ECLI:NL:RBOVE:2024:6950

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
17 december 2024
Publicatiedatum
24 december 2024
Zaaknummer
11347702 \ CV EXPL 24-2011
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomst en ontruiming wegens huurachterstand met afwijzing buitengerechtelijke incassokosten

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 17 december 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen de Almeloose Woningstichting "Beter Wonen" (verhuurder) en een huurder. De verhuurder vorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde vanwege een huurachterstand van € 4.211,89, die op het moment van dagvaarden was opgelopen tot dit bedrag. De huurder, die onder bewind stond, heeft de huurachterstand niet betwist, maar was het niet eens met de gevorderde ontbinding en ontruiming. Hij voerde aan dat hij door financiële problemen niet in staat was om de huur te betalen en dat hij onder toezicht van de reclassering stond.

De kantonrechter heeft ambtshalve getoetst of er sprake was van oneerlijke bedingen in de huurovereenkomst, zoals vereist door de Europese richtlijn inzake consumentenbescherming. De rechter oordeelde dat het huurprijswijzigingsbeding niet oneerlijk was, maar dat de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten wel als oneerlijk moesten worden beoordeeld. Dit leidde tot de afwijzing van deze kosten. De rechter heeft de ontbinding van de huurovereenkomst en de ontruiming toegewezen, met een termijn van 14 dagen voor de ontruiming.

De huurder werd veroordeeld tot betaling van de huurachterstand, wettelijke rente en een bedrag gelijk aan de huurprijs voor de periode tussen de ontbinding en de ontruiming. Daarnaast werd de huurder veroordeeld in de proceskosten, die op € 1.309,72 werden begroot. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde werd afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
Zaaknummer : 11347702 \ CV EXPL 24-2011
Vonnis van 17 december 2024
in de zaak van
de stichting
ALMELOSE WONINGSTICHTING "BETER WONEN",
gevestigd en kantoorhoudende te Almelo,
eisende partij, hierna te noemen verhuurder,
gemachtigde: mr. K.E.M. Wigger,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde partij, hierna te noemen huurder,
verschenen in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties van 8 oktober 2024
- de conclusie van antwoord van 22 oktober 2024.
1.2.
Op het moment van dagvaarden stond huurder onder bewind. De bewindvoerder is op de rolzitting van 22 oktober 2024 verschenen. Echter heeft de bewindvoerder bij
e-mail van 1 november 2024 laten weten dat het bewind per 29 oktober 2024 is opgeheven. Er is volgens de bewindvoerder geen opvolgend bewindvoerder en hij heeft verzocht om de bewindvoerder als procespartij te verwijderen.
1.3.
Op de rolzitting is huurder eveneens verschenen. Huurder heeft verweer gevoerd.
Deze procedure zal dan ook tegen hem worden voortgezet.
1.4.
De mondelinge behandeling is gehouden op 3 december 2024. Namens verhuurder is verschenen mevrouw K. Wigger, werkzaam bij gerechtsdeurwaarder Wigger van het Laar. Huurder is eveneens verschenen, vergezeld van de heer [naam], hulpverlener van Samen Zorg Twente. Van hetgeen tijdens de mondelinge behandeling aan de orde is gekomen heeft de griffier aantekeningen gemaakt.
1.5.
Het vonnis is bepaald op vandaag.

2.De feiten

2.1.
Verhuurder is een woningcorporatie voor onder meer sociale huurwoningen.
2.2.
Huurder huurt van verhuurder het woonhuis gelegen aan de [adres] tegen een huurprijs van op dit moment € 676,12 per maand, bij vooruitbetaling te voldoen.
2.3.
Vast staat dat er een achterstand bestaat in de huurbetalingen (inclusief afrekening servicekosten 2023) die op het moment van dagvaarden € 4.211,89 bedroeg, berekend tot en met oktober 2024.

3.Het geschil

3.1.
Verhuurder vordert kort gezegd ontbinding van de huurovereenkomst tussen partijen en ontruiming van het gehuurde, alsmede betaling van de huurachterstand met nevenvorderingen.
3.2.
Aan deze vordering legt verhuurder ten grondslag dat huurder zijn betalingsverplichting voortvloeiend uit de tussen partijen bestaande huurovereenkomst niet is nagekomen.
3.3.
Huurder heeft de huurachterstand niet betwist. Huurder is het niet eens met de gevorderde ontbinding en ontruiming. Door financiële problemen is hij niet in staat om zijn huur(achterstand) te betalen. Huurder heeft naar voren gebracht dat hij op dit moment een WIA-uitkering ontvangt. Hij is zijn rijbewijs kwijt, waardoor hij zijn werk als vrachtwagenchauffeur niet kan uitoefenen. In januari 2025 krijgt huurder een medische (her)keuring en verwacht hij weer aan het werk te gaan op de vrachtwagen. Ook heeft huurder naar voren gebracht dat hij onder toezicht staat van de reclassering en dat hij 3 maanden moet vast zitten als hij zijn huis kwijt raakt.

4.De beoordeling

Ambtshalve toetsen

4.1.
Verhuurder is een professionele verhuurder en huurder is een consument. Voordat de kantonrechter aan de inhoudelijke beoordeling toekomt moet de kantonrechter op grond van de Europese richtlijn oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten (richtlijn 1993/13) ambtshalve toetsen of sprake is van bedingen in de huurovereenkomst en/of de op die overeenkomst toepasselijke algemene voorwaarden oneerlijk zijn voor Huurder als consument.
4.2.
De verplichting tot ambtshalve toetsing op grond van de hiervoor genoemde richtlijn berust op de gedachte dat een consument zich tegenover een professionele partij in een zwakke onderhandelingspositie bevindt, over minder informatie beschikt dan de professionele partij en dat er een niet te verwaarlozen gevaar bestaat dat de consument, met name uit onwetendheid, geen beroep zal doen op rechtsregels die hem beschermen. Daarom moet de kantonrechter de consument helpen en de consumentenbeschermende bepalingen uit zichzelf toepassen (ook) als de consument daar niet om vraagt.
4.3.
De kantonrechter moet in iedere procedure over ieder onderdeel van de vordering beoordelen of daarover in de algemene voorwaarden afspraken zijn gemaakt en of die afspraken al dan niet eerlijk zijn ten opzichte van de consument. Als de kantonrechter oordeelt dat een contractuele afspraak niet eerlijk is, moet het beding worden vernietigd en moet de vordering op dat onderdeel worden afgewezen (ook als de eisende partij in de procedure een beroep doet op wettelijke bepalingen in plaats van op die contractuele afspraak).
De huurachterstand.
4.4.
De kantonrechter is van oordeel dat het huurprijswijzigingsbeding in artikel 4.2. van de huurovereenkomst niet oneerlijk is omdat dit beding verwijst naar de wet.
4.5.
Omdat huurder niet heeft betwist dat hij de huurachterstand (inclusief afrekening servicekosten 2023) van € 4.211,89 moet betalen, zal dit deel van de vordering worden toegewezen.
De ontbinding en ontruiming.
4.6.
Op grond van artikel 6:265 lid 1 BW geeft iedere tekortkoming van een partij in de nakoming van een van haar verbintenissen aan de wederpartij de bevoegdheid om de overeenkomst geheel of gedeeltelijk te ontbinden, tenzij de tekortkoming, gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis, deze ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt. Deze rechtsregel brengt tot uitdrukking dat slechts een tekortkoming van voldoende gewicht recht geeft op (gehele of gedeeltelijke) ontbinding van de overeenkomst (ECLI:NL:HR:2018:1810). Bij de beantwoording van de vraag of ontbinding van deze huurovereenkomst gerechtvaardigd is kunnen alle omstandigheden van het geval van belang zijn.
4.7.
De kantonrechter is van oordeel dat de betalingsachterstand, waarvan in deze zaak sprake is, van zodanige omvang is, dat deze de vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigt. De door huurder genoemde financiële en persoonlijke omstandigheden leveren geen overmacht op en ontslaan huurder niet van de verplichting om de huur tijdig te voldoen. De gevorderde ontbinding en ontruiming zal worden toegewezen. De termijn voor ontruiming zal op 14 dagen worden gesteld.
De vergoeding gelijk aan de huurprijs
4.8.
Verhuurder vordert naast betaling van de achterstallige huurpenningen tot de datum van de ontbinding, betaling van een vergoeding gelijk aan de huurprijs over de periode gelegen tussen de datum van de ontbinding en de ontruiming. Nu op dit punt geen verweer is gevoerd, zal de vordering op dit punt worden toegewezen.
De wettelijke rente
4.9.
Het beding waarin de wettelijke rente is bedongen, is niet oneerlijk nu dit niet afwijkt van de wettelijke regeling. Dit leidt ertoe dat dit beding niet hoeft te worden vernietigd.
4.10.
De wettelijke rente zal, als onweersproken en op de wet gegrond, worden toegewezen.
De buitengerechtelijke incassokosten
4.11.
Verder heeft verhuurder een bedrag van € 497,27 (inclusief btw) aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd.
4.12.
In artikel 13 van de “Algemene Huurvoorwaarden Zelfstandige Woonruimte Verhuurder 2018”, is hierover het volgende opgenomen.
“13.1. Indien één der partijen in verzuim is met de nakoming van enige verplichting, welke ingevolgde de wet en/of huurovereenkomst op hem rust en daardoor door de andere partij gerechtelijke en/of buitengerechtelijke maatregelen moeten worden genomen, zijn de daaruit voorvloeiende redelijke gemaakte buitengerechtelijke kosten voor rekening van die ene partij.
13.2.
Indien één van de partijen een uit hoofde van de overeenkomst of uit andere hoofde overeengekomen verschuldigd bedrag niet volledig en stipt op de vervaldag voldoet, dan verkeert deze partij direct vanaf de vervaldag in verzuim en is deze partij vanaf die dag de wettelijke rente verschuldigd. Daarnaast is de partij die in verzuim verkeert een vergoeding verschuldigd voor de redelijke buitengerechtelijke incassokosten met een minimumbedrag van € 40,--..”
4.13.
Ook dit beding moet de kantonrechter op grond van de onder 4.1. weergegeven Europese richtlijn ambtshalve toetsen. De kantonrechter overweegt over de oneerlijkheid van het beding het volgende. Het beding suggereert dat vanaf het moment van verzuim direct incassokosten verschuldigd zijn. Op grond van de wet is een consument pas incassokosten verschuldigd als hij
nahet intreden van het verzuim een veertiendagenbrief heeft ontvangen die aan alle in artikel 6:96 lid 6 BW genoemde eisen voldoet. Daarnaast moet in het beding de hoogte van de buitengerechtelijke incassokosten conform de staffel van het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten worden genoemd. Deze eisen zijn echter niet opgenomen in artikel 13 van de algemene voorwaarden. De kantonrechter is van oordeel dat het beding ten nadele van de consument afwijkt van de wettelijke regeling over buitengerechtelijke incassokosten. Daarmee wordt het beding als oneerlijk beoordeeld. Nu sprake is van een oneerlijk beding, is terugvallen op de wettelijke regeling niet mogelijk. [1] Als gevolg van bovenstaande wordt de gevorderde vergoeding voor gemaakte buitengerechtelijke incassokosten afgewezen.
Wat betekent dit voor huurder
4.14.
Huurder moet aan verhuurder betalen een bedrag van € 4.427,36 (bestaande uit
€ 4.211,89 aan huurachterstand tot en met oktober 2024 en € 215,47 aan wettelijke rente berekend tot 8 oktober 2024), te vermeerderen met de wettelijke rente. Daarnaast moet huurder een bedrag gelijk aan de maandelijkse huurprijs gelegen tussen 1 november 2024 en de daadwerkelijke ontruiming, betalen.
De proceskosten.
4.15.
Huurder zal als de grotendeels verliezende partij in de proceskosten (inclusief nakosten) worden veroordeeld.
De kosten aan de zijde van verhuurder worden begroot op:
- dagvaarding € 136,72
- griffierecht € 496,00
- salaris gemachtigde € 542,00 (2 punt x tarief € 271,00)
- nakosten
€ 135,00
Totaal € 1.309,72.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
ontbindt de tussen partijen bestaande huurovereenkomst met betrekking tot het perceel gelegen aan de [adres];
5.2.
veroordeelt huurder om het perceel, met al wie en al wat zich daarin vanwege huurder bevindt binnen 14 dagen na de betekening van dit vonnis te ontruimen en te verlaten en geheel ter vrije beschikking van verhuurder te stellen en te laten;
5.3.
veroordeelt huurder om tegen bewijs van kwijting te betalen aan verhuurder:
€ 4.211,89 aan opeisbaar geworden en onbetaald gelaten huurtermijnen berekend tot en met de maand oktober 2024 (inclusief afrekening servicekosten 2023), te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 8 oktober 2024 tot de dag van volledige betaling;
€ 215,47 aan wettelijke rente, berekend tot 8 oktober 2024;
een bedrag gelijk aan de maandelijkse huurprijs, zoals deze zonder ontbinding van de huurovereenkomst zou hebben gegolden voor elke maand of gedeelte van een maand, gelegen tussen 1 november 2024 en de daadwerkelijke ontruiming,
5.4.
veroordeelt huurder in de proceskosten van € 1.309,72, te betalen binnen veertien dagen na dit vonnis, te vermeerderen de kosten van betekening, indien huurder niet binnen genoemde termijn betaalt en vervolgens betekening van het vonnis plaatsvindt
5.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. U. van Houten, kantonrechter, en is in het openbaar uitgesproken op 17 december 2024. (ak)

Voetnoten

1.HvJ EU 27 januari 2021, ECLI:EU:2021:68.