ECLI:NL:RBOVE:2024:6948

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
24 december 2024
Publicatiedatum
24 december 2024
Zaaknummer
71.184435.23 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte voor gewoontewitwassen en handel in cocaïne

Op 24 december 2024 heeft de Rechtbank Overijssel een 48-jarige man veroordeeld tot een gevangenisstraf van 40 maanden voor het witwassen van grote geldbedragen en de handel in harddrugs. De verdachte was betrokken bij het (gewoonte)witwassen van een totaalbedrag van € 482.070,00 in de periode van 10 april 2023 tot en met 25 juni 2023. Daarnaast heeft hij samen met anderen opzettelijk cocaïne verkocht, vervoerd en afgeleverd in de periode van 29 juni 2023 tot en met 1 juli 2023. De rechtbank oordeelde dat de verdachte van het witwassen een gewoonte heeft gemaakt, gezien de omvang en continuïteit van de geldtransacties. De verdachte werd aangehouden na een onderzoek dat begon naar aanleiding van gegevens van Sky ECC, wat leidde tot de ontdekking van zijn betrokkenheid bij criminele activiteiten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte wist dat de geldbedragen afkomstig waren uit misdrijven en dat hij actief deelnam aan de drugshandel. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de recidive van de verdachte meegewogen in de strafoplegging.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 71.184435.23 (P)
Datum vonnis: 24 december 2024
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1976 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1] ,
nu verblijvende in [verblijfplaats] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 10 december 2024.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van wat door verdachte en zijn raadsvrouw mr. S. Melliti, advocaat in Utrecht, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1: zich in de periode van 10 april 2023 tot en met 25 juni 2023 samen met anderen of alleen schuldig heeft gemaakt aan het (gewoonte)witwassen van een geldbedrag van
€ 482.070,00.
Feit 2: in de periode van 8 februari 2023 tot en met 1 juli 2023 samen met anderen of alleen opzettelijk cocaïne heeft verkocht, vervoerd en afgeleverd.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:

1.hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 10 april 2023 tot en met 25 juni 2023 te Den Haag en/of Voorburg (gemeente Leidschendam-Voorburg) en/of Leiden en/of Delft en/of Nieuwerkerk aan den IJssel, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (van) een voorwerp, te weten een geldbedrag met een totale waarde van 482.070 euro, althans enig geldbedrag, heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen, heeft omgezet en/of gebruik gemaakt, terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en) althans redelijkerwijs moesten vermoeden dat dat voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf, en hij, verdachte, van het plegen van witwassen aldus een gewoonte heeft gemaakt;

2.hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 8 februari 2023 tot en met 1 juli 2023 te Wijchen en/of Amsterdam en/of Alphen aan den Rijn, in elk geval inNederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, 24 blokken (14 blokken en 10 blokken), vermoedelijk ongeveer 24 kilogram, in elk geval een (grote) hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;

3.De bewijsmotivering

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft – overeenkomstig een aan de rechtbank overgelegd schriftelijk requisitoir – gerekwireerd tot een bewezenverklaring van het onder 1 tenlastegelegde gewoontewitwassen en het onder 2 tenlastegelegde verkopen en vervoeren van cocaïne.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft – overeenkomstig een aan de rechtbank overgelegde pleitnotitie – vrijspraak bepleit van het onder 2 tenlastegelegde verkopen en afleveren van cocaïne in februari 2023.
3.3
Inleiding
Aanleiding onderzoekOp 12 april 2023 werd het opsporingsonderzoek 26Biot gestart naar aanleiding van een ontvangen proces-verbaal ter beschikking stelling van Sky ECC data vanuit het onderzoek Argus. In deze onderzoeksdata is data aangetroffen die de gebruiker van Sky-ID [gebruikersnaam 1] in verband brengt met witwassen en/of ondergronds bankieren. Deze gebruiker werd geïdentificeerd als [medeverdachte] .
Sky-berichtenBinnen het onderzoek 26Biot heeft een nadere analyse plaatsgevonden naar aanleiding van de door [medeverdachte] verstuurde en ontvangen berichten via zijn Sky-ID. Uit analyse van deze berichten in de periode 31 januari 2020 tot en met 8 maart 2021 kwam het beeld naar voren dat [medeverdachte] betrokken is geweest bij tientallen overdrachten van contante geldbedragen. Deels voerde hij deze geldoverdrachten zelf uit, deels liet hij geldoverdrachten uitvoeren.
VerdachteNaast de analyse van Sky-chatberichten uit onderzoek Argus, heeft ook onderzoek plaatsgevonden met betrekking tot de vraag of [medeverdachte] tijdens de onderzoeksperiode nog steeds betrokken was bij (contante) geldoverdrachten. Gedurende dit onderzoek is verdachte in beeld gekomen. Op woensdag 6 september 2023 (onderzoek Nerius) is verdachte door een onderzoeksteam van de (politie)eenheid Amsterdam aangehouden. Omdat verdachte ervan werd verdacht dat hij betrokken was bij de productie van verdovende middelen, is de politie binnengetreden in de woning aan de [adres 2] waar verdachte verbleef. Bij de doorzoeking werden onder andere een hoeveelheid verdovende middelen (ketamine, cocaïne, hasj), en contante geldbedragen van € 38.600 en € 11.000, een geldtelmachine en meerdere mobiele telefoons aangetroffen. De aangetroffen mobiele telefoons van verdachte zijn door het onderzoeksteam van de (politie)eenheid Amsterdam ter beschikking gesteld aan het onderzoek 26Biot.
3.4
Het oordeel van de rechtbank [1]
De identificatie van de accounts op Telegram, WeChat en Signal
Voor de bewijsvoering komt het in belangrijke mate aan op de inhoud van de ter beschikking gekomen chatberichten. Uit de bewijsmiddelen volgt dat op de onder verdachte in beslag genomen mobiele telefoons; een iPhone 12 Pro, een Xiaomi Redmi 10 en een Realme C21-Y RMX3263 de chatapplicaties Telegram, Signal en WeChat stonden. [2] Via deze applicaties zijn berichten uitgewisseld met accounts, onder een zogenoemde ‘nickname’ of gebruikersnaam.
De vraag die in deze strafzaak allereerst moet worden beantwoord is of verdachte te identificeren is als de gebruiker van het WeChat account ‘ [gebruikersnaam 2] ’, Signal account ‘ [gebruikersnaam 3] ’ en het Telegram account ‘ [gebruikersnaam 4] , dat door het onderzoeksteam van de politie aan hem wordt toegeschreven.
Als verdachte te identificeren is als de gebruiker van voornoemde accounts, moet vervolgens de vraag worden beantwoord of hij betrokken is bij de aan hem ten laste gelegde strafbare feiten en hoe deze betrokkenheid gekwalificeerd kan worden.
Het antwoord op de eerste vraag is van belang voor het bewijs voor zowel het onder 1 en 2 tenlastegelegde. De rechtbank zal die vraag daarom hier eerst en voorafgaand aan de bespreking van de afzonderlijke feiten beantwoorden.
Het WeChat account ‘ [gebruikersnaam 2] ’ en het Telegram account ‘ [gebruikersnaam 4] ’
In de iPhone 12 Pro werd een WeChat applicatie aangetroffen met daarop een actief WeChat-account ‘
[gebruikersnaam 2]’. Verdachte, onder wie deze telefoon in beslag is genomen, is geboren op [geboortedatum] 1976. Deze geboortedatum is ook weer te geven als [gebruikersnaam 2] .
In een chat van 2 februari 2023 werd door de gebruiker een foto gestuurd die overeenkomt met de politiefoto van 6 september 2023 van verdachte. [3]
Aan het Telegram account ‘
[gebruikersnaam 4]’ is het telefoonnummer [telefoonnummer 1] gekoppeld. Dit nummer is getapt van 3 augustus 2023 tot en met 5 september 2023. Hieruit is gebleken dat verdachte de gebruiker was.
Op het moment van aantreffen van de iPhone 12 was de telefoon voorzien van een simkaart met het (getapte) telefoonnummer.
Gelet op het feit dat de iPhone 12 Pro is aangetroffen in de woning aan de [adres 2] , waarvan verdachte ter terechtzitting op 10 december 2024 heeft aangegeven dat hij daar alleen verbleef, en deze telefoon van hem was en hij deze gebruikte [4] , kan de gebruiker van het WeChat account ‘
[gebruikersnaam 2]’ en de gebruiker van het Telegram account ‘
[gebruikersnaam 4]’ naar het oordeel van de rechtbank geïdentificeerd worden als verdachte.
Het Signal account ‘ [gebruikersnaam 3] ’
Dit account was geïnstalleerd op zowel de Xiaomi en de Realme telefoon die onder verdachte in beslag genomen zijn. Op beide telefoons was het account ‘
[gebruikersnaam 3] ’aangemeld met het telefoonnummer [telefoonnummer 2] . [5]
Op de iPhone 12 is een WeChatgesprek aangetroffen; tussen het WeChat account ‘
[gebruikersnaam 2] ’en een ander. In dat gesprek vroeg de ander of – zoals de rechtbank hiervoor heeft vastgesteld – verdachte zijn Signal account wilde doorsturen. Verdachte heeft een foto van de instellingen van het account ‘
[gebruikersnaam 3]’, met het telefoonnummer [telefoonnummer 2] doorgestuurd. Dit is hetzelfde Signal-account als dat is aangetroffen op de Xiaomi Redmi en de Realme. [6] Verdachte heeft verklaard dat de Xiaomi en de Realme telefoons van hem waren en dat hij deze gebruikte. [7] Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat de gebruiker van het Signal account ‘
[gebruikersnaam 3]’ geïdentificeerd kan worden als verdachte.
Feit 1: Gewoontewitwassen
Het beoordelingskader
De rechtbank stelt voorop dat voor een veroordeling voor witwassen zoals neergelegd in artikel 420bis, eerste lid, onder a en b, Sr dient te worden bewezen dat het ten laste gelegde voorwerp uit enig misdrijf (gronddelict) afkomstig is. Het is voor een bewezenverklaring van het bestanddeel ‘afkomstig uit enig misdrijf’ niet vereist dat uit de bewijsmiddelen moet kunnen worden afgeleid dat het ten laste gelegde voorwerp afkomstig is uit een nauwkeurig aangeduid misdrijf.
In deze zaak kan geen direct verband worden gelegd tussen enerzijds een bepaald misdrijf en anderzijds het geld dat op meerdere data overgedragen werd. Ook als dit niet vast te stellen is, kan bewezen worden geacht dat het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is, als het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat de voorwerpen uit enig misdrijf afkomstig zijn.
De rechtbank moet beoordelen of de aangedragen feiten en omstandigheden van dien aard zijn dat zij een vermoeden rechtvaardigen dat het niet anders kan zijn dan dat de geldbedragen, uit enig misdrijf afkomstig zijn. Als daarvan sprake is, mag van de verdachte worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van deze geldbedragen. Een dergelijke verklaring dient concreet, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk te zijn. Zodra het door de verdachte geboden tegenwicht daartoe aanleiding geeft, ligt het op de weg van het Openbaar Ministerie om nader onderzoek te doen naar de, uit de verklaringen van de verdachte blijkende, alternatieve herkomst van het voorwerp. Uit de resultaten van een dergelijk onderzoek zal dienen te blijken dat met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat de geldbedragen en de goederen waarop de verdenking betrekking heeft een legale herkomst hebben en dat daarom een criminele herkomst als enige aanvaardbare verklaring kan gelden. Als een dergelijke verklaring van de verdachte is uitgebleven, mag de rechter die omstandigheid betrekken in zijn bewijsoverwegingen.
Geldoverdrachten op:
22 april 2023, ontvangst van € 126.000, -
In de periode van 20 april 2023 tot en met 23 april 2023 werden er via Signal diverse berichten gestuurd tussen het account van verdachte en het account ‘
[gebruikersnaam 5]’. Dit account is door de politie toegeschreven aan [medeverdachte] . [8] Op 21 april 2023 werd er door
[medeverdachte] een afbeelding van een vijf eurobiljet (een vermoedelijk ‘token’) naar verdachte gestuurd. Op deze afbeelding was duidelijk een serienummer zichtbaar. Vervolgens werden er twee audioberichten naar verdachte gestuurd dat hij kennelijk bij een derde iets moest gaan ophalen en dat er kennelijk iets moest worden overgemaakt. [9] Om 22:45 uur werd er door verdachte een deel van een Signal chat naar [medeverdachte] doorgestuurd waaruit naar voren komt dat er een overdracht van 126.000 euro moest gaan plaatvinden rond 11 uur. [10] Door [medeverdachte] werden op 22 april 2023 berichten naar verdachte gestuurd of hij al terug is. Verdachte gaf toen aan dat hij net was aangekomen en dat het gelukt was. Aan het einde van de middag stuurde verdachte naar [medeverdachte] dat er veel grote biljetten 200/100/50 waren. [medeverdachte] informeerde of verdachte het al geteld had. Op instructie van [medeverdachte] heeft verdachte het geldbedrag handmatig geteld en bleek het 126 te zijn. [11]
20 april 2023, afgifte van € 99.400, -
Op 20 april 2023 werden er via Telegram tussen verdachte en [medeverdachte] over en weer berichten gestuurd. Verdachte stuurde dat iemand vroeg naar 100 stuks (
met 1 stuk wordt binnen de Chinese gemeenschap € 10.000, - bedoeld)en wat de prijs is. [12] Naast deze 1 op 1 chat zijn er ook via een groepschat berichten verstuurd door verdachte, [medeverdachte] en ‘
[alias] ’. ‘
[alias]’ stuurde op 19 april 2023 “morgen 110”. Op 20 april 2023 stuurde [medeverdachte] “heb je al overgemaakt”. ‘
[alias] ’reageerde daarop met “geld is afgegeven daarzo”. Vervolgens werden er door [medeverdachte] , verdachte en [alias] berichten gestuurd. Verdachte gaf aan “ik ga zo ophalen”, “hoe doe je dat met commissie”, “alles meegegeven” en “109000 x 0.912 x 1.03”. ‘
wilde afspreken in Voorburg. Verdachte en ‘
[alias] ’gaven aan dat ze er waren en verdachte vroeg om een token. Uiteindelijk gaf verdachte aan dat het 99400 was. [13]
24 juni 2023, ontvangst van € 129.400, -
Op 24 juni 2023 werden er via Telegram tussen verdachte en [medeverdachte] over en weer berichten gestuurd. [medeverdachte] stuurde: “stuur een code en signal aub” en “er zijn 13 stuks”. Verdachte stuurde een screenshot van zijn Signal account en de code EC1000098179 (een vermoedelijk ‘token’). [14] Deze code blijkt een serienummer van een eurobiljet, uitgegeven door Slowakije, te zijn. De code werd vervolgens door verdachte gedeeld via een Signal chat met ‘
[gebruikersnaam 6]’. Er werd een afspraak gemaakt tussen verdachte en ‘
[gebruikersnaam 6]’ in Leiden om 20:00 uur. ‘
[gebruikersnaam 6]’ had iets voor verdachte. Verdachte heeft daarna via Telegram [medeverdachte] ingelicht over de afspraak. Verdachte vroeg aan [medeverdachte] aan wie hij het vervolgens moest geven. ‘
[gebruikersnaam 6]’ en verdachte wisselden daarna nog berichten uit over de exacte plaats om af te spreken en rond 20:10 uur berichtte verdachte aan [medeverdachte] dat hij klaar was en naar huis ging. [medeverdachte] vroeg aan verdachte of het 13 stuks waren, verdachte telde en het bleek 129400 te zijn. [15]
25 juni 2023, afgifte van € 127.270, -
Op 25 juni 2023 stuurde [medeverdachte] via Telegram berichten naar verdachte dat verdachte naar een parkeerplaats van de Aldi in Nieuwerkerk aan den IJssel moet. Er werd een afbeelding van een 50 eurobiljet gestuurd met het serienummer WB42068690001 (vermoedelijke ‘token’). [medeverdachte] gaf verdachte de opdracht om een 50 eurobiljet om te wisselen met de afnemer in een witte Mercedes Sprinter. [16] Kort na dit bericht stuurde verdachte een afbeelding met het serienummer en “klaar, afgegeven”. [medeverdachte] vroeg vervolgens “127270”, waarop verdachte reageerde met “Ja, 2130 over voor ons”. [17] De bewijsoverwegingen
-
Goederen/voorwerpen van witwassen
De rechtbank stelt op basis van de hiervoor genoemde chatberichten via Signal, Telegram en WeChat vast dat er vier geldoverdrachten hebben plaatsgevonden, waarbij [medeverdachte] en verdachte betrokken waren. Het totaalbedrag van deze geldoverdrachten is een bedrag € 482.070,--.
-
Vermoeden van witwassen
Uit de hiervoor genoemde chatberichten kan worden afgeleid dat in de tenlastegelegde periode meerdere geldtransacties met aanzienlijke contante geldbedragen plaatsvonden. Deze geldbedragen werden fysiek vervoerd en overgedragen in de openbare ruimte.
Het verwerven, voorhanden hebben en vervoeren van deze hoeveelheden contant geld is zeer ongebruikelijk, mede gelet op de veiligheidsrisico’s die het bewaren en vervoeren van dergelijke bedragen met zich meebrengen. Ook het overdragen van dergelijke geldbedragen op de openbare weg is zeer ongebruikelijk en een aanwijzing dat het gaat om gelden met een criminele herkomst. Dit vermoeden wordt in het bijzonder versterkt door het gebruik van tokens bij de geldoverdrachten, wat erop duidt dat betrokkenen elkaar niet kenden of vertrouwden. Daarnaast werd er door verdachte en zijn medeverdachten gebruik gemaakt van diverse chatapplicaties met accounts met ‘nicknames’. In deze chats werd in versluierde taal gesproken over de geldtransacties.
Deze feiten en omstandigheden in onderlinge samenhang bezien rechtvaardigen al een vermoeden van witwassen. Daar komt nog bij dat gebleken is dat verdachte geen legale inkomsten of vermogen had in de tenlastegelegde periode.
-
De verklaring van de verdachte
Nu de rechtbank heeft vastgesteld dat er een gerechtvaardigd vermoeden is dat de tenlastegelegde geldbedragen uit misdrijf afkomstig zijn, mag van verdachte worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van het geld. Noch door verdachte noch door [medeverdachte] is hierover een verklaring afgelegd. Er is dus geen sprake van een concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring van verdachte dat de geldbedragen niet uit misdrijf afkomstig zijn.
Op grond van bovenstaande is er geen andere conclusie mogelijk dan dat de geldbedragen – onmiddellijk of middellijk – afkomstig zijn uit enig misdrijf.
-
Wetenschap illegale herkomst
Gezien de vergaande betrokkenheid van verdachte bij de geldoverdrachten, de manier van communiceren van verdachte over de overdrachten en zijn aandeel in de opbrengst, is uitgesloten dat verdachte niet van de illegale herkomst van de geldbedragen heeft geweten.
-
Gewoontewitwassen
Het witwassen heeft een aantal maanden geduurd en heeft in die periode een zodanige omvang en continuïteit gehad dat naar het oordeel van de rechtbank ook bewezen kan worden dat de verdachte van het witwassen een gewoonte heeft gemaakt.
-
Medeplegen
De rechtbank stelt op basis van het dossier vast dat verdachte zelf fysiek de geldbedragen voorhanden heeft gehad en overgedragen. Daarnaast had verdachte bij elke overdracht intensief contact met [medeverdachte] en met anderen en deelde verdachte samen met [medeverdachte] in de opbrengst, zoals dat bijvoorbeeld op 25 juni 2023 het geval was. Gelet op deze samenwerking bij de verschillende geldoverdrachten, is de rechtbank van oordeel dat het tenlastegelegde medeplegen kan worden bewezen ten aanzien van het gehele tenlastegelegde witwasbedrag.
-
Conclusie
Op basis van de hiervoor opgenomen bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat verdachte in de periode van 20 april 2023 tot en met 25 juni 2023 in Nederland samen met anderen, meerdere malen een geldbedrag voorhanden heeft gehad en overgedragen, terwijl hij wist dat deze geldbedragen afkomstig waren van enig misdrijf en daarvan een gewoonte heeft gemaakt.
Feit 2: Vervoeren, afleveren en verkopen van cocaïne op 30 juni 2023 en 1 juli 2023
Op 8, 9 en 18 februari 2023 werden er via Signal in een groepschat Wph berichten uitgewisseld tussen verdachte, [medeverdachte] en ‘
[naam] ’. In deze berichten werd over “bol” en “col” gesproken. Door ‘
[naam] ’en verdachte werd onderhandeld over de prijs en de hoeveelheid. ‘
[naam] ’leek specifiek geïnteresseerd te zijn in “col”. [18]
Op 29 juni 2023 werden er in de door [medeverdachte] aangemaakte groepschat “ [groepsnaam] ” berichten uitgewisseld door verdachte, [medeverdachte] en ‘
[naam] ’. ‘
[naam] ’gaf aan dat er een ‘pick up’ in Nijmegen moest plaatsvinden en een ‘drop’ in Amsterdam en stuurde verdachte een adres en token voor de drop in Amsterdam. Er werd afgesproken dat de overdracht in meerdere keren plaats zal vinden, tien stuks per keer, maximaal twee keer per dag. "Morgen", op 30 juni 2023, zou de eerste keer zijn. Van deze tien stuks moest er één naar [medeverdachte] gaan en negen naar Amsterdam. [19] In de groepschat “ [groepsnaam] ” is besproken hoe de overdracht verder in zijn werk zal gaan. ‘
[naam] ’stuurde het adres: " [adres 3] " en daarna “ [adres 4] , [locatie] , met daarbij de tekst: "This is where you need to deliver
".Ook stuurde ‘
[naam]’ een token RA2605952553 . [20]
Op 30 juni 2023 stuurde ‘
[naam] ’dat hij in plaats van 9, 14 mee zal geven. ‘
[naam] ’stuurde een foto met daarop blokken en de tekst ”see 14, 12 praga, 1 aaa, 1 black cover”. Rond 12:45 uur stuurde verdachte een bericht aan ‘
[naam] ’dat de chauffeur er is, hijzelf is nog 10 minuten onderweg. [21] Verdachte stuurde ook berichten naar [medeverdachte] om hem te informeren over de overdracht. Kort daarna stuurde verdachte naar ‘
[naam] ’dat de persoon naar de parkeerplaats moest komen en hem naar een andere parkeerplaats moest volgen. Verdachte stuurde dan een afbeelding van een vijf eurobiljet, dat hij de “Paki” zag en “14 stuks”. [22]
[naam]’ stuurde vervolgens naar verdachte “He is gonna pass 207k” en “You take 10k from the batch”. Verdachte stuurde in een andere chat naar [medeverdachte] via een audiobericht: “zo hebben we geld verdien. Wat ben ik blij.​​​​​​” En “ik heb hem al gezegd dat ik dat niet meer doe. zoals vandaag heb ik 100 euro per stuk en dat is nog beter verdienen. Als het op lange termijn gedaan wordt, en dan kan ik 10.000 per maand verdienen.” [23] In de avond van 30 juni 2023 stuurde ‘
[naam] ’dat het om hetzelfde adres gaat voor de dag erna. Op 1 juli 2023 stuurde hij wederom in de chat “ [adres 4] [locatie] ". Later stuurde verdachte dat hij nog een half uur moet rijden. Door ‘
[naam] ’werd vervolgens dat het om “only 10” gaat en dat verdachte er om 2pm moet zijn. ‘
[naam] ’stuurde een afbeelding van een eurobiljet met een serienummer eindigend op de cijfers * 5476 . [24] Uiteindelijk hebben ze afgesproken voor het huis van de receiver. Verdachte stuurde: They seen eachotwrnow., en een foto van het token dat ‘
[naam] ’hem eerder had toegestuurd. Daarna reageerde verdachte op de vraag van [medeverdachte] met een audiobericht: “Geregeld. Wacht nu op het geld”. ‘
[naam] ’stuurde “Bro it’s 205,500 – 7,000 = 198,500”, waarop verdachte reageerde met “I take out bij myself 7k’. ‘
[naam] ’stuurde daarna nog: “He gonna pass you 205.500” en een afbeelding van een eurobiljet met een serienummer eindigend op * 0231 .
-
Vaststelling middel lijst I Opiumwet
Om te komen tot een bewezenverklaring van feit 2 moet de rechtbank in de eerste plaats vaststellen dat sprake is van een middel dat staat op lijst I van de Opiumwet (hierna: OW).
De woorden “bol” en “col” die in de chatgesprekken zijn gebruikt, worden in de handel doorgaans gebruikt voor blokken (Boliviaanse of Colombiaanse) cocaïne. Daarnaast worden er foto’s van blokken met stempels gestuurd. De verschillende getallen die worden genoemd waarvoor het aangeboden zou worden, te weten “22 k en 22,5k” komen overeen met de prijzen die doorgaans (ongeveer) voor een blok cocaïne van één kilo worden betaald in Europa.
Dit alles, in combinatie met de context van de gesprekken, maakt dat de rechtbank van oordeel is dat sprake is van cocaïne. Cocaïne staat op lijst I van de Opiumwet.
-
Medeplegen van het opzettelijk verkopen, afleveren, verstrekken en vervoeren van
cocaïne
Uit de hiervoor genoemde chatberichten tussen verdachte, [medeverdachte] en ‘
[naam] ’volgt dat verdachte betrokken was bij de verkoop, het afleveren, verstrekken en vervoeren van blokken cocaïne op 30 juni 2023 en 1 juli 2023. Dit oordeel vindt bevestiging in het feit dat de onder verdachte inbeslaggenomen iPhone 12 Pro en de Realme telefoon op 30 juni 2023 en op 1 juli 2023 basisstations aanstraalden in de buurt van de plaatsen waar de overdracht van de blokken cocaïne plaatsvond. Uit het dossier blijkt niet dat verdachte zelf fysiek de blokken cocaïne heeft afgeleverd, verstrekt en vervoerd, maar hij was dusdanig bij de overdrachten betrokken dat hij altijd in de buurt was, de plek waar de overdracht plaatsvond doorgaf en deelde in de opbrengst van de verkoop.
-
Conclusie
Op basis van de hiervoor opgenomen bewijsmiddelen is de rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte in de periode van 29 juni 2023 tot en met
1 juli 2023 in Nederland samen met anderen opzettelijk cocaïne heeft verkocht, afgeleverd, verstrekt en vervoerd.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de hiervoor opgegeven bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:

1.hij op tijdstippen in de periode van 20 april 2023 tot en met 25 juni 2023 in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, meermalen, voorwerpen, te weten geldbedragen met een totale waarde van 482.070 euro, voorhanden heeft gehad en heeft overgedragen, terwijl hij, verdachte, en zijn mededaders wisten dat die voorwerpen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf, en hij, verdachte, van het plegen van witwassen aldus een gewoonte heeft gemaakt;

2.hij op tijdstippen in de periode van 29 juni 2023 tot en met 1 juli 2023 inNederland, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk heeft verkocht en afgeleverd en verstrekt en vervoerd, 24 blokken (14 blokken en 10 blokken), ongeveer 24 kilogram, cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 47, 420bis en 420ter van het Wetboek van Strafrecht (Sr) en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet (Ow). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf:
medeplegen van gewoontewitwassen.
feit 2
het misdrijf:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft rekening houdende met:
  • artikel 63 Sr;
  • de veroordeling van verdachte in Duitsland wegens het voorhanden hebben van softdrugs en
  • de persoonlijke omstandigheden van verdachte,
gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht rekening te houden met de straf die aan medeverdachte [medeverdachte] opgelegd is en de rol van verdachte als geldkoerier/ uitvoerder, de relatief kleine vergoeding die hij daarvoor kreeg en zijn persoonlijke omstandigheden. Zij heeft verwezen naar vergelijkbare uitspraken en heeft verzocht aan verdachte een gevangenisstraf op te leggen tussen de 18 en 24 maanden.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Ernst van de strafbare feiten
Verdachte heeft zich samen met anderen gedurende een periode van negen maanden schuldig gemaakt aan het witwassen van zeer grote geldbedragen en heeft daarvan een gewoonte gemaakt. Door het witwassen van criminele winsten wordt de onderliggende criminaliteit verhuld (en daarmee ook gefaciliteerd). Dit alles vormt een aantasting van de legale economie en is, mede vanwege de corrumperende invloed ervan op het reguliere handelsverkeer, een bedreiging voor de integriteit van het financiële handelsverkeer. Verdachte heeft zich duidelijk niet om dit alles bekommerd, maar alleen oog gehad voor zijn eigen (financiële) belangen.
Daarnaast heeft verdachte zich samen met anderen schuldig gemaakt aan de handel in harddrugs. Het is een feit van algemene bekendheid dat drugshandel vaak gepaard gaat met (zware) criminaliteit. Het gebruik van cocaïne werkt bovendien verslavend en is zeer schadelijk voor de volksgezondheid. Om zijn financiële positie te verbeteren heeft verdachte zich hiermee ingelaten zonder rekening te houden met de gezondheidsrisico’s die harddrugs voor gebruikers meebrengen.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie over verdachte van 18 maart 2024. Hieruit blijkt dat verdachte eerder – in Nederland en in Duitsland – is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. Ter terechtzitting heeft verdachte aangegeven dat hij diverse opleidingen binnen het Huis van Bewaring volgt en werkzaam is als reiniger. Verdachte heeft nog forse schulden en onlangs is gebleken dat zijn moeder ernstig ziek is.
De strafoplegging
Gezien de ernst van de gepleegde feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Dat is ook in overeenstemming met de Oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Deze oriëntatiepunten geven voor fraude met een benadelingsbedrag tussen de
€ 250.000, - en € 500.000, - een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 12-18 maanden aan.
Voor georganiseerde handel in harddrugs met een totaalgewicht van 24 kilo is het oriëntatiepunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van minimaal 72 maanden.
Verdachte is op 27 augustus 2019 in Duitsland veroordeeld wegens de invoer van 5,3 kilo softdrugs tot 3 jaar gevangenisstraf. Deze straf zit verdachte op dit moment uit. Ook is verdachte veroordeeld wegens onder meer het aanwezig hebben van harddrugs en witwassen op 8 december 2023 tot een gevangenisstraf van 10 maanden waarvan 4 voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. Gelet op deze veroordelingen is sprake van recidive, maar ook van het bepaalde in artikel 63 Sr. De rechtbank houdt hier rekening mee. Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 40 maanden passend en geboden is.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

7.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op artikel 57 Sr.

8.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1
het misdrijf:
medeplegen van gewoontewitwassen.
feit 2
het misdrijf:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1 en 2 bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
40 (veertig) maanden;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J.A.L. Beljaars, voorzitter, mr. S.K. Huisman en
mr. M.W. Eshuis, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.E. Doornwaard, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 24 december 2024.
Buiten staat
De griffier is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van het Team Generieke Opsporing met nummer LERAE23004-338, onderzoek 26BIOT. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Zaaksdossier 2, pagina 7 laatste alinea, pagina 8, alinea 1, 5 en 6.
3.Persoonsdossier, pagina 2 en 3.
4.Zie het proces-verbaal ter terechtzitting van de meervoudige strafkamer van 10 december 2024.
5.Persoonsdossier, pagina 5.
6.Persoonsdossier, pagina 6.
7.Zie het proces-verbaal ter terechtzitting van de meervoudige strafkamer van 10 december 2024.
8.Zaaksdossier 2, pagina 9, alinea 6
9.Zaaksdossier 2, pagina 10.
10.Zaaksdossier 2, pagina 11.
11.Zaaksdossier 2, pagina 12, pagina 13, alinea 1 tot en met 5.
12.Zaaksdossier 2, pagina 15.
13.Zaaksdossier 2, pagina 16 tot en met 18.
14.Zaaksdossier 2, pagina 19, alinea 4 tot en met 6.
15.Zaaksdossier 2, pagina 21 tot en met 23.
16.Zaaksdossier 2, pagina 25, laatste alinea, pagina 26 en 27.
17.Zaaksdossier 2, pagina 28.
18.Zaaksdossier 3, pagina 9 en 10.
19.Zaaksdossier 3, pagina 12 en 13.
20.Zaaksdossier 3, pagina 14, alinea 3, pagina 15, alinea 2 en 3.
21.Zaaksdossier 3, pagina 15, laatste alinea en pagina 16.
22.Zaaksdossier 3, pagina 17, 18 en 19.
23.Zaakdossier 3, pagina 20 en pagina 21., laatste alinea en pagina 22, eerste alinea.
24.Zaaksdossier 3, pagina 23, laatste twee alinea’s, pagina 24, alinea 1 en 3, pagina 26, alinea 4.