ECLI:NL:RBOVE:2024:6920

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
20 december 2024
Publicatiedatum
23 december 2024
Zaaknummer
08.133181.24 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een 25-jarige man voor mishandeling van zijn vader en bedreiging van zijn moeder met dwangverpleging

Op 20 december 2024 heeft de Rechtbank Overijssel een 25-jarige man veroordeeld tot een gevangenisstraf van 8 maanden en de maatregel van terbeschikkingstelling (TBS) met dwangverpleging. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het meermalen mishandelen van zijn vader en het bedreigen van zijn moeder met de dood. De mishandelingen vonden plaats tussen 1 januari 2024 en 16 april 2024, waarbij de verdachte zijn vader meerdere keren heeft geslagen en zijn moeder dreigend heeft toegesproken met woorden als 'ik steek je neer'. De rechtbank heeft de feiten bewezen verklaard op basis van getuigenverklaringen en proces-verbaal van aangifte. De verdachte vertoonde verward en agressief gedrag, wat leidde tot angst bij zijn ouders en andere omwonenden. De rechtbank heeft rekening gehouden met de ernst van de feiten, de psychische toestand van de verdachte en zijn verleden van geweldsdelicten. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, gezien zijn verstandelijke beperking en psychische stoornissen, niet in staat was om zijn gedrag onder controle te houden. Daarom werd TBS met dwangverpleging noodzakelijk geacht om de kans op recidive te verkleinen. De rechtbank heeft de verdachte ook veroordeeld tot een gevangenisstraf van 8 maanden, met aftrek van de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08.133181.24 (P)
Datum vonnis: 20 december 2024
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1999 in [geboorteplaats] ,
huidig BRP-adres: [adres 1] ,
nu verblijvende in de [verblijfplaats] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 18 september 2024 en van 6 december 2024.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. S. Yaprak, advocaat in Enschede, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:in de periode van 1 januari 2024 tot en met 16 april 2024 zijn vader meerdere malen heeft mishandeld;
feit 2:in de periode van 1 maart 2024 tot en met 16 april 2024 zijn moeder heeft bedreigd.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1
hij op één of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2024 tot en met 16 april 2024 te Almelo, zijn vader tot wie hij in familierechtelijke betrekking staat, [slachtoffer 1] , heeft mishandeld door
- de keel van die [slachtoffer 1] vast te pakken/vast te grijpen en/of vervolgens (gedurende enige tijd) de keel van voornoemde [slachtoffer 1] dicht te knijpen en/of dicht te houden (ten gevolge waarvan op enigerlei wijze de zuurstoftoevoer voor die [slachtoffer 1] af werd gesloten),
- die [slachtoffer 1] (met gebalde vuist) op/tegen het (boven)lichaam te slaan en/of te stompen en/of
- die [slachtoffer 1] (met gebalde vuist) in/op/tegen het gezicht, althans op/tegen het hoofd te slaan en/of te stompen;
2
hij in of omstreeks de periode van 1 maart 2024 tot en met 16 april 2024 te Almelo, [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer 2] dreigend de woorden toe te voegen "ik steek je neer. Ik snij je hoofd eraf", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.

3.De bewijsmotivering

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de feiten 1 en 2 wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft ten aanzien van feit 1 geen verweer gevoerd en zich ten aanzien van feit 2 gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
De redengevende feiten en omstandigheden ten aanzien van feit 1 en feit 2
De rechtbank stelt op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen en de behandeling ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden vast.
Verdachte woonde sinds twee jaren feitelijk weer bij zijn ouders aan de [adres 2] . Nadat verdachte op enig moment weer begon met het gebruiken van drugs, veranderde zijn gedrag. Hij vertoonde verward en agressief gedrag.
In januari 2024 sloeg verdachte zijn vader, [slachtoffer 1] , tegen het gezicht.
In maart 2024 stompte verdachte zijn vader meerdere keren met gebalde vuist tegen het gezicht. Ook bedreigde verdachte zijn moeder, [slachtoffer 2] , met de woorden ‘ik steek je neer’ en ‘ik snijd je hoofd eraf’.
Op 16 april 2024 had verdachtes moeder familie uitgenodigd voor het avondeten. Tijdens het avondeten werd verdachte boos op zijn vader. Verdachte deed zijn arm om de nek van zijn vader, waardoor de keel van zijn vader werd dichtgedrukt. Hierdoor kreeg zijn vader geen lucht meer. Hij liep rood aan. Vervolgens stompte verdachte zijn vader meerdere keren met gebalde vuist tegen het bovenlichaam.
De conclusie
Op grond van voornoemde feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat verdachte zijn vader meerdere malen heeft mishandeld
(feit 1)en zijn moeder heeft bedreigd (
feit 2).
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
1
hij op meerdere tijdstippen in de periode van 1 januari 2024 tot en met 16 april 2024 te Almelo, zijn vader tot wie hij in familierechtelijke betrekking staat, [slachtoffer 1] , heeft mishandeld door
  • de keel van die [slachtoffer 1] vast te pakken/vast te grijpen en vervolgens gedurende enige tijd de keel van voornoemde [slachtoffer 1] dicht te knijpen en dicht te houden, ten gevolge waarvan op enigerlei wijze de zuurstoftoevoer voor die [slachtoffer 1] af werd gesloten en
  • die [slachtoffer 1] met gebalde vuist op/tegen het bovenlichaam te stompen en
  • die [slachtoffer 1] (met gebalde vuist) tegen het gezicht te slaan en stompen;
2
hij in de periode van 1 maart 2024 tot en met 16 april 2024 te Almelo, [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door die [slachtoffer 2] dreigend de woorden toe te voegen "ik steek je neer. Ik snijd je hoofd eraf".
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 285 en 300 juncto 304 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf: mishandeling, terwijl de schuldige het misdrijf begaat tegen zijn vader tot wie hij in familierechtelijke betrekking staat, meermalen gepleegd;
feit 2
het misdrijf: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van acht maanden met aftrek van de in voorarrest doorgebrachte tijd en dat daarnaast de maatregel van terbeschikkingstelling (hierna: TBS) met dwangverpleging wordt opgelegd.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft namens verdachte bepleit om te volstaan met het opleggen van een gevangenisstraf die gelijk is aan het reeds ondergane voorarrest. Daarnaast heeft de raadsman verzocht om aan verdachte geen TBS met dwangverpleging op te leggen, omdat er minder ingrijpende alternatieven zijn, zoals een klinische opname of TBS met voorwaarden, om aan het gedrag en de verslaving van verdachte te werken.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
De ernst van de feiten
Verdachte heeft in een periode van enkele maanden zijn vader meerdere keren mishandeld en zijn moeder bedreigd. In die periode ging het steeds slechter met verdachte. Hij vertoonde verward, onvoorspelbaar en agressief gedrag en dat leidde tot angstgevoelens bij zijn ouders, andere familieleden en buurtbewoners. Enkele van hen zijn getuige geweest van de feiten die verdachte heeft begaan. De moeder van verdachte heeft na deze feiten aangifte gedaan, uit angst voor verdere escalatie. Zij vreesde voor haar eigen veiligheid en die van haar gezin en wilde dat haar zoon de juiste hulp zou krijgen. De vader van verdachte heeft geen verklaring willen afleggen bij de politie, uit angst voor de gevolgen. Verdachtes schoonzus heeft bij de politie verklaard dat zij bang is voor de reactie van verdachte als hij erachter komt dat zij een verklaring heeft afgelegd. De feiten die verdachte heeft begaan en de omstandigheden waaronder dat is gebeurd, hebben grote gevolgen gehad voor de slachtoffers. Daar komt bij dat deze hebben plaatsgevonden in hun eigen huis, bij uitstek een plek waar zij zich veilig moeten kunnen voelen.
De justitiële documentatie
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie betreffende verdachte van 23 september 2024. Hieruit blijkt dat verdachte meermalen is veroordeeld voor (zware) geweldsdelicten, waaronder een gewapende overval, maar ook voor huiselijk geweld. Voor laatstgenoemde feiten is aan verdachte in 2019 een PIJ-maatregel opgelegd.
Gevangenisstraf
Gezien de ernst van de gepleegde feiten in samenhang bezien met het patroon in het strafblad van verdachte kan daarop naar het oordeel van de rechtbank niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.
De Pro Justitia rapportages
Over verdachte zijn de volgende rapportages opgemaakt:
- een rapportage van 1 oktober 2024 van drs. J.S.H. Stolk, GZ-psycholoog en
- een rapportage van 1 november 2024 van drs. P. Bokšan, psychiater.
De diagnose
Uit deze rapportages komt naar voren dat volgens beide deskundigen bij verdachte sprake is van een verstandelijke ontwikkelingsstoornis (licht verstandelijke beperking (hierna: LVB)). Daarnaast is volgens de psychiater sprake van (mogelijk) psychotische kwetsbaarheid en spreekt de psycholoog van een psychotische stoornis. Ook wordt door beide deskundigen vastgesteld dat bij verdachte een stoornis in cannabisgebruik aanwezig is. Tot slot heeft de psychiater gerapporteerd dat bij verdachte sprake is van een autismespectrumstoornis. De psycholoog heeft in haar rapportage opgenomen dat hoewel laatstgenoemde stoornis eerder is vastgesteld, zij zelf op dit moment onvoldoende argumenten vindt om deze stoornis
– naast de verstandelijke ontwikkelingsstoornis – bij verdachte vast te stellen.
Aanwezigheid van stoornis tijdens de bewezenverklaarde feiten
Volgens beide deskundigen waren de LVB en de psychotische stoornis aanwezig ten tijde van het plegen van de tenlastegelegde feiten. De psychotische symptomen kunnen daarbij verergerd zijn door drugsgebruik en door de LVB. Zonder drugsgebruik is al sprake van sterke achterdocht, mét drugsgebruik worden de psychotische symptomen meer floride (hallucinaties), vooral bij overvraging van zijn beperkte zelfredzaamheid.
De toerekening
De psychiater adviseert om de ten laste gelegde feiten in sterk verminderde mate aan verdachte toe te rekenen. Vanwege zijn autisme en de LVB was verdachte, mede vanuit zijn paranoïde psychose ten tijde van het plegen van het ten laste gelegde, niet in staat zijn gedrag onder controle te houden of na te denken over de gevolgen van zijn gedragingen. Hij ging impulsief op zijn doel af en hij gedroeg zich agressief. Zijn gedrag was erg antisociaal en dwingend.
Volgens de psycholoog is de beïnvloeding van de stoornissen op verdachtes gedragskeuzes en gedragingen ten tijde van het plegen van de feiten niet goed te bepalen, omdat verdachte de feiten ontkent en ook ontkent dat hij in een psychose zat. Gezien de aard en de ernst van de stoornissen op het moment van het plegen van de strafbare feiten durft de psycholoog wel te stellen dat het zeer onwaarschijnlijk is dat de feiten verdachte volledig zouden kunnen worden toegerekend.
De kans op recidive
De psychiater rapporteert dat de kans op gewelddadige incidenten hoog is als verdachte
– bij gelijkblijvende psychopathologie – geen psychiatrische behandeling, begeleiding en verblijf bij een gespecialiseerde instelling krijgt. Als verdachte zelfstandig en zonder toezicht zal gaan wonen, valt hij naar alle waarschijnlijkheid terug op zijn ouders en dat maakt het recidivegevaar hoog. Er zijn weinig beschermende factoren.
De psycholoog rapporteert dat het recidiverisico hoog is, als verdachte redelijk zelfstandig moet functioneren en drugs gebruikt. Het ontbreekt bij verdachte aan inzicht in de stoornis, in de noodzaak van behandeling daarvoor en aan inzicht in het risico op gewelddadig gedrag.
Als bij verdachte de stress toeneemt, neemt zijn achterdocht toe, neemt de kans op middelengebruik toe en zal hij zichzelf niet kunnen terughouden als hij zonder begeleiding mag gaan en staan waar hij wil. Middelengebruik induceert en wakkert, in combinatie met zijn verstandelijke beperking, psychoses aan. Als verdachte psychotisch is, is de kans op gewelddadig gedrag groot.
Advies ten aanzien van de interventies
Om de kans op recidive te verminderen, is volgens de psychiater een plaatsing in een Forensisch Psychiatrische Kliniek (FPK) noodzakelijk. Daar kan verdachte de nodige behandeling en begeleiding krijgen, die gericht zijn op zijn stoornissen en de invloeden die middelengebruik op zijn antisociale gedragingen, agressieregulatie en impulsiviteit hebben. Daarbij is de inzet van urinecontroles op cannabisgebruik nodig en valt te overwegen om verdachte in te stellen op een antipsychoticum. De psychiater rapporteert dat het zorgelijk is dat verdachte gerecidiveerd is tijdens een lopende PIJ-maatregel. Forensische behandeling en toezicht hebben schijnbaar een terugval niet kunnen voorkomen. Het behandeladvies is alleen mogelijk binnen het kader van TBS met dwangverpleging, omdat verdachte zich in een voorwaardelijk kader niet heeft kunnen houden aan de voorwaarden, waaronder het abstinent blijven van cannabis. Tegelijkertijd is gebleken dat verdachte binnen een strak gestructureerde en duidelijke omgeving wel in staat is om abstinent te blijven. Het kader van TBS met dwangverpleging biedt daarnaast de mogelijkheid om verdachte in te stellen op een antipsychoticum en dat verkleint de kans op recidive.
Ook de psycholoog rapporteert dat verdachte, om het recidive op geweldsincidenten te verlagen, het nodig heeft om in een gestructureerde omgeving voortdurend bij de hand te worden genomen. Binnen de gestructureerde omgeving van de JJI heeft verdachte goed gefunctioneerd, maar meer zelfstandigheid leidt tot recidive. In het verleden zijn ambulante trajecten onvoldoende gebleken om recidive te voorkomen, evenals 24-uur aanwezige begeleiding binnen een iets ruimer kader. Gezien de aard van de problematiek is de inschatting dat verdachte zijn leven lang afhankelijk zal blijven van een vorm van begeleiding waarbij het gebrek aan ziekte-inzicht een complicerende factor is. Het is van groot belang dat verdachte wordt geplaatst in een setting passend bij zijn verstandelijke beperking. De psycholoog adviseert de behandeling te plaats te laten vinden binnen het kader van de TBS, waarbij TBS met voorwaarden niet wordt geadviseerd. Uiteindelijk zal verdachte zich niet aan de voorwaarden kunnen houden en is er geen ziekte-inzicht. De psycholoog acht een zorgmachtiging niet passend, omdat die gericht is op een verantwoorde uitstroom op korte termijn. Dat is voor verdachte geen realistische verwachting.
Het reclasseringsadvies
De rechtbank heeft eveneens acht geslagen op het reclasseringsadvies van Reclassering Nederland van 25 november 2024, opgemaakt en ondertekend door [reclasseringswerker] , reclasseringswerker, en zijn toelichting daarop ter terechtzitting.
De reclassering schaart zich achter de diagnostiek zoals beschreven in de Pro Justitia rapportages en achter de mate van toerekenbaarheid van het ten laste gelegde aan verdachte. De reclassering onderschrijft het advies van de psycholoog en de psychiater.
De afgelopen jaren is er op verschillende ambulante en klinische wijzen (JJI) getracht om verdachte meer probleembesef en probleeminzicht te verschaffen ten einde een gedragspatroon te ontwikkelen dat maatschappelijk aanvaardbaar is. Het is gebleken dat deze inspanningen onvoldoende resultaat hebben gesorteerd. De onderhavige feiten hebben plaatsgevonden ten tijde van verdachtes lopende PIJ-maatregel. De inschatting is dat er op dit moment geen samenwerkingsrelatie met verdachte kan worden aangegaan in het kader van een TBS met voorwaarden, omdat verdachte niet bij machte is zich langdurig aan
voorwaarden te kunnen conformeren. Niet eens zozeer vanuit onwil, maar vooral vanuit onmacht. Een kader met een meer dwingend karakter wordt nodig geacht, omdat zijn motivatie (die extern is ingegeven) en inzicht als te gering worden beschouwd en hij in het verleden te vaak is afgehaakt in de destijds geboden (ambulante) trajecten.
De rechtbank neemt de conclusies van de Pro Justitia rapporteurs en de reclassering over.
De maatregel TBS
De rechtbank stelt vast dat de bewezenverklaarde feiten misdrijven zijn als bedoeld in artikel 37a Sr waarvoor terbeschikkingstelling mogelijk is. Bij verdachte bestond blijkens de rapportages van de gedragsdeskundigen ten tijde van het plegen van de feiten een gebrekkige ontwikkeling en een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens. Verder eist de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen en goederen het opleggen van de maatregel.
De rechtbank is van oordeel dat het, gelet op wat hiervoor uiteen is gezet, onverantwoord is om verdachte onbehandeld terug te laten keren in de maatschappij. De kans op recidive van gewelddadig gedrag is te groot. Gelet op wat de gedragsdeskundigen en de reclassering daarover hebben uiteengezet, acht de rechtbank oplegging van een klinische behandeling in het kader van een deels voorwaardelijke straf of een TBS met voorwaarden te risicovol. Hoewel de rechtbank net als de reclassering de indruk heeft gekregen dat bij verdachte geen sprake is van onwil maar van onmacht, is het gelet op de complexe problematiek van verdachte niet de verwachting dat hij bij machte is om zich aan de voorwaarden te houden. Daarmee is het onwaarschijnlijk dat TBS met voorwaarden leidt tot een adequate behandeling en daarmee tot het verlagen van het recidiverisico.
De rechtbank zal aan verdachte TBS met dwangverpleging opleggen. De rechtbank is zich ervan bewust dat dit een ingrijpende maatregel is. De ernst van de problematiek van verdachte en de noodzakelijke behandeling daarvoor, het door de stoornissen ingegeven gebrek aan ziekte-inzicht, de omstandigheid dat de eerder opgelegde PIJ-maatregel niet het gewenste effect heeft gehad en het gebrek aan een passend alternatief (zoals een zorgmachtiging of TBS met voorwaarden) leiden tot het oordeel dat TBS met dwangverpleging noodzakelijk en proportioneel is.
De rechtbank zal voorts ambtshalve de vraag beantwoorden of de TBS gemaximeerd is tot een periode van vier jaar of onbeperkt kan worden verlengd. Daartoe dient te worden vastgesteld of de maatregel is opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. In dat geval is de TBS niet gemaximeerd.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op de bewezenverklaring, de kwalificatie en de strafmotivering, in onderling verband en samenhang bezien, sprake is van meerdere misdrijven die gericht waren tegen of gevaar veroorzaakten voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen zoals bedoeld in artikel 38e, eerste lid Sr. Hieruit volgt dat er in de onderhavige zaak geen sprake is van een gemaximeerde TBS. De totale duur van de maatregel kan daarom een periode van vier jaar te boven gaan.

7.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 37b en 57 Sr.

8.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder feit 1 en feit 2 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1
het misdrijf: mishandeling, terwijl de schuldige het misdrijf begaat tegen zijn vader tot wie hij in familierechtelijke betrekking staat, meermalen gepleegd;
feit 2
het misdrijf: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
8 (acht) maanden;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
maatregel
- gelast dat de verdachte
ter beschikking wordt gestelden beveelt dat hij van
overheidswege zal worden verpleegd.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.A.M. Miltenburg, voorzitter, mr. L.J.C. Hangx en
mr. I. Piksen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. B.M. Hoek, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 20 december 2024.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland met nummer 2024174300. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal. De inhoud van de bewijsmiddelen is telkens alleen gebezigd tot bewijs van de tenlastegelegde feiten, waarop de inhoud in het bijzonder betrekking heeft.
Feit 1 en feit 2
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] van 16 april 2024, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van aangeefster op pagina 11 e.v.
Ik doe aangifte van mishandeling van mijn man. Op dinsdag 16 april 2024 was ik thuis aan de [adres 2] , waar ik samen met mijn man [slachtoffer 1] woon. Sinds twee jaar woont [verdachte] tijdelijk bij ons. [verdachte] is onze zoon. Ik zag dat [verdachte] zijn rechter arm om de nek van [slachtoffer 1] in verwurginggreep pakte. Ik zag dat de keel van [slachtoffer 1] dichtgedrukt werd door de arm van [verdachte] . Ik zag spierspanning op de arm van [verdachte] . Ik zag dat het gezicht van [slachtoffer 1] rood aanliep. Ik zag dat [slachtoffer 1] geen lucht kreeg. Ik hoorde [slachtoffer 1] met een gorgelende stem zeggen:" Laat mij los." Ik zag dat [verdachte] de nek losliet. Ik zag dat [verdachte] zijn rechterhand balde tot een vuist. Ik zag dat hij zijn rechterarm naar achter bewoog en vervolgens met kracht tegen het lichaam van [slachtoffer 1] sloeg. [verdachte] gaf twee klappen. Een klap tegen de rechterschouder en een klap tegen de linkerschouder.
2.
Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1] van 16 april 2024, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van de getuige op pagina 28 e.v.
Op 16 april 2024 was ik bij mijn zus en zwanger op visite. Zij wonen aan de [adres 2] . [verdachte] pakte hem van achteren met twee armen en met zijn linker arm om de nek en keel. Ik zag dat mijn zwager een rood hoofd kreeg en bijna geen adem meer kon krijgen. Toen liet hij hem los en gaf hem meerdere klappen met zijn vuisten op de schouders.
3.
Het proces-verbaal van aanvullend verhoor aangever van [slachtoffer 2] van 17 april 2024, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van aangeefster op pagina 13 e.v.
Mijn man is in januari van dit jaar ook door [verdachte] mishandeld. [verdachte] had toen mijn man
geslagen op zijn neus en mond waardoor hij een bloedlip kreeg. Buren waren hiervan
getuige.
4.
Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 2] van 17 april 2024, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van de getuige op pagina 20 e.v.
V : In januari 2024 heeft [verdachte] zijn vader mishandeld. Wat kunt u daar over
vertellen?
A : Alle buren hebben het gezien, [verdachte] lag boven op zijn vader. Ik zag dat zijn vader bloed boven zijn oog had.
5.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] van 17 april 2024, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van aangeefster op pagina 17 e.v.
Twee jaar geleden kwam mijn zoon [verdachte] bij ons in huis wonen. Hij kwam vrij na een gevangenisstraf voor een overval. Hij is vrijgekomen op voorwaarden, waar hij zich aan moest houden. Dit lukte hem 6 maanden. Het ging toen goed. Daarna ging hij weer wiet gebruiken, waar hij agressief van wordt. Hij is psychisch in de war.
Ongeveer een maand geleden, vroeg in de morgen, wilde ik naar mijn zus. Zij woont in [woonplaats] bij mij in de buurt. Ik wilde er lopend naartoe. [verdachte] kwam achter mij aan en drukte mij terug het huis in. Ik hoorde hem zeggen: Ik steek je neer. Ik snij je hoofd eraf. Ik voelde mij zeer bedreigd. Ik ben bang dat hij zijn bedreigingen daadwerkelijk gaat uitvoeren.
Een maand geleden zag ik dat mijn man [slachtoffer 1] geslagen werd door [verdachte] .
Ik zag dat [verdachte] [slachtoffer 1] sloeg met de rechter vuist in het gezicht van [slachtoffer 1] . [slachtoffer 1] werd meerdere keren geraakt op de lip en op de neus.
6.
Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 3] van 17 april 2024, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van de getuige op pagina 23 e.v.
Een maand of anderhalve maand geleden zag ik blauwe plekken bij mijn schoonvader.
Bij zijn linkeroog. Ook een blauwe zijkant van het gezicht.
O: Uw schoonmoeder verklaarde dat [verdachte] haar toen bedreigde met de woorden "ik steek
je neer", "ik snij je hoofd er af". Zoals gezegd zou u hier bij aanwezig zijn geweest.
V: Wat kunt u daar over verklaren?
Ik ben er wel eens bij geweest dat [verdachte] tegen mijn schoonouders zei dat hij ze dood zou maken.