ECLI:NL:RBOVE:2024:6938

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
17 december 2024
Publicatiedatum
23 december 2024
Zaaknummer
11302470 \ CV EXPL 24-3295
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van factuur uit inleenovereenkomst met geschil over functioneren uitzendkracht

In deze zaak heeft eiseres B.V. een uitzendkracht ter beschikking gesteld aan gedaagde voor één dag, waarvoor een factuur van € 314,60 is gestuurd. Gedaagde heeft deze factuur niet betaald, omdat hij ontevreden was over het functioneren van de uitzendkracht. De kantonrechter moest oordelen of gedaagde verplicht was om de factuur en bijkomende kosten te betalen. De kantonrechter oordeelt dat gedaagde de factuur moet betalen, omdat hij onvoldoende bewijs heeft geleverd dat de uitzendkracht niet voldeed aan de afgesproken kwalificaties. Gedaagde had ingestemd met de voorwaarden van de inleenovereenkomst, inclusief het risico dat de uitzendkracht niet aan zijn verwachtingen zou voldoen. De kantonrechter heeft de vordering van eiseres toegewezen, inclusief wettelijke handelsrente en buitengerechtelijke incassokosten. Gedaagde is in het ongelijk gesteld en moet ook de proceskosten betalen. Het vonnis is uitgesproken op 17 december 2024.

Uitspraak

RECHTBANKOVERIJSSEL
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer: 11302470 \ CV EXPL 24-3295
Vonnis van 17 december 2024
in de zaak van
[eiseres] B.V.,
te [vestigingsplaats],
eisende partij,
hierna te noemen: [eiseres],
gemachtigde: mr. F.M. Westra,
tegen
[gedaagde] h.o.d.n. [bedrijf],
te [woonplaats],
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde],
procederend in persoon.

1.Waar deze zaak over gaat

1.1.
Tussen partijen is een inleenovereenkomst tot stand gekomen. [eiseres] heeft gedurende één dag aan [gedaagde] een uitzendkracht (de heer [naam]) ter beschikking gesteld. [eiseres] heeft [gedaagde] hiervoor een factuur gestuurd van in totaal € 314,60. [gedaagde] heeft deze factuur onbetaald gelaten, omdat hij - kort samengevat - niet tevreden is over het functioneren van de uitzendkracht.
1.2.
In geschil is of [gedaagde] de factuur plus bijkomende kosten (wettelijke handelsrente, buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten) moet betalen. De kantonrechter oordeelt dat dat het geval is. Hierna licht de kantonrechter deze beslissing toe.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding,
- de conclusie van antwoord,
- de conclusie van repliek,
- de conclusie van dupliek.
2.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.
3. Het geschil
3.1.
[eiseres] vordert - samengevat - veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 374,91 (bestaande uit: € 314,60 aan hoofdsom, € 13,12 aan wettelijke handelsrente tot 3 september 2024 en € 47,19 aan buitengerechtelijke incassokosten), te vermeerderen met de wettelijke handelsrente over de hoofdsom, gerekend vanaf 3 september 2024 tot het moment van volledige betaling en met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van de procedure.
3.2.
[gedaagde] voert verweer. Hij concludeert tot afwijzing van de vordering, met veroordeling van [eiseres] in de proceskosten.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt het volgende voorop. Vast staat dat [eiseres] aan [gedaagde] op 26 maart 2024 een uitzendkracht ter beschikking heeft gesteld. Ook staat vast dat partijen hebben afgesproken dat [gedaagde] hiervoor € 32,50 excl. btw per uur zou betalen. [eiseres] heeft [gedaagde] op 3 april 2024 een factuur gestuurd van in totaal € 314,60 (8 uren x € 32,50 per uur).
4.2.
[gedaagde] stelt zich op het standpunt dat hij de factuur van [eiseres] niet (volledig) hoeft te betalen, omdat er sprake is van een tekortkoming in de uitvoering van de inleenovereenkomst. Volgens [gedaagde] voldeed de uitzendkracht niet aan de daaraan door hem gestelde vereisten. Afgesproken is dat [eiseres] een uitzendkracht zou sturen die weliswaar geen ervaring had in de wegenbouw, maar wel hard wilde werken. Ook zou de uitzendkracht [gedaagde] ‘zeker begrijpen’. Al gauw bleek echter dat dit niet het geval was. [gedaagde] kon naar eigen zeggen niets met de uitzendkracht. [gedaagde] heeft het uitzendbureau hier diezelfde ochtend over gebeld, maar zij wilden de uitzendkracht niet komen ophalen. De uitzendkracht is daarom de hele dag gebleven, maar [gedaagde] heeft niets aan hem gehad, aldus nog steeds [gedaagde]. [gedaagde] heeft voorgesteld om € 176,- (8 uur x € 22,- per uur) te betalen, maar [eiseres] is daar niet mee akkoord gegaan.
4.3.
De kantonrechter is van oordeel dat het verweer van [gedaagde] niet kan slagen. [gedaagde] heeft onvoldoende aangevoerd waaruit blijkt dat de uitzendkracht niet voldeed aan de door [gedaagde] verzochte kwalificaties. [gedaagde] wist dat de uitzendkracht onervaren was en heeft daar uitdrukkelijk mee ingestemd. Hij heeft daarmee naar het oordeel van de kantonrechter willens en wetens het risico aanvaard dat hij meer tijd en moeite in het instrueren van de uitzendkracht zou moeten steken en had er rekening mee moeten houden dat hij hier misschien minder aan zou hebben, dan aan een ervaren kracht. [gedaagde] heeft bovendien niet (met stukken) onderbouwd dat hij helemaal niets aan de uitzendkracht heeft gehad. Hij heeft bijvoorbeeld geen schriftelijke verklaring van de uitvoerder of andere medewerkers overgelegd. De uitzendkracht is uiteindelijk een hele werkdag (van 8 uur) gebleven. Daar moet [gedaagde] de overeengekomen prijs van € 32,50 per uur excl. btw voor betalen. De kantonrechter zal de gevorderde hoofdsom toewijzen.
4.4.
[eiseres] vordert over de hoofdsom wettelijke handelsrente. Deze vordering is niet afzonderlijk betwist en zal, als op de wet (artikel 6:119a BW) gegrond, eveneens worden toegewezen.
4.5.
[eiseres] vordert verder buitengerechtelijke incassokosten. Aan de wettelijke eisen voor een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is voldaan. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten komt overeen met het in het Besluit buitengerechtelijke incassokosten bepaalde tarief en zal worden toegewezen.
4.6.
[gedaagde] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten betalen. De proceskosten van [eiseres] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
116,39
- griffierecht
130,00
- salaris gemachtigde
164,00
(2 punten × € 82,00)
Totaal
410,39

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 374,91, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW over de hoofdsom van € 314,60, met ingang van 3 september 2024, tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 410,39,
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.F. van Aalst en in het openbaar uitgesproken op 17 december 2024.