ECLI:NL:RBOVE:2024:6937

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
17 december 2024
Publicatiedatum
23 december 2024
Zaaknummer
11236920 \ CV EXPL 24-2891
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing nakoming vaststellingsovereenkomst en afwijzing vordering tot vergoeding van proceskosten

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Overijssel op 17 december 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiser] en de besloten vennootschap De Interieursbouwers B.V. [eiser] vorderde nakoming van een vaststellingsovereenkomst die op 27 februari 2024 was gesloten, waarin was afgesproken dat De Interieurbouwers een bijdrage zou leveren in de kosten van rechtsbijstand. De vordering van [eiser] was gebaseerd op een factuur van € 4.840,00 die door zijn gemachtigde was opgesteld en niet door De Interieurbouwers was betaald. Tijdens de mondelinge behandeling op 12 november 2024 was [eiser] aanwezig, bijgestaan door zijn gemachtigde, terwijl De Interieurbouwers niet verschenen was.

De kantonrechter oordeelde dat De Interieurbouwers gehouden was om de afgesproken bijdrage van € 4.840,00 te betalen, aangezien de verplichting voortvloeide uit de vaststellingsovereenkomst. De rechter wees de vordering tot vergoeding van de volledige proceskosten af, omdat partijen een bijdrage in de kosten hadden afgesproken en niet een volledige vergoeding. De kantonrechter concludeerde dat De Interieurbouwers niet in strijd met de overeenkomst had gehandeld door verweer te voeren tegen de vordering van [eiser].

De Interieurbouwers werd veroordeeld tot betaling van het bedrag van € 4.840,00 aan [eiser] en ook in de proceskosten van € 1.064,42. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde werd afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANKOVERIJSSEL
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer: 11236920 \ CV EXPL 24-2891
Vonnis van 17 december 2024
in de zaak van
[eiser],
wonend in [woonplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: mr. E. Asbroek,
tegen
de besloten vennootschap
DE INTERIEURSBOUWERS B.V.,
gevestigd in Hardenberg,
gedaagde partij,
hierna te noemen: De Interieursbouwers,
verschenen bij [naam], directeur-eigenaar.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 22 juli 2024
  • de conclusie van antwoord van 24 september 2024
  • de akte overlegging producties en vermeerdering van eis van 12 november 2024.
1.2.
Op 12 november 2024 heeft een mondelinge behandeling plaatsgevonden. [eiser] is daarbij verschenen, bijgestaan door mr. Asbroek. De Interieurbouwers is – met kennisgeving – niet verschenen. Mr. Asbroek heeft ter zitting de vordering nader toegelicht.
1.3.
Ten slotte is een datum vastgesteld voor het vonnis.

2.De feiten

2.1.
Tussen [eiser] en De Interieurbouwers heeft een arbeidsovereenkomst bestaan. Op 27 februari 2024 hebben [eiser] en De Interieurbouwers een vaststellingsovereenkomst gesloten, waarmee zij de arbeidsovereenkomst hebben beëindigd per 1 mei 2024.
2.2.
In de vaststellingsovereenkomst is opgenomen dat De Interieurbouwers een bijdrage voldoet in de kosten van rechtsbijstand. Artikel 5 van de vaststellingsovereenkomst vermeldt:
‘5. Bijdrage in de kosten rechtsbijstand
5.1.
Werkgever zal aan Werknemer een bijdrage verstrekken in de door hem werkelijk gemaakte kosten van rechtsbijstand tot een maximum van € 4.000,- inclusief kantoorkosten en exclusief BTW. (…)
5.2.
Om voor de bijdrage in aanmerking te komen, dient Werknemer na ondertekening van de Overeenkomst, maar uiterlijk binnen een maand na de Einddatum, een declaratie van de rechtsbijstandverlener te verstrekken aan Werkgever als bewijs van de door Werknemer gemaakte kosten van rechtsbijstand. De declaratie moet op naam van Werknemer zijn gesteld. Werkgever zal de declaratie binnen 30 dagen na ontvangst betalen aan de Werknemer.’
2.3.
Op 10 april 2024 heeft de gemachtigde van [eiser] een factuur opgesteld voor een bedrag van € 4.840,00 inclusief btw. De factuur is op naam gesteld van [eiser] . De gemachtigde heeft de factuur toegestuurd aan De Interieurbouwers. De Interieurbouwers heeft de factuur niet betaald.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert – samengevat en na vermeerdering van eis – dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, De Interieurbouwers veroordeelt om:
de afspraken uit de vaststellingsovereenkomst van 27 februari 2024 na te komen, binnen drie dagen na betekening van het te wijzen vonnis, op straffe van een dwangsom;
de werkelijk gemaakte proceskosten van € 12.107,32 te betalen, dan wel een bedrag dat de kantonrechter redelijk acht, dan wel de forfaitaire proceskosten en nakosten.
3.2.
De Interieursbouwers voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
[eiser] wil met deze procedure bewerkstellingen dat De Interieurbouwers wordt veroordeeld tot betaling van de afgesproken vergoeding voor rechtsbijstand. De Interieurbouwers wil de factuur van 10 april niet betalen, omdat zij de kosten van de rechtsbijstand buitensporig hoog vindt en omdat de gemachtigde van [eiser] onnodig traag heeft gereageerd in het onderhandelingstraject, waardoor De Interieurbouwers een maand langer loon heeft moeten doorbetalen.
4.2.
De vordering van [eiser] zal worden toegewezen. De verplichting tot betaling van de kosten voor rechtsbijstand tot een maximum van € 4.840,00 inclusief btw, vloeit voort uit de vaststellingsovereenkomst. De Interieurbouwers heeft met het sluiten van die overeenkomst bindende afspraken gemaakt. De Interieurbouwers kan niet op die afspraken terugkomen.
4.3.
[eiser] heeft desgevraagd tijdens de mondelinge behandeling aangegeven dat de vergoeding voor rechtsbijstand de enige afspraak uit de vaststellingsovereenkomst is die nog moet worden nagekomen. De kantonrechter zal daarom een bedrag van € 4.840,00 inclusief btw toewijzen. Voor het toewijzen van een dwangsom is geen plaats, aangezien voor de inning van een geldvordering andere executiemiddelen bestaan.
4.4.
De vordering tot vergoeding van de daadwerkelijke proceskosten wordt afgewezen. Ook voor [eiser] geldt dat hij een bindende afspraak heeft gemaakt met De Interieurbouwers, inhoudende dat hij tot een bedrag van € 4.000,00 (exclusief btw) gecompenseerd wordt voor de gemaakte onkosten. Partijen hebben immers een ‘bijdrage’ in de kosten afgesproken, niet een volledige vergoeding. Het overige deel moet hij dan ook zelf dragen. Het grootste deel van de kosten is overigens gemaakt vóór ondertekening van de vaststellingsovereenkomst. Indien de geboden compensatie op dat moment onvoldoende was in de optiek van [eiser] , dan had hij daar een andere afspraak over moeten maken. De kantonrechter volgt [eiser] niet in zijn stelling dat De Interieurbouwers tegen beter weten in verweer hebben gevoerd en dat zij daarom de volledige proceskosten moeten betalen. Een partij heeft in beginsel alleen recht op een volledige vergoeding van de proceskosten als sprake is van misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen. Het voeren van verweer kan misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen opleveren als het, gelet op de evidente ongegrondheid daarvan, in verband met de betrokken belangen van de wederpartij achterwege had moeten blijven. De lat daarvoor ligt hoog. Omdat aan de bepaling in de vaststellingsovereenkomst voorwaarden zijn verbonden, kan het De Interieurbouwers niet worden verweten dat zij hierop verweer hebben gevoerd. Van misbruik van procesrecht kan dan ook niet worden gesproken.
4.5.
Nu van misbruik van procesrecht geen sprake is, is er evenmin aanleiding om De Interieurbouwers nog te laten reageren op de nadere producties en de wijziging van eis. Op dat punt wordt de vordering immers afgewezen.
4.6.
De Interieurbouwers is in het ongelijk gesteld en zal daarom worden veroordeeld in de kosten van de procedure. Die kosten (inclusief nakosten) worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
139,42
- griffierecht
248,00
- salaris gemachtigde
542,00
(2 punten × € 271,00)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.064,42

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt De Interieurbouwers om binnen drie dagen na betekening van dit vonnis een bedrag van € 4.840,00 te betalen aan [eiser] ;
5.2.
veroordeelt De Interieursbouwers in de proceskosten van € 1.064,42, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als De Interieursbouwers niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend;
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. Koene en in het openbaar uitgesproken op 17 december 2024. (SvW)