ECLI:NL:RBOVE:2024:6943

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
17 december 2024
Publicatiedatum
23 december 2024
Zaaknummer
11232343 \ CV EXPL 24-1581
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van verhuisvergoeding en waarborgsom na beëindiging huurovereenkomst

In deze zaak heeft eiseres een woning gehuurd van gedaagde 1. Gedaagde 1 wilde de woning verkopen in lege staat, zonder huurder. Eiseres stelt dat er is afgesproken dat zij bij vertrek een verhuisvergoeding zou ontvangen en dat de waarborgsom van € 700,00 terugbetaald zou worden. Gedaagde 1 ontkent deze afspraken en beweert dat eiseres de woning beschadigd heeft achtergelaten, waardoor de waarborgsom niet terugbetaald hoeft te worden. De kantonrechter heeft op 17 december 2024 geoordeeld dat gedaagde 1 zowel de verhuisvergoeding van € 7.428,00 als de waarborgsom moet terugbetalen aan eiseres. De rechter oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de gemaakte afspraken en dat gedaagde 1 in verzuim was door de betalingen niet te verrichten. De kantonrechter heeft de vordering van eiseres toegewezen en gedaagde 1 veroordeeld tot betaling van in totaal € 9.073,49, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
Zaaknummer : 11232343 \ CV EXPL 24-1581
Vonnis van 17 december 2024
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats 1] ,
eisende partij, hierna te noemen [eiseres] ,
gemachtigde: mr. R.F.A. Rorink ,
tegen

1.[gedaagde 1] ,wonende te [woonplaats 2] ,

2.
[gedaagde 2],
wonende te [woonplaats 3] ,
gedaagde partij, hierna te noemen [gedaagde 1] ,
gemachtigde: mr. J.M.M. Pater.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure:
- de dagvaarding,
- de conclusie van antwoord,
- de aanvullende producties van [eiseres] van 8 november 2024,
- de mondelinge behandeling van de zaak op 20 november 2024.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Samenvatting

[eiseres] heeft een woning gehuurd van [gedaagde 1] . [gedaagde 1] wilde op enig moment het gehuurde verkopen in lege staat, zonder een huurder in de woning. Volgens [eiseres] is toen afgesproken dat zij bij vertrek uit de woning een verhuisvergoeding zou krijgen en bovendien wil zij de bij aanvang van de huurovereenkomst betaalde waarborgsom terug. Volgens [gedaagde 1] is een verhuiskostenvergoeding niet afgesproken en hoeft ook de waarborgsom niet terugbetaald te worden, omdat [eiseres] de woning beschadigd heeft achtergelaten. De kantonrechter komt tot de conclusie dat [gedaagde 1] de verhuiskostenvergoeding is verschuldigd en ook de waarborgsom aan [eiseres] terugbetaald moet worden.

3.De feiten

3.1.
[eiseres] huurde vanaf 1 februari 2019 van [gedaagde 1] de woning aan de [adres] . [eiseres] heeft destijds een waarborgsom betaald van € 700,00.
3.2.
Op 16 april 2024 hebben partijen via WhatsApp met elkaar gecorrespondeerd, over verkoop van de woning, als volgt:
[gedaagde 1] : Goedemorgen [eiseres] ( [eiseres] , ktr.) hoe is het woning daar, alles nog naar het wens, maar ik wil het huis verkopen. Heb je daar zin in groet [gedaagde 1] ( [gedaagde 1] , ktr.).
[eiseres] : Goedemorgen, alles is zeker naar wens. Met het huis gaat het goed. Waarom willen jullie het huis verkopen?
[gedaagde 1] : Ik ga andere investering doen als je wil kopen dan besparen met de notaris kosten.
[eiseres] : Maar hoeveel zou het huis moeten kosten dan?
[gedaagde 1] : 4 ton. Kost koper
[eiseres] : Ik ga er over nadenken. Maar wat als ik het niet koop?
[gedaagde 1] : Dan zet ik bij de funda of met de makelaar om te verkopen. Dan moet je andere huis ga huren.
[eiseres] : Ik ga er over nadenken.
3.3.
Bij brief van 8 mei 2024 reageert (de gemachtigde van) [eiseres] als volgt:
U heeft mijn genoemde cliënte medegedeeld dat u de huurovereenkomst wenst te beëindigen in verband met voorgenomen verkoop van de woning. Ik wijs u echter op het gegeven dat koop geen huur breekt ex artikel 7:226 BW. Indien u om reden van voorgenomen verkoop een huurbeëindigings- en ontruimingsprocedure tegen mijn cliënte wilt inleiden, dan staat daarmede bij voorbaat vast dat de vordering zal worden afgewezen met veroordeling van u in de kosten van de procedure.
Indien u bedoeld heeft te stellen dat u weer over de woning wilt beschikken om deze zelf te gebruiken, dan is dat een omstandigheid die op grond van artikel 7: 274 lid 1 sub c BW (dringend nodig hebben voor eigen gebruik) wellicht voor toewijzing in aanmerking komt, maar als gemeld, niet om de woning vervolgens te verkopen.
Ik wijs u in dat geval op artikel 7:275 lid 1 BW, dat mijn cliënte in dat geval aanspraak kan maken op een tegemoetkoming in de verhuis- en inrichtingskosten. Uit artikel 7:275 lid 4 BW blijkt dat de minimum bijdrage in de verhuis- en inrichtingskosten bij een ministeriele regeling van de Minister van Buitenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties wordt vastgesteld. Het actuele bedrag is vermeld op de website van de Rijksoverheid. Sinds 29 februari 2024 geldt een minimumbijdrage van € 7.428,00. Mijn cliënte komt kortom genoemd bedrag toe.
Graag ontvang ik binnen één week na dagtekening van deze brief van u (schriftelijk) de bevestiging dat mijn cliënte het bedoelde bedrag van € 7.428,00 zal ontvangen zodra zij de woning heeft ontruimd.
3.4.
Op 19 mei 2024 reageert [gedaagde 1] als volgt:
Naar aanleiding van uw schrijven d.d. 8 mei 2024 kan ik u berichten dat wij afzien van de verkoop van de woning.
3.5.
De gemachtigde van [eiseres] reageert vervolgens bij brief van 28 mei 2024:
In bovengenoemde aangelegenheid heeft u cliënte door tussenkomst van ondergetekende als haar advocaat op zondag 19 mei jl. laten weten dat u zou afzien van de verkoop van de woning die cliënte van u huurt. Deze mededeling komt als een volslagen verrassing voor cliënte, en zij hecht ook geen geloof aan die mededeling. U heeft immers duidelijk gemaakt dat u de woning in vrije staat zou gaan verkopen, en cliënte is daar dan ook van uit gegaan. Cliënte is vanwege uw uitdrukkelijke mededelingen intussen een huurovereenkomst aangegaan voor een vervangende woning. Zij maakt aldus aanspraak op de verhuis- en inrichtingsvergoeding als bedoeld in het Burgerlijk Wetboek. Zoals medegedeeld in mijn brief aan u d.d. 8 mei 2024 bedraagt deze € 7.428,00.
Bij deze zeg ik namens mevrouw [eiseres] de huurovereenkomst op tegen 1 juli 2024. Zij heeft u een borg betaald van € 700,-. Ik ga er van uit dat die uiterlijk 2 juli a.s. zal zijn bijgeschreven op het voornoemde bankrekeningnummer van mevrouw [eiseres] , bij gebreke waarvan aanspraak wordt gemaakt op de buitengerechtelijke kosten over genoemd bedrag met ingang van 3 juli 2024.
3.6.
Op 29 mei 2024 ontvangt de gemachtigde van [eiseres] een reactie per email, afkomstig van [e-mailadres 1] , waarin onder meer staat:
Hierbij de brief, waarin wij u vragen om een afspraak te maken met mevr. [eiseres] .
Bij deze afspraak zal [naam 1] ook aanwezig zijn.
Hartelijke groet,
Namens [naam 2]
[naam 1]
In de meegezonden brief staat onder meer::
U heeft een mail ontvangen van ondergetekende, dd. 19 mei jl. waarin staat, dat er wordt afgezien van de verkoop van de woning.
Dit berust op een misverstand en kunt u als niet ontvangen beschouwen.
Natuurlijk zullen wij de woning ter verkoop zetten.
Wij hebben u vandaag hier ook telefonisch van op de hoogte gesteld.
Ook hebben wij met u afgesproken, dat u voor ons een afspraak maakt met mevr. [eiseres] , om de woning in de huidige staat te laten bezichtigen door ons en de makelaar.
Er zullen foto’s gemaakt worden, waarbij uiteraard prive-aangelegenheden buiten beeld zullen blijven, zoals we afgesproken hebben.
Uw antwoord zien wij spoedig tegemoet.
3.7.
De gemachtigde van [eiseres] reageert die middag per email, gericht aan gmb administratie en het emailadres van [gedaagde 1] , fu-wah@ziggo.nl:
Mevrouw [eiseres] stelt de woning open voor een voorinspectie en fotoreportage op 17 juni of 24 juni a.s., ’s ochtends vanaf 9.00 uur. De overige maandagen heeft ze dringende verplichtingen.
Ik mis in uw brief van vanochtend de toezegging als telefonisch gedaan eerder vanochtend, dat de betalingen van de verhuiskostenvergoeding en de borg zullen plaatsvinden op de door cliënte verlangde wijze. Graag ontvang ik uiterlijk morgen uw bevestigend bericht ten aanzien van deze betalingen.
,,,
3.8.
Daarop komt die middag weer een reactie van [naam 1] :
Goedemiddag mr. Rorink ,
Hierbij de bevestiging van dhr. [naam 2] , dat hij € 7.428,00 + € 700,00 zal overmaken.
Bij de email zat een (doorgestuurd) emailbericht aan [e-mailadres 1] waarin staat:
Hoi [naam 4]
Ik zal bevestigen als het huis net als in oude staan, danszalen ik het bedrag overmaken
Groetjes [naam 5]
3.9.
Op 31 mei 2024 ontvangt de gemachtigde van [eiseres] een email, gericht aan de gemachtigde van [eiseres] , en aan “ [bedrijf] ”:
Best MR. R. Rorink
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] zijn bereid om 7,428 en 700 euro te betalen, onder voorbehoud dat we 17-06-2024 niet voor verrassingen komen te staan, dat er schade binnen of buiten aan de woning te zien zijn, na woning, tuin en garage moeten schoon worden opgeleverd.
Met vriendelijke groet
[naam 2] .
3.10.
Op 21 juni 2024 bericht de gemachtigde van [eiseres] aan [gedaagde 1] onder meer:
Op maandag 17 juni jl. heeft de inspectie plaatsgevonden naar de staat van de woning die mijn cliënte van u heeft gehuurd. Naar ik begrijp, zijn er geen bijzonderheden aan de orde gekomen waarvoor mijn cliënte huurrechtelijk nog verantwoordelijk kan worden gehouden.
Mijn cliënte heeft op verzoek van de makelaar haar inboedel nog laten staan om foto’s te kunnen laten maken in bewoonde staat. Maar op zondag 30 juni a.s. om 16.00 uur vindt de sleuteloverdracht plaats. Daartoe heeft u naar ik vernam een familielid gemachtigd.
Op dinsdag 2 juli a.s. wenst mijn cliënte de overeengekomen verhuis- en inrichtingsvergoeding ad € 7.428,00 en de borg ad € 700,- te hebben ontvangen op het u bekende rekeningnummer van cliënte. Daarmede zal dan deze kwestie voor wat betreft de huurovereenkomst met mijn cliënte ten einde zijn.
3.11.
Op 3 juli 2024, na de sleuteloverdracht en oplevering van de woning, ontvangt [eiseres] een bericht van [naam 6] :
Ik ben de boekhouder van de fam. [gedaagde 1] .
Bij oplevering van de woning zijn er nogal veel gebreken en zaken geconstateerd die niet in orde zijn. Hier zijn foto’s van gemaakt en die gebreken en zaken zullen hersteld moeten worden volgens normaal huurrecht. Ook zijn we met 4 personen een hele dag aan het werk geweest om het huis schoon te krijgen. Deze kosten zullen sowieso op u verhaald worden.
Deze week zal er een brief naar uw advocaat gestuurd worden. Daar wij nimmer de huur opgezegd hebben willen wij van uw advocaat duidelijkheid hebben over bepaalde zaken die ons vreemd voorkomen.
3.12.
[gedaagde 1] heeft de verhuisvergoeding en de borg niet (terug)betaald aan [eiseres] .

4.Het geschil

4.1.
De vordering
[eiseres] vordert -samengevat- [gedaagde 1] hoofdelijk te veroordelen tot betaling van de verhuisvergoeding van € 7.428,- en de waarborgsom van € 700,-, te vermeerderen met rente en (buiten-)gerechtelijke kosten.
4.2.
Ter onderbouwing van de vordering heeft [eiseres] (samengevat) het volgende naar voren gebracht. Op 16 april 2024 informeerde [gedaagde 1] [eiseres] over zijn voornemen om de woning te verkopen. Als [eiseres] de woning niet zelf zou kopen zou zij de woning moeten verlaten en een ander huis moeten huren. [gedaagde 1] wilde de woning in lege staat verkopen. Het is een feit van algemene bekendheid dat een woning in lege staat meer opbrengt dan bij verkoop in verhuurde staat. Voor [eiseres] kwam dit al donderslag bij heldere hemel.
In beginsel breekt koop geen huur, maar dringend eigen gebruik (het opzeggen van de huurovereenkomst om de woning zelf te gebruiken) zou een opzeggrond kunnen zijn voor [gedaagde 1] . In dat geval is in de regel een verhuiskostenvergoeding verschuldigd.
Het is [eiseres] geweest die de huurovereenkomst heeft opgezegd, maar zij werd daartoe bewogen door [gedaagde 1] , die aangaf de woning te willen verkopen. [eiseres] heeft zich daardoor genoodzaakt gevoeld om de huur op te zeggen en om te verhuizen, met alle kosten van dien. Partijen hebben nadrukkelijk een afspraak gemaakt over het betalen van de verhuiskostenvergoeding door [gedaagde 1] aan [eiseres] . [eiseres] heeft herhaaldelijk aanspraak gemaakt op de vergoeding en zowel de heer [naam 1] als [gedaagde 1] zelf heeft toegezegd de verhuiskostenvergoeding en de borg aan [eiseres] te betalen.
Dat blijkt uit de (email)berichten. Ook blijkt uit de berichten dat [naam 1] namens [gedaagde 1] handelde althans dat de schijn van volmacht is gewekt door handelen en niet handelen van [gedaagde 1] zelf. [eiseres] mocht er van uitgaan dat [naam 1] gevolmachtigd was.
Het aanbod van [eiseres] , tot oplevering van de woning tegenover betaling van de verhuiskostenvergoeding en de borg is ondubbelzinnig aanvaard en is daarmee overeengekomen. [gedaagde 1] is inmiddels in verzuim en betaalt ten onrechte niet.
4.3.
De woning is naar behoren door [eiseres] opgeleverd. Tijdens de voorinspectie waren er geen bijzonderheden en [eiseres] betwist stellig dat er door of namens haar schade is veroorzaakt, laat staan dat het zou gaan om een zodanig grote schade dat zowel de verhuiskostenvergoeding als de borg onbetaald gelaten zou kunnen worden. Over de foto’s die [gedaagde 1] heeft overgelegd: het is een oude woning met gebruikssporen en er is sprake van normale slijtage. Volgens [eiseres] is het standpunt van [gedaagde 1] sterk overtrokken en is de schade niet onderbouwd. Er is ook geen proces-verbaal van oplevering opgemaakt en in dat geval wordt de huurder verondersteld het gehuurde in de staat te hebben ontvangen zoals deze is bij het einde van de huurovereenkomst. [eiseres] heeft daarom ook recht op terugbetaling van de borg.
4.4.
Het verweer
[gedaagde 1] heeft geconcludeerd tot afwijzing van de vorderingen van [eiseres] . [gedaagde 1] heeft (samengevat) het volgende naar voren gebracht. Voor de gevorderde verhuiskostenvergoeding is geen rechtsgrond aanwezig. [eiseres] heeft de huurovereenkomst opgezegd en is vrijwillig vertrokken. Er is geen sprake van opzegging door [gedaagde 1] op grond van dringend eigen gebruik. Volgens [gedaagde 1] was [eiseres] van meet af aan voornemens te vertrekken uit de woning en wil zij daar ten onrechte financieel beter van worden. Zij had zich gewoon kunnen beroepen op de regel dat (ver)koop geen huur breekt, en in de woning kunnen blijven als ze dat wilde.
Een verhuiskostenvergoeding is ook niet afgesproken. [gedaagde 1] heeft geen toezegging gedaan en [naam 1] was nadrukkelijk niet gemachtigd door [gedaagde 1] . [eiseres] , althans haar gemachtigde, had een volmacht moeten verifiëren en heeft dat niet gedaan. [gedaagde 1] was niet op de hoogte van wat [naam 1] allemaal deed. Als er al schijn zou zijn van vertegenwoordiging dan nog had [gedaagde 1] zelf het aanbod moeten aanvaarden en niet [naam 1] . De afspraak is niet tot stand gekomen tussen [eiseres] en [gedaagde 1] , maar, voor zover er afspraken zijn, tussen [naam 1] en [eiseres] .
[gedaagde 1] kan zich verbaal redelijk verstaanbaar maken, maar in geschrift is dit niet het geval. De email van [gedaagde 1] aan [naam 1] van 29 mei 2024 betrof (alleen) de borg en het bericht van 31 mei 2024 is niet door [gedaagde 1] geschreven. De bij de email van [naam 1] van 29 mei 2024 doorgestuurde brief is ook niet door [gedaagde 1] geschreven.
4.5.
De woning was niet schoon bij oplevering, gaten in de muur waren niet gedicht en beschadigingen waren niet hersteld. Op het dak waren door het weghalen van de zonnepanelen ook beschadigingen ontstaan. Een en ander is zichtbaar op de door [gedaagde 1] overgelegde foto’s.
[gedaagde 1] is van mening dat de waarborgsom daarom ook niet terugbetaald hoeft te worden.

5.De beoordeling door de kantonrechter

5.1.
verhuiskostenvergoeding
[eiseres] heeft de gevorderde verhuiskostenvergoeding gegrond op een daarover met [gedaagde 1] gemaakte afspraak. De kantonrechter is met [eiseres] van mening dat uit het bericht van 31 mei 2024, opgenomen onder 3.9, volgt dat [gedaagde 1] akkoord was met het betalen van de verhuiskostenvergoeding en het terugbetalen van de waarborgsom, onder het daarbij gemaakte voorbehoud.
[gedaagde 1] heeft tijdens de mondelinge behandeling wel gesteld dat dit bericht niet door hem is geschreven, maar het bericht is ondertekend met [naam 2] , komt van het emailadres van [gedaagde 1] ( [e-mailadres 2] ) en is in cc verstuurd naar [naam 1] , terwijl vast staat dat [gedaagde 1] [naam 1] om hulp had gevraagd, en is, anders dan de andere berichten niet in foutloos Nederlands getypt. Alles wijst er op dat dit bericht gewoon afkomstig is van [gedaagde 1] en dat de afspraak is gemaakt dat [gedaagde 1] de beide bedragen zal betalen mits het gehuurde in behoorlijke staat zou worden achtergelaten.
5.2.
Ook als de email van 31 mei 2024 niet van [gedaagde 1] zelf afkomstig was of door iemand anders is geschreven met het e-mailadres van [gedaagde 1] , dan nog is [gedaagde 1] gehouden de verhuiskostenvergoeding te betalen, op grond van gedragingen van [naam 1] en [gedaagde 1] samen. [gedaagde 1] heeft erkend dat hij [naam 1] , een vriend en klant van hem, om hulp heeft gevraagd in verband met de taalbarrière. [gedaagde 1] ontkent echter dat [naam 1] door hem was gemachtigd om financiële afspraken te maken.
5.3.
[eiseres] heeft in dat verband een beroep gedaan op schijn van volmachtverlening.
Artikel 3:61 lid 2 bepaalt: Is een rechtshandeling in naam van een ander verricht, dan kan tegen de wederpartij, indien zij op grond van een verklaring of gedraging van die ander heeft aangenomen en onder de gegeven omstandigheden redelijkerwijze mocht aannemen dat een toereikende volmacht was verleend, op de onjuistheid van deze veronderstelling geen beroep worden gedaan. [eiseres] wordt dus beschermd tegen het ontbreken van een volmacht aan [naam 1] , als zij op grond van een verklaring of gedraging van [gedaagde 1] heeft aangenomen en redelijkerwijze mocht aannemen dat een (toereikende) volmacht was verleend.
5.4.
Onder een verklaring of gedraging van [gedaagde 1] als bedoeld in dit artikel valt ook de situatie van een niet-doen en/of het laten voortbestaan van een bepaalde situatie. De kantonrechter is het onder de gegeven omstandigheden met [eiseres] eens dat zij, gelet op de correspondentie en door het niet ingrijpen van [gedaagde 1] , redelijkerwijze mocht aannemen dat een volmacht aan [naam 1] was verleend. Het bericht van [naam 1] waarin hij namens [gedaagde 1] bevestigt dat de bedragen betaald zullen worden is in cc verzonden naar het emailadres van [gedaagde 1] , en [gedaagde 1] heeft hierna niet geprotesteerd, terwijl dat wel op zijn weg lag als de inhoud van de email niet akkoord was. Ook een ander emailbericht van [naam 1] , waarin hij mailt namens [gedaagde 1] is in cc naar het emailadres van [gedaagde 1] gegaan, zonder protest (email 29 mei 2024). De reactie van de gemachtigde van [eiseres] hierop, in welke reactie het ook gaat over de vergoeding en de borg, is ook cc naar het emailadres van [gedaagde 1] gegaan, zonder protest. Uit de email van [gedaagde 1] zelf van 29 mei 2024 16.05 uur (productie 20) blijkt dat [gedaagde 1] aan [naam 1] althans gmbadministratie mailt dat hij zal bevestigen dat “het bedrag” zal worden overgemaakt onder bepaalde voorwaarden, en ook dat wijst er op dat [naam 1] namens [gedaagde 1] mocht handelen met [eiseres] . [gedaagde 1] is daarom gehouden aan de namens hem door [naam 1] gedane toezegging om de vergoeding te betalen, mits de woning behoorlijk zou worden opgeleverd.
5.5.
oplevering woning
[gedaagde 1] heeft gesteld dat de staat van de woning tijdens de “voorinspectie” onvoldoende zichtbaar was, omdat de woning nog vol stond met inboedel, en pas na oplevering zichtbaar was dat de woning beschadigd en vuil is achtergelaten. Volgens [gedaagde 1] moeten partijen in overleg over de (hoogte van) een eventueel terug te betalen bedrag voor de borg. [gedaagde 1] heeft ter onderbouwing van zijn standpunt een aantal foto’s van het gehuurde ten tijde van de oplevering overgelegd.
Volgens [eiseres] is de woning keurig ontruimd en niet vuil achtergelaten. Tijdens de oplevering zijn er geen bijzonderheden gebleken. [eiseres] wijst er op dat, nu bij aanvang van de huurovereenkomst geen proces-verbaal van oplevering is opgemaakt, waaruit de staat van het gehuurde blijkt, vermoed moet worden dat het gehuurde bij aanvang al in de staat verkeerde waarin deze door [eiseres] is achtergelaten. [eiseres] is bovendien nooit in gebreke gesteld en dus niet in verzuim. Uit de foto’s blijkt van normale gebruikssporen: een woning slijt en hier en daar komen deukjes/butsjes voor door normaal gebruik.
5.6.
De kantonrechter overweegt dat [eiseres] het gehuurde moest opleveren in de staat waarin zij het bij de aanvang van de huur heeft ontvangen. Is van die staat (bij de aanvang van de huurovereenkomst) geen beschrijving opgemaakt dan wordt [eiseres] vermoed het gehuurde te hebben ontvangen in de staat waarin het verkeert bij het einde van de huurovereenkomst. De verplichting van [eiseres] het gehuurde in dezelfde staat terug te geven kan naar haar aard slechts worden nagekomen op het tijdstip waarop de huurovereenkomst eindigt; bij niet nakoming is zij zonder ingebrekestelling in verzuim. Heeft geen voorinspectie plaatsgevonden dan kunnen in beginsel niet alle herstelkosten als schadevergoeding worden toegewezen maar slechts die kosten die [eiseres] zelf had moeten maken om de woning in goede staat op te leveren.
5.7.
Partijen zijn het niet eens over het karakter van de bezichtiging die heeft plaatsgevonden op 17 juni 2024. Volgens [eiseres] was dit een voorinspectie waarbij ook de makelaar aanwezig was, volgens [gedaagde 1] was dit geen voorinspectie maar bedoeld voor een waardebepaling in verband met de verkoop. [gedaagde 1] heeft in dit verband gesteld dat toen nog geen schade zichtbaar was omdat er nog inboedel stond en pas schade is ontstaan daarna, met name bij het weghalen van de zonnepanelen.
5.8.
De kantonrechter laat de vraag of sprake is geweest van een “echte” voorinspectie voor wat het is omdat [gedaagde 1] heeft gesteld dat een en ander op 17 juni 2024 nog niet zichtbaar was omdat het gehuurde nog niet leeg was. De kantonrechter gaat erop grond daarvan van uit dat er geen direct opvallende gebreken waren op 17 juni 2024 die [eiseres] eventueel zelf had kunnen of moeten herstellen. Van de zonnepanelen staat vast dat deze er nog niet waren bij aanvang van de huurovereenkomst. Volgens [gedaagde 1] is er schade ontstaan aan het dak bij het weghalen van de zonnepanelen maar dat is onvoldoende onderbouwd. [gedaagde 1] verwijst naar een foto waarop isolatieplaten te zien zijn die niet vast liggen en stelt dat isolatiemateriaal van het dak was afgezaagd. Waaruit de schade precies heeft bestaan en wat de eventuele herstelkosten zijn geweest heeft [gedaagde 1] niet gesteld en onderbouwd terwijl dat wel op zijn weg lag. Ook van de overige punten die [gedaagde 1] concreet heeft genoemd is niet aangevoerd wat de herstelkosten zijn geweest. De kantonrechter doelt dan op de kapotte wasbak en eventuele schoonmaakkosten daar waar niet bezemschoon zou zijn opgeleverd. De twee deukjes in het parket en de beschadigde plint zichtbaar op de foto’s zijn normale sporen die optreden na jaren van gebruik. Dat de rolluiken niet werkten had [eiseres] moeten melden, maar een herstelpost voor rekening van [eiseres] is het niet. Volgens [eiseres] was de radiator (waarop vuil en/of roest is te zien) al zo bij aanvang van de huurovereenkomst. Gelet op de betwisting door [eiseres] lag het op de weg van [gedaagde 1] om aan te tonen welke schade hij concreet heeft geleden en om dat cijfermatig te onderbouwen, met in voorkomend geval facturen van derden. Nu dat niet is gebeurd heeft [gedaagde 1] de door hem geleden schade onvoldoende onderbouwd en kan hier verder geen rekening mee worden gehouden, temeer niet nu [gedaagde 1] geen beroep heeft gedaan op verrekening of een vordering in reconventie heeft ingesteld.
5.9.
De kantonrechter komt tot de conclusie dat de vordering van [eiseres] toewijsbaar is zoals gevorderd, in totaal (€ 7.428,00 + € 700,00 + € 945,49=) € 9.073,49, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf de dagvaarding. [gedaagde 1] dient verder, als de in het ongelijk gestelde partij, de proceskosten te dragen.

6.De beslissing

De kantonrechter
6.1.
Veroordeelt [gedaagde 1] hoofdelijk om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 9.073,49, vermeerderd met de wettelijke rente hierover vanaf de dag van dagvaarding tot de dag waarop alles voldaan is.
6.2.
Veroordeelt [gedaagde 1] hoofdelijk in de kosten van de procedure, tot op heden aan de zijde van [eiseres] begroot op € 137,47 dagvaardingskosten, € 248,00 griffierecht, € 678,00 gemachtigdesalaris en € 135,00 nakosten, samen € 1.198,47.
6.3.
Verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. U. van Houten, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 17 december 2024.