ECLI:NL:RBOVE:2024:6929
Rechtbank Overijssel
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in de vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel na vrijspraak
Op 23 december 2024 heeft de Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, uitspraak gedaan in een ontnemingszaak met parketnummer 08-952673-17. De rechtbank heeft het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk verklaard in de vordering tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel. Dit besluit is genomen omdat de veroordeelde, geboren in 1970, bij vonnis van dezelfde datum is vrijgesproken van de feiten waarop de vordering was gebaseerd. De vordering was gericht op het vaststellen van het bedrag van € 336.702,00 dat het Openbaar Ministerie als wederrechtelijk verkregen voordeel had geschat.
De procedure omvatte openbare terechtzittingen op 5 november, 7 november en 12 december 2024. Tijdens de zitting op 5 november heeft de officier van justitie verzocht om de vordering tot ontneming af te wijzen, omdat niet duidelijk was of en in welke mate er sprake was van wederrechtelijk verkregen voordeel. De raadsman van de veroordeelde heeft zich op de zitting van 7 november bij dit standpunt aangesloten.
De rechtbank heeft in haar beoordeling geconcludeerd dat, gezien de vrijspraak van de veroordeelde, het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering tot ontneming. Dit vonnis is uitgesproken door de meervoudige kamer voor strafzaken, onder leiding van voorzitter mr. E. Venekatte, en de rechters mr. R.G.J. Gehring en mr. T.M. Weeda, in aanwezigheid van de griffiers mr. S.R. Kuiper en mr. E.A.B. Kroeze.