8.1.Het college is voorts bij de afwijzing van het handhavingsverzoek gebleven. Het college heeft zich hierbij op de navolgende standpunten gesteld:
- De schutting is tegen het framewerk geplaatst, waardoor het framewerk als onderdeel
van de erfafscheiding niet (meer) afzonderlijk vergunningplichtig is. De erfafscheiding
voldoet aan de voorwaarden neergelegd in artikel 2, onderdeel 12, van bijlage II van het
Bor, en is daarmee vergunningsvrij;
- Niet is komen vast te staan dat het parkeerterrein aan de Elsboerlaan een openbare weg
in de zin van de Wegenwet is. Los staande hiervan is de toegankelijkheid van dit
parkeerterrein door het plaatsen van de erfafscheiding niet gewijzigd, oftewel de
publieke functie “parkeren” wordt niet aangetast. Er bestaat bovendien geen recht op een
ontsluiting tussen de achterzijde van perceel 3 en dit parkeerterrein. De panden met
huisnummers [nummer 2] en [nummer 1] worden beide ontsloten op de [adres 2]. Dit ontsluiten gaat
via de poort aan de voorzijde van perceel 3;
- De vluchtweg via de poort aan de voorzijde van perceel 3 voldoet aan artikel 2.102,
eerste lid, van het Bouwbesluit 2012.
Beoordeling van het beroep
9. De rechtbank beoordeelt de in bezwaar gehandhaafde afwijzing van het handhavingsverzoek van eiser. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
10. De rechtbank oordeelt dat het beroep ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel is gekomen en welke gevolgen haar oordeel heeft.
Toepasselijk wettelijk kader
11. Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Als een verzoek om handhaving van de Wabo is ingediend vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet, blijft op grond van artikel 4.3, aanhef en onder a, van de Invoeringswet Omgevingswet het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip, van toepassing tot het besluit op die aanvraag onherroepelijk wordt.
Het verzoek om handhaving van de Wabo is gedaan op 18 februari 2022. Dat betekent dat in dit geval de Wabo zoals deze wet gold vóór 1 januari 2024, van toepassing blijft.
12. Een bestuursorgaan is bevoegd om handhavend op te treden door middel van het opleggen van een last onder bestuursdwang dan wel last onder dwangsom indien er sprake is van een overtreding, zijnde een gedraging die in strijd is met het bepaalde bij of krachtens enig wettelijk voorschrift. Wat betreft het college volgt dit uit artikel 125 Gemeentewet in samenhang met de artikelen 5:4 en 5:1 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb).
In artikel 2.1, eerste lid, onder a en c, van de Wabo staat, voor zover hier van belang, dat het verboden is zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit (a) het bouwen van een bouwwerk en (c) het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan.
In artikel 2, aanhef en onder 12, van de bijlage bij het Bor staat dat een omgevingsvergunning voor activiteiten als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a of c, van de Wabo, niet is vereist indien deze activiteiten betrekking hebben op een erf- of perceelafscheiding, mits wordt voldaan aan de volgende eisen:
a. (…), of
b. niet hoger dan 2 m, en
1°. op een erf of perceel waarop al een gebouw staat waarmee de erf- of perceelafschei-
ding in een functionele relatie staat,
2°. achter de voorgevelrooilijn, en
3°. op meer dan 1 m van openbaar toegankelijk gebied, tenzij geen redelijke eisen van
welstand van toepassing zijn.
13. Eiser stelt dat het college zich ten onrechte niet bevoegd heeft geacht om handhavend op te treden. Ter onderbouwing heeft eiser drie redenen aangevoerd, die de rechtbank hierna zal bespreken.
14. Eiser heeft
ten eersteaangevoerd dat het framewerk en de schutting tegen elkaar aan zijn geplaatst maar niet constructief met elkaar zijn verbonden. Er is dus sprake van twee afzonderlijke bouwwerken en voor beide moet worden onderzocht of hiervoor een omgevingsvergunning nodig is. Het framewerk is vergunningplichtig, zie de e-mail van de burgemeester. De schutting is eveneens vergunningplichtig omdat deze niet in een functionele relatie met het framewerk staat en het framewerk bovendien onrechtmatig is geplaatst. De schutting voldoet daarmee niet aan artikel 2, onder 12, onder b, sub 1 van Bijlage II van het Bor.
15. De rechtbank overweegt hierover het volgende.