedsverbod wordt gewijzigd met dien verstande dat deze in zijn geheel vervalt;
  • wijstde vordering van het Openbaar Ministerie
    toe,inhoudende dat de vrijheidsbeperkende maatregel van het contactverbod wordt gewijzigd met dien verstande dat ‘de reclassering’ wordt weggelaten en wordt vervangen door ‘het Openbaar Ministerie’, zodat de betreffende zinsnede in het kader van het contactverbod als volgt komen te luiden: “Van het contactverbod kan worden afgeweken na nadrukkelijke schriftelijke toestemming van een medewerker van Veilig Thuis en/of het Openbaar Ministerie.”
  • wijst af het meer- of anders verzochte.
Deze beslissing is gegeven door mr. A. van Holten, politierechter, in tegenwoordigheid van mr. L. Kannegieter, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 4 december 2024.

Voetnoten

1.Wet van 28 augustus 2022, Stb 2022, 345.