ECLI:NL:RBOVE:2024:6929

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
23 december 2024
Publicatiedatum
23 december 2024
Zaaknummer
08-952673-17 (ontneming)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in de vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel na vrijspraak

Op 23 december 2024 heeft de Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, uitspraak gedaan in een ontnemingszaak met parketnummer 08-952673-17. De rechtbank heeft het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk verklaard in de vordering tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel. Dit besluit is genomen omdat de veroordeelde, geboren in 1970, bij vonnis van dezelfde datum is vrijgesproken van de feiten waarop de vordering was gebaseerd. De vordering was gericht op het vaststellen van het bedrag van € 336.702,00 dat het Openbaar Ministerie als wederrechtelijk verkregen voordeel had geschat.

De procedure omvatte openbare terechtzittingen op 5 november, 7 november en 12 december 2024. Tijdens de zitting op 5 november heeft de officier van justitie verzocht om de vordering tot ontneming af te wijzen, omdat niet duidelijk was of en in welke mate er sprake was van wederrechtelijk verkregen voordeel. De raadsman van de veroordeelde heeft zich op de zitting van 7 november bij dit standpunt aangesloten.

De rechtbank heeft in haar beoordeling geconcludeerd dat, gezien de vrijspraak van de veroordeelde, het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering tot ontneming. Dit vonnis is uitgesproken door de meervoudige kamer voor strafzaken, onder leiding van voorzitter mr. E. Venekatte, en de rechters mr. R.G.J. Gehring en mr. T.M. Weeda, in aanwezigheid van de griffiers mr. S.R. Kuiper en mr. E.A.B. Kroeze.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08-952673-17 (ontneming)
Datum vonnis: 23 december 2024
Vonnis op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende op de vordering op grond van artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht (Sr) van de officier van justitie ten aanzien van de veroordeelde:
[veroordeelde] ,
geboren op [geboortedatum] 1970 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] ,
bijgestaan door zijn raadsman mr. V.P.J. Tuma, advocaat in Arnhem.

1.De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie vordert dat de rechtbank het bedrag vaststelt waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e Sr wordt geschat en [veroordeelde] de verplichting oplegt tot betaling aan de Staat van het geschatte voordeel tot een bedrag van
€ 336.702,00.

2.De procedure

De vordering is behandeld op de openbare terechtzittingen van 5 november 2024,
7 november 2024 en 12 december 2024.
Standpunt van de officier van justitie
Op de zitting van 5 november 2024 heeft de officier van justitie verzocht om de vordering tot ontneming af te wijzen, omdat niet concreet is vast te stellen of en in welke mate sprake is van wederrechtelijk verkregen voordeel.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op de zitting van 7 november 2024 aangesloten bij het standpunt van de officier van justitie om de vordering tot ontneming af te wijzen.

3.De beoordeling van de vordering

De rechtbank is van oordeel dat, nu [veroordeelde] bij vonnis van 23 december 2024 is vrijgesproken van de feiten waarop de vordering tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel is gegrond, het Openbaar Ministerie in de vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard.

4.De beslissing

De rechtbank:
- verklaart het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk in de vordering tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
Dit vonnis is gewezen door mr. E. Venekatte, voorzitter, mr. R.G.J. Gehring en
mr. T.M. Weeda, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.R. Kuiper en mr. E.A.B. Kroeze, griffiers, en is in het openbaar uitgesproken op 23 december 2024.
Mr. R.G.J. Gehring is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.