ECLI:NL:RBOVE:2024:6949

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
24 december 2024
Publicatiedatum
24 december 2024
Zaaknummer
08.047124.24 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot tbs en schadevergoeding na poging tot doodslag door buurman

Op 24 december 2024 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 31-jarige man, die zich schuldig heeft gemaakt aan poging tot doodslag op zijn buurman. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot de maatregel van terbeschikkingstelling (tbs) met voorwaarden, waaronder een meldplicht bij de reclassering en een locatieverbod tegen het slachtoffer. De verdachte heeft op 8 februari 2024 geprobeerd zijn buurman van het leven te beroven door hem bij de keel te grijpen en dicht te knijpen, waardoor de zuurstoftoevoer werd afgesloten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte ten tijde van het delict leed aan een ziekelijke stoornis van de geestvermogens, wat heeft geleid tot de conclusie dat hij niet strafbaar is voor het bewezen verklaarde feit. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij, die schadevergoeding heeft geëist, toegewezen tot een bedrag van € 4.245,89, bestaande uit materiële en immateriële schade. De rechtbank heeft ook de schadevergoedingsmaatregel opgelegd, waarbij de verdachte verplicht is om de schadevergoeding te betalen. De uitspraak is gedaan na meerdere zittingen en op basis van rapportages van deskundigen die de geestelijke toestand van de verdachte hebben beoordeeld.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08.047124.24 (P)
Datum vonnis: 24 december 2024
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 1993 in [geboorteplaats 1] ,
nu verblijvende in de [verblijfplaats] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 16 mei 2024, 4 juli 2024, 1 oktober 2024 en van 12 december 2024.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van wat door verdachte en zijn raadsvrouw mr. J.H. Rump, advocaat in Zwolle, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte op 8 februari 2024
(primair)heeft geprobeerd [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ) van het leven te beroven
(subsidiair)heeft geprobeerd [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
(meer subsidiair)[slachtoffer] heeft mishandeld.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op of omstreeks 8 februari 2024 te Hardenberg
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
[slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven,
- die [slachtoffer] op de grond heeft geduwd en/of heeft gegooid en/of
- vervolgens de keel van die [slachtoffer] heeft gepakt/gegrepen en/of
- vervolgens de keel van voornoemde [slachtoffer] heeft dichtgeknepen en/of heeft
dichtgehouden (ten gevolge waarvan op enigerlei wijze de zuurstoftoevoer voor die
[slachtoffer] gedurende lange(re) tijd af was gesloten),
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 8 februari 2024 te Hardenberg
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
- die [slachtoffer] op de grond heeft geduwd en/of heeft gegooid, en/of
- vervolgens de keel van die [slachtoffer] heeft gepakt/gegrepen, en/of
- vervolgens de keel van voornoemde [slachtoffer] heeft dichtgeknepen, en/of heeft
dichtgehouden (ten gevolge waarvan op enigerlei wijze de zuurstoftoevoer voor die
[slachtoffer] gedurende lange(re) tijd af was gesloten),
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 8 februari 2024 te Hardenberg
[slachtoffer] heeft mishandeld door
- die [slachtoffer] op de grond te duwen en/of te gooien, en/of
- vervolgens de keel van die [slachtoffer] te pakken en/of te grijpen, en/of
- vervolgens de keel van voornoemde [slachtoffer] dicht te knijpen en/of dicht te
houden (ten gevolge waarvan op enigerlei wijze de zuurstoftoevoer voor die
[slachtoffer] gedurende lange(re) tijd af was gesloten).

3.De bewijsmotivering

3.1
Inleiding
De rechtbank gaat op grond van de bewijsmiddelen uit van de volgende vastgestelde feiten en omstandigheden.
Op 8 februari 2024 heeft verdachte meermaals aangebeld bij de voordeur van de woning van [slachtoffer] . [slachtoffer] heeft de deur opengedaan. Verdachte is vervolgens direct de woonkamer van de woning ingelopen en [slachtoffer] is achter hem aangelopen. In de woonkamer hebben zij ongeveer 15 minuten een gesprek met elkaar gevoerd. Nadat verdachte zich verward begon te gedragen, is [slachtoffer] naar de voordeur gelopen en heeft deze opengedaan en heeft vervolgens verdachte een aantal malen verzocht de woning te verlaten. Omdat verdachte aan dat verzoek geen gehoor gaf, wilde [slachtoffer] de politie bellen en heeft daartoe een telefoon gepakt. Vervolgens heeft verdachte deze telefoon uit de handen van [slachtoffer] getrokken, waarna [slachtoffer] door verdachte naar de woonkamer is gesleept en aldaar naast een bank op de grond is gegooid. Terwijl [slachtoffer] nog op de grond lag, is verdachte op de bank gaan zitten. Hierna heeft verdachte woorden geroepen: “wij moeten allebei maar dood, of jij moet mij maar helpen.” Vervolgens heeft verdachte [slachtoffer] bij de keel gepakt/gegrepen, waardoor [slachtoffer] niet kon ademen. Twee politieagenten, die op een melding van overlast waren afgekomen en zagen dat de voordeur van de woning van [slachtoffer] openstond, hebben de woning betreden en verdachte van [slachtoffer] afgetrokken.
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden.
3.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin, van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen [1] :
  • het proces-verbaal van de terechtzitting van 12 december 2024, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte;
  • het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] , pagina 8 en 9.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 8 februari 2024 te Hardenberg ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven,
- die [slachtoffer] op de grond heeft geduwd of heeft gegooid en
- vervolgens de keel van die [slachtoffer] heeft gepakt/gegrepen en
- vervolgens de keel van voornoemde [slachtoffer] heeft dichtgeknepen en heeft dichtgehouden (ten gevolge waarvan op enigerlei wijze de zuurstoftoevoer voor die [slachtoffer] af was gesloten),
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 45 en 287 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
poging tot doodslag.

5.De strafbaarheid van verdachte

5.1
Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
5.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
5.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft kennisgenomen van de door T.W.D.P. van Os, psychiater/psychoanalyticus, op 27 juni en 07 november 2024 uitgebrachte pro Justitia rapporten en het door N. van der Weegen, GZ-psycholoog, op 06 november 2024 uitgebrachte pro Justitia rapport.
De deskundige Van Os heeft in zijn rapport geconcludeerd dat verdachte ten tijde van het ten laste gelegde feit leed aan een ziekelijke stoornis van de geestvermogens in de zin van een schizofreniespectrumstoornis of andere psychotische stoornis en dat deze stoornis de gedragskeuzes en gedragingen van verdachte ten tijde van het ten laste gelegde beïnvloedde. Na het ten laste gelegde feit vertoonde verdachte een wisselend beeld en werd een psychiatrisch toestandsbeeld vastgesteld. Verdachte kan zich het ten laste gelegde niet meer goed herinneren. Hij leefde al langere tijd in een andere werkelijkheid met stemmen en paranoïde wanen en werd door deze realiteit gedreven en handelde overeenkomstig deze realiteit. Het was wazig voor hem, hij dacht dat de hele wereld een samenzwering tegen hem had.
Van Os adviseert het ten laste gelegde feit niet aan verdachte toe te rekenen.
De deskundige Van der Weegen heeft in haar rapport geconcludeerd dat verdachte ten tijde van het ten laste gelegde feit leed aan een ziekelijke stoornis van de geestvermogens in de zin van een schizofrenie met hallucinaties en wanen en dat deze stoornis de gedragskeuzes en gedragingen van verdachte ten tijde van het ten laste gelegde beïnvloedde. De deskundige schrijft dat verdachte voorafgaand en ten tijde van het ten laste gelegde feit bang was en zich niet bewust was van zijn ziekte. Verdachte had akoestische hallucinaties en paranoïde wanen. Verdachte dacht dat er zwervers in de schuur zaten en dacht om hulp te gaan vragen bij [slachtoffer] . Er zou geen reëel motief voor het ten laste gelegde feit zijn.
Van der Weegen adviseert het ten laste gelegde feit niet aan verdachte toe te rekenen.
De rechtbank neemt de conclusie – dat verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar was ten tijde van het plegen van het strafbare feit – op de in de rapporten genoemde gronden over en maakt dit oordeel van de deskundigen tot het hare. Verdachte is niet strafbaar voor het feit en zal worden ontslagen van alle rechtsvervolging.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft oplegging van de maatregel van terbeschikkingstelling (tbs) met voorwaarden gevorderd, waarbij de voorwaarden worden opgelegd zoals beschreven in het reclasseringsadvies. De officier van justitie heeft ook gevorderd de dadelijke uitvoerbaarheid van de gevorderde tbs-maatregel en de daaraan verbonden voorwaarden te bevelen.
De officier van justitie heeft eerder een verzoekschrift ingediend om een zorgmachtiging voor verdachte te verlenen op grond van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De officier van justitie heeft verzocht dit verzoek af te wijzen.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit tot oplegging van de maatregel van terbeschikkingstelling (tbs) met voorwaarden en tot afwijzing van het verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging op grond van de Wvggz.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Verdachte heeft geprobeerd zijn buurman [slachtoffer] te doden in diens eigen woning. [slachtoffer] heeft het ten laste gelegde mogelijk alleen overleefd doordat de politie op tijd tussenbeide kwam.
Verdachte heeft met zijn handelen niet alleen op een flagrante wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van [slachtoffer] , maar ook een gevoel van onveiligheid bij [slachtoffer] teweeggebracht, zoals ook blijkt uit de toelichting bij de vordering om schadevergoeding. Juist in iemands eigen woning, behoort diegene zich veilig te kunnen voelen.
Het behoeft geen betoog dat het handelen van verdachte ook bij bewoners in de buurt gevoelens van onveiligheid teweeg heeft gebracht.
Verdachte heeft op de terechtzitting van 4 juli 2024 verklaard dat hij zich vreselijk en schuldig voelt vanwege zijn handelen.
Zoals de rechtbank hiervoor heeft geoordeeld, kan het ten laste gelegde feit niet aan verdachte worden toegerekend, omdat hij bij het plegen daarvan onder invloed van een ernstige psychische stoornis verkeerde. Voor het opleggen van straf is dan ook geen plaats.
Psychiater Van Os en GZ-psycholoog Van der Weegen hebben in hun rapportages de rechtbank geadviseerd om een zorgmachtiging te verlenen. In dat kader zou verdachte dan direct na detentie klinisch worden opgenomen. Tijdens de opname zal dan aandacht worden besteed aan het op soepele wijze begeleiden van de overgang van detentie naar de maatschappij en het helpen organiseren van de diverse levensgebieden.
De rechtbank is, samen met de officier van justitie en de raadsvrouw, van oordeel dat met het verlenen van een zorgmachtiging het recidiverisico onvoldoende wordt beperkt en het verzoekschrift tot verlening daartoe moet worden afgewezen. De behandeling van verdachte op grond van de zorgmachtiging is namelijk gericht op verdere stabilisering van de psychiatrische aandoening ter voorkoming van ernstig nadeel en niet ter beperking van het aanwezige recidiverisico. Daarbij wordt, anders dan in het kader van de behandeling op grond van een zorgmachtiging, de behandeling in het kader van een tbs-maatregel wel aandacht besteed aan andere risicofactoren als huisvesting en dagbesteding. Het opleggen van de maatregel van tbs met voorwaarden is daarom passend.
De rechtbank stelt vast dat aan de wettelijke vereisten voor het opleggen van een tbs-maatregel, zoals bedoeld in artikel 37a Sr, is voldaan. Poging tot doodslag is een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld. Bij verdachte bestond blijkens de met redenen omkleed, gedagtekende en ondertekende rapportages van de gedragsdeskundigen Van Os en Van der Weegen ten tijde van het plegen van de feiten een ziekelijke stoornis van de geestvermogens. Verder eisen de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen het opleggen van de maatregel. Immers, verdachte heeft zijn buurman aangevallen door hem bij zijn keel te pakken/grijpen en deze dicht te knijpen. Zowel de pro Justitia rapporteurs als de reclassering achten het risico op recidive aanwezig als geen passende behandeling plaatsvindt. Een behandeling is noodzakelijk voor het terugdringen van het recidiverisico. Verdachte heeft ter terechtzitting bevestigd dat hij bereid is de door de reclassering geformuleerde tbs-voorwaarden na te leven.
De rechtbank zal daarom aan verdachte opleggen de maatregel van tbs met voorwaarden conform de voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering in haar rapport van
27 november 2024.
Nu het bewezen verklaarde feit een misdrijf is dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen zal de rechtbank de tbs maatregel ongemaximeerd opleggen.
Gelet op al hetgeen hiervoor is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meerdere personen. De rechtbank zal derhalve bevelen dat de tbs met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar is.
De rechtbank zal het verzoekschrift tot het verlenen van een zorgmachtiging bij aparte beschikking van 24 december 2024 afwijzen.

7.De schade van benadeelde

7.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 6.245,89 (zesduizendtweehonderdvijfenveertig euro en negenentachtig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan.
De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende post:
- eigen bijdrage psycholoog € 245,89
Ter vergoeding van immateriële schade wordt een bedrag van € 6.000,00 gevorderd.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering benadeelde partij kan worden toegewezen, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en de wettelijke rente.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw refereert zich ten aanzien van de vordering benadeelde partij aan het oordeel van de rechtbank.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij.
Materiële schade
De opgevoerde schadepost ‘eigen bijdrage psycholoog’ is niet betwist, voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen tot een bedrag van € 245,89, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Immateriële schade
De benadeelde heeft gesteld dat hij is aangetast in de persoon ‘op andere wijze’ ex artikel 6:106, sub b, van het Burgerlijk Wetboek (BW) omdat hij als gevolg van het ten laste gelegde geestelijk letsel heeft opgelopen. Van de bedoelde aantasting in de persoon ‘op andere wijze’ is in ieder geval sprake indien de benadeelde partij geestelijk letsel heeft opgelopen. Degene die zich hierop beroept zal wel voldoende concrete gegevens moeten aanvoeren waaruit kan volgen dat in verband met de omstandigheden van het geval psychische schade is ontstaan. Daartoe is vereist dat naar objectieve maatstaven het bestaan van geestelijk letsel kan worden vastgesteld.
Benadeelde heeft ter onderbouwing van zijn vordering diverse medische stukken overgelegd waaruit onder meer blijkt dat als gevolg van de verwurging bij hem sprake is van een post traumatische stressstoornis (PTSS), waarvoor hij is behandeld middels vier gesprekken met een psycholoog, waarbij tijdens twee gesprekken een EMDR-sessie heeft plaatsgevonden. Van geestelijk letsel is dus sprake.
Naar het oordeel van de rechtbank staat op basis van de inhoud van het dossier en de onderbouwing van de vordering dus voldoende vast dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde feit immateriële schade heeft geleden.
De rechtbank acht – gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde feit en de gevolgen hiervan voor de benadeelde partij en de bedragen die rechters in soortgelijke gevallen plegen toe te kennen – een bedrag van € 4.000,00 billijk. De rechtbank zal de vordering tot dit bedrag toewijzen en voor het overige niet-ontvankelijk verklaren. De benadeelde partij kan de vordering voor het meerdere van het toe te wijzen bedrag slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
7.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het is toegebracht.
Als door de verdachte niet volledig wordt betaald, kan deze verplichting worden aangevuld met 52 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op artikelen 38 en 38a Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
het misdrijf
poging tot doodslag;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte niet strafbaar voor het bewezen verklaarde en ontslaat verdachte van alle rechtsvervolging;
maatregel
- gelast dat verdachte
ter beschikking wordt gestelden stelt daarbij de volgende
voorwaarden:
Algemene voorwaarden
Verdachte verleent medewerking aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of het ter inzage aanbieden van een geldig identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ten behoeve van het vaststellen van de identiteit;
Verdachte maakt zich niet schuldig aan een strafbaar feit;
Bijzondere voorwaarden
3. Verdachte houdt zich aan de aanwijzingen van de reclassering en dient onder andere, maar niet uitsluitend:
1. zich te melden op afspraken bij de reclassering, zo vaak de reclassering dat nodig acht;
2. zich te houden aan de voorschriften en aanwijzingen van de reclassering, die nodig zijn voor de uitvoering van het toezicht of om verdachte te bewegen tot het naleven van de voorwaarden;
3. medewerking te verlenen aan het verstrekken van een actuele foto waarop zijn gezicht herkenbaar is aan de reclassering ten behoeve van eventuele opsporing;
4. medewerking te verlenen aan huisbezoeken;
5. inzicht te geven aan de reclassering over de voortgang van begeleiding of behandeling door andere instellingen/hulpverleners;
6. niet te verhuizen of van adres te veranderen zonder toestemming van de reclassering;
7. medewerking te verlenen aan het uitwisselen van informatie met personen en instanties die contact hebben met verdachte, als dat van belang is voor het toezicht;
4. Verdachte gaat niet naar het buitenland of het Caribisch deel van het Koninkrijk der Nederlanden, zonder toestemming van de reclassering;
5. Verdachte laat zich klinisch opnemen in een nader te specificeren zorginstelling (FPK, FPA), te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname start aansluitend aan detentie en duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt;
6. Indien de reclassering dit nodig acht, verblijft verdachte in een nader te bepalen instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang. Het verblijf start aansluitend aan de klinische opname en duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
7. Verdachte laat zich behandelen door een ambulante zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start aansluitend aan de klinische opname en duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt.
8. Als de reclassering dat nodig vindt en verdachte daarmee instemt, kan verdachte voor een time-out worden opgenomen in een Forensische Psychiatrisch Centrum (FPC) of andere instelling. Deze time-out duurt totdat de reclassering of verdachte deze beëindigt, maar maximaal zeven weken, met de mogelijkheid van verlenging met nog eens maximaal zeven weken, tot maximaal veertien weken per jaar;
9. Verdachte gebruikt geen drugs en werkt mee aan controle op dit verbod. De controle gebeurt met urineonderzoek. De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
10. Verdachte heeft of zoekt op geen enkele wijze - direct of indirect - contact met de heer [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] 1950 te [geboorteplaats 2] als en zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig acht.
11. Verdachte bevindt zich niet in de straat ( [adres] ) waar de heer [slachtoffer] woonachtig is, als en zolang het Openbaar Ministerie dit nodig acht;
- draagt reclassering Nederland op de ter beschikking gestelde hulp en steun te verlenen bij de naleving van de voorwaarden;
- beveelt dat deze maatregel
dadelijk uitvoerbaaris;
schadevergoeding
- wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] toe tot een bedrag van € 4.245,89 (bestaande uit € 245,89 materiële schade en € 4.000,00 immateriële schade);
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] van een bedrag van € 4.245,89 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 08 februari 2024;
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € € 4.245,89 (zegge: vierduizendtweehonderdvijfenveertig euro en negenentachtig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 08 februari 2024 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 52 dagen kan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- bepaalt dat de benadeelde partij voor een deel van € 2.000,00 niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
opheffing bevel voorlopige hechtenis
- heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het moment waarop verdachte in het kader van de ter beschikkingstelling geplaatst wordt in een forensische psychiatrische instelling en daar door de Dienst DV & O naartoe is gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.N Neumann, voorzitter, mr. G.H. Meijer en
mr. S.H. Peper, rechters, in tegenwoordigheid van mr. G.J. Leyendijk, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 24 december 2024.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2024061817 van 10 februari 2024. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.