ECLI:NL:RBOVE:2024:6936

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
17 december 2024
Publicatiedatum
23 december 2024
Zaaknummer
11194894 \ CV EXPL 24-2587
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Betaling van facturen voor taallessen en geschil over reiskostenvergoeding

In deze zaak heeft eiseres, handelend onder de naam [bedrijf], taallessen gegeven aan OCD Opleidingen B.V. en vordert zij betaling van facturen die zij hiervoor heeft verzonden. OCD weigert betaling met als argument dat eiseres hogere reiskosten in rekening brengt dan afgesproken en dat zij de reiskosten heeft gecrediteerd. De kantonrechter oordeelt dat de verweren van OCD niet voldoende onderbouwd zijn. De rechter stelt vast dat er een overeenkomst van opdracht is waarin een reiskostenvergoeding van € 0,19 per kilometer is overeengekomen, en dat eiseres recht heeft op deze vergoeding vanuit haar standplaats [plaats 1]. De kantonrechter wijst de vorderingen van eiseres tot betaling van de reiskosten toe, evenals de buitengerechtelijke incassokosten en de wettelijke handelsrente. De rechter concludeert dat OCD in deze procedure in het ongelijk is gesteld en veroordeelt haar tot betaling van de hoofdsom, de bijkomende kosten en de proceskosten. Het vonnis is uitgesproken op 17 december 2024.

Uitspraak

RECHTBANKOVERIJSSEL
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer: 11194894 \ CV EXPL 24-2587
Vonnis van 17 december 2024
in de zaak van
[eiseres],
handelend onder de naam [bedrijf] ,
te [woonplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiseres] ,
verschenen in persoon en bijgestaan door de heer [naam 1] van SBB Salarissen & Fiscaal-administratieve dienstverlening,
tegen
OCD OPLEIDINGEN B.V.,
te Deventer,
gedaagde partij,
hierna te noemen: OCD,
gemachtigde: mr. S.F. van Overbeek de Meyer.

1.Samenvatting

1.1.
[eiseres] heeft taallessen gegeven en wil betaling van facturen die zij daarvoor heeft verzonden aan OCD. OCD wil niet betalen omdat [eiseres] volgens haar hogere reiskosten in rekening brengt dan was afgesproken én [eiseres] de reiskosten heeft gecrediteerd. De kantonrechter vindt de verweren van OCD niet voldoende onderbouwd en wijst de vorderingen van [eiseres] tot betaling toe.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord
- de e-mail van OCD van 25 september 2024 met productie 3
- de e-mail van de griffier van deze rechtbank van 27 augustus 2024, waarin de mondelinge behandeling is bepaald
- de mondelinge behandeling van 26 november 2024, waarbij OCD de spreekaantekeningen heeft voorgedragen en waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
3. Het geschil
Waar gaat de zaak over?
3.1.
[eiseres] geeft taalles en heeft diverse opdrachten uitgevoerd voor OCD. In het kader daarvan heeft zij facturen gestuurd, waarin zij ook de reiskosten heeft opgenomen. Partijen zijn in geschil over deze reiskosten. Volgens [eiseres] is er een kilometervergoeding van € 0,19 per kilometer overeengekomen en was haar standplaats [plaats 1] , terwijl OCD zich op het standpunt stelt dat zij heeft afgesproken dat [eiseres] zou reizen vanuit [plaats 2] . OCD is het niet eens met de gevorderde reiskosten en heeft deze onbetaald gelaten.
3.2.
Partijen zijn voorafgaand aan de mondelinge behandeling met elkaar in gesprek geweest en dit heeft erin geresulteerd dat [eiseres] op 4 december 2023 een creditnota heeft gestuurd waarin zij de door haar opgenomen reiskosten crediteert. Volgens [eiseres] moet deze creditnota worden gezien als een schikkingsvoorstel die niet is geaccepteerd door OCD en daarmee is komen te vervallen. OCD is het niet eens met deze zienswijze. Zij is van mening dat [eiseres] geen aanspraak meer kan maken op de reiskosten omdat zij deze kosten heeft gecrediteerd.
3.3.
De vraag in deze zaak is dan ook of OCD de door [eiseres] gemaakte reiskosten moet betalen.
3.4.
De vordering die [eiseres] instelt komt neer op een vordering tot betaling van: (a) de reiskosten ter hoogte van € 1.091,94, (b) de handelsrente daarover vanaf 30 dagen na elke factuur, (c) de buitengerechtelijke incassokosten ter hoogte van € 1.958,97, en (d) de proceskosten die in deze procedure worden gemaakt.
3.5.
OCD concludeert tot niet-ontvankelijk verklaring van [eiseres] danwel afwijzing van haar vorderingen en vergoeding van de proceskosten.

4.De beoordeling

Wat zijn partijen aanvankelijk overeengekomen?
4.1.
[eiseres] en OCD hebben een overeenkomst van opdracht ondertekend. Onder punt 4.1. van die overeenkomst is een reiskostenvergoeding van € 0,19 per km overeengekomen en in deze overeenkomst is vermeld dat de woonplaats van [eiseres] [plaats 1] is. Dit duidt erop dat partijen zijn overeengekomen dat [eiseres] reiskosten vanaf [plaats 1] mocht declareren.
4.2.
Het verweer van OCD houdt in dat mondeling met [eiseres] zou zijn afgesproken dat zij vanuit [plaats 2] zou reizen. Zij heeft dit onderbouwd door overlegging van een verklaring van [naam 2] (aanvullende productie 3), die schrijft:
“ [eiseres] heeft twee projecten uitgevoerd voor mij.
Project [naam 3] -
mondeling overeengekomendat zij dan vanuit de [plaats 2] komt. Lessen zijn online en op locatie [plaats 3] gegeven.
Project [naam 4] , -
mondeling overeengekomendat zij vanuit de [plaats 2] komt. Lessen zijn online en op locatie [plaats 3] gegeven.”
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de heer [naam 5] namens OCD nader toegelicht dat OCD alleen trainers inzet die in de buurt van de projecten wonen en zij [eiseres] alleen heeft ingezet voor de onderliggende projecten ze met [eiseres] heeft afgesproken dat ze vanuit [plaats 2] zou reizen. Ook een andere medewerker van OCD zou dat kunnen verklaren.
4.3.
[eiseres] heeft deze nadere afspraak weersproken. Zij heeft tijdens de mondelinge behandeling betwist dat zij op die manier met [naam 2] heeft gesproken over haar woonplaats. Volgens [eiseres] heeft zij alleen bij aanvang van de overeenkomst met [naam 2] gesproken over haar relatie en toegelicht dat zij in de toekomst mogelijk ook vanuit het oosten zou kunnen werken, maar die relatie was toen nog pril. Een concrete toezegging of afspraak is toen niet gemaakt.
4.4.
De kantonrechter is van oordeel dat OCD onvoldoende heeft gemotiveerd dat – in afwijking van de schriftelijke overeenkomst van opdracht – een mondelinge afspraak zou zijn gemaakt met [eiseres] dat zij zou reizen vanuit [plaats 2] en geen reiskosten vanuit [plaats 1] zou mogen declareren. Daarbij is van belang dat de verklaringen van [naam 2] weinig concreet zijn. Zo blijkt niet wanneer zij met [eiseres] zou hebben gesproken, per wanneer [eiseres] zou reizen vanuit [plaats 2] en voor welke opdrachten dit zou gelden. [eiseres] heeft het standpunt van OCD gemotiveerd weersproken. Daarnaast weegt mee dat OCD een deel van de facturen van [eiseres] wel volledig heeft betaald, inclusief reiskosten vanuit [plaats 1] . De verklaring van OCD dat deze facturen per abuis er tussendoor zijn geglipt, is ongeloofwaardig als daadwerkelijk concrete – afwijkende – afspraken zouden zijn gemaakt. Dit alles betekent dat [eiseres] in beginsel recht heeft op betaling van de overeengekomen reiskosten van € 0,19 per km vanuit [plaats 1] .
De creditnota
4.5.
De vraag is vervolgens of er met het versturen van de creditnota nadere afspraken zijn gemaakt over de overeengekomen reiskosten.
4.6.
OCD is van mening dat er inderdaad afwijkende afspraken zijn gemaakt, namelijk dat [eiseres] geen reiskosten meer kan vorderen omdat zij deze kosten heeft gecrediteerd door middel van de creditnota, die door OCD is geaccepteerd. Volgens haar maakt het feit dat zij de facturen, exclusief reiskosten, pas maanden later heeft betaald dit niet anders. Zij heeft aangevoerd dat de facturen later zijn betaald, omdat [eiseres] toch weer aanspraak maakte op de reiskosten.
4.7.
Volgens [eiseres] was deze creditnota gestuurd in het kader van schikkingsonderhandelingen en is dit aanbod niet door OCD aanvaard, omdat OCD de facturen niet onverwijld heeft betaald, wat wel de insteek was. Daarom zijn er geen afwijkende afspraken tot stand gekomen.
4.8.
De kantonrechter volgt OCD niet in haar stelling dat met de creditnota een afwijkende afspraak is gemaakt. Dat sprake was van een schikkingsvoorstel aan de kant van [eiseres] volgt uit de begeleidende email, waarin [eiseres] schrijft:
Hierbij stuur ik mijn creditnota voor de reiskosten die op mijn facturen van 2022 staan. Dit was jouw eerdere voorstel, dus wellicht is dit de oplossing.
Dit bleek toch niet de oplossing, omdat de (resterende) facturen van [eiseres] nog steeds door OCD onbetaald bleven. OCD heeft het voorstel dan ook niet aanvaard. Daarom heeft [eiseres] wederom aanspraak gemaakt op de gemaakte reiskosten en is zij dus teruggekomen op haar voorstel. Partijen zijn hierover weer in discussie gegaan. Pas vijf maanden later heeft OCD door middel van twee betalingen de resterende facturen, exclusief de reiskosten, betaald. De kantonrechter leidt hieruit af dat tussen partijen kennelijk geen wilsovereenstemming was bereikt en dat er dus geen afwijkende afspraken zijn gemaakt, zodat de oorspronkelijke overeenkomst in stand blijft en [eiseres] recht heeft op betaling van de reiskosten.
Conclusie reiskosten
4.9.
De kantonrechter komt tot de conclusie dat de oorspronkelijke afspraken gelden en dat op OCD dus nog steeds de verplichting rust om de reiskosten van [eiseres] te vergoeden. Dit betreft een bedrag van € 1.091,94. Dit deel van de vordering zal daarom worden toegewezen.
De bijkomende kosten
4.10.
[eiseres] heeft tijdens de mondelinge behandeling toegelicht dat zij naast de hoofdsom de buitengerechtelijke incassokosten van € 163,79 , de wettelijke handelsrente van € 1.186,69, én de wettelijke handelsrente over de hoofdsom vordert.
4.11.
OCD heeft verweer gevoerd in de zin dat zij volgens haar alleen de ‘wettelijke rente’ en niet de ‘wettelijke handelsrente’ is gevorderd, zodat de kantonrechter volgens OCD geen handelsrente kan toewijzen.
4.12.
Ten aanzien van de gevorderde rente overweegt de kantonrechter als volgt. De wettelijke handelsrente is geregeld in artikel 6:119a BW. Deze bepaling is als dwingend recht te beschouwen. Dit betekent dat de kantonrechter de artikelen ambtshalve moet toepassen. Als onduidelijk is welke rente partijen vorderen, omdat met de aanduiding "wettelijke rente" zowel de rente van artikel 6:119 BW als de rente van artikel 6:119a kan worden bedoeld, heeft de kantonrechter dit te beoordelen door uitleg van de stellingen van partijen. Uit de stellingen van [eiseres] tijdens de mondelinge behandeling en uit de gehanteerde percentages uit productie 23 van de dagvaarding volgt duidelijk dat [eiseres] de wettelijke handelsrente bedoelt. [eiseres] heeft namelijk toegelicht dat sprake is van een zakelijke geschil waarin zij een vordering heeft uit de uitoefening van haar bedrijf en beroep. De kantonrechter zal daarom de wettelijke handelsrente toewijzen. In geschil is vanaf welke termijn.
4.13.
[eiseres] heeft tijdens de mondelinge behandeling toegelicht dat zij is uitgegaan van een betalingstermijn van 30 dagen. Deze betalingstermijn is opgenomen in artikel 4.3. van de overeenkomst van opdracht:
In de eerste week van de maand moeten facturen over werkzaamheden in de voorgaande maand binnen zijn. Dan wordt de factuur meegenomen in de batch op maandag, 30 dagen na factuurdatum. (…).
Aan deze betalingstermijn is, zoals OCD ook stelt in haar conclusie van antwoord, een extra voorwaarde verbonden, namelijk dat de facturen worden ingediend in de eerste week van de maand na de werkzaamheden. [eiseres] heeft slechts twee facturen tijdig ingediend en voor de andere facturen geldt dus een latere vervaldatum. Dit betekent dat de gevorderde rente niet juist is berekend, omdat gerekend wordt met een vervaldatum van 30 dagen na factuurdatum. De kantonrechter zal de gevorderde rente dan ook toewijzen over de facturen genoemd in productie 23 van [eiseres] vanaf de overeengekomen vervaldatum, en de rente voor het overige afwijzen.
4.14.
De buitengerechtelijke incassokosten van € 163,79 zullen worden toegewezen. De hoogte van het gevorderde bedrag is namelijk in overeenstemming met de tarieven die zijn weergegeven in het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten en worden geacht redelijk te zijn.
De eindconclusie
4.15.
OCD moet de hoofdsom van € 1.091,94 betalen, de buitengerechtelijke incassokosten van € 163,79 en de wettelijke handelsrente over de facturen vanaf hun overeengekomen vervaldatum.
4.16.
OCD is in deze procedure in het ongelijk gesteld en wordt daarom in de proceskosten (inclusief nakosten) veroordeeld. De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten zal worden toegewezen met inachtneming van de hierna te bepalen termijn. De kosten aan de zijde van [eiseres] worden begroot op:
- dagvaarding € 139,42
- griffierecht € 248,00
- salaris gemachtigde € 408,00 (2 punt x tarief € 204,00)
- nakosten €
102,00
Totaal € 897,42.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt OCD om aan [eiseres] te betalen het bedrag van € 1.255,73 (zijnde: € 1.091,94 + € 163,79), vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119a BW over de facturen genoemd in productie 23 van de dagvaarding vanaf de respectieve overeengekomen vervaldatum als bedoeld in artikel 4.3 van de overeenkomst van die betreffende facturen tot de dag van volledige betaling;
5.2.
veroordeelt OCD in de proceskosten van [eiseres] , begroot op € 897,42, te betalen binnen veertien dagen na dit vonnis, te vermeerderen met de kosten van betekening, indien OCD niet binnen genoemde termijn betaalt en vervolgens betekening van het vonnis plaatsvindt en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over € 897,42 vanaf de vijftiende dag na dit vonnis en over het bedrag van de kosten van betekening vanaf de vijftiende dag na de betekening tot de dag van volledige betaling;
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.C. Rozeboom en in het openbaar uitgesproken op 17 december 2024. (SK)