ECLI:NL:RBOVE:2024:691

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
8 februari 2024
Publicatiedatum
9 februari 2024
Zaaknummer
993022-15
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Belastingfraude door 78-jarige vrouw met procesafspraken

Op 8 februari 2024 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 78-jarige vrouw, die werd beschuldigd van belastingfraude. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vrouw schuldig was aan het indienen van onjuiste belastingaangiften over de jaren 2011 tot en met 2014, waarbij zij opzettelijk een te laag belastbaar bedrag had opgegeven. De zaak kwam voort uit een heffingsonderzoek van de Belastingdienst bij een uitzendbureau waar haar echtgenoot bestuurder was. Tijdens het onderzoek werden in haar woning kluissleutels en 130 gouden Krugerrands aangetroffen, die niet volledig waren vermeld in de aangiften. De officier van justitie, mr. C.V. van Overbeeke, vorderde een schuldigverklaring zonder straf, conform gemaakte procesafspraken. De rechtbank heeft deze vordering gevolgd, omdat de verdachte vrijwillig had ingestemd met de afspraken en er geen straf of maatregel werd opgelegd. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, ondanks haar schuld, niet eerder was veroordeeld en dat de redelijke termijn van de procedure was overschreden. De rechtbank sprak de verdachte vrij van een tweede tenlastelegging, die betrekking had op witwassen, omdat dit niet bewezen kon worden. De uitspraak benadrukt het belang van procesafspraken in strafzaken en de gevolgen van belastingfraude voor de samenleving.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08-993022-15 (P)
Datum vonnis: 8 februari 2024
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 1946 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 16 september 2019 en 25 januari 2024.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. C.V. van Overbeeke en van wat door verdachte en haar raadslieden mr. I. Leenders en mr. C. van der Voort, advocaten te Breda, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:in de periode van 22 augustus 2012 tot en met 2 juni 2016 al dan niet samen met een ander, opzettelijk onjuiste of onvolledige aangiften inkomstenbelasting heeft ingediend;
feit 2:in de periode van 1 januari 2011 tot en met 21 mei 2015 al dan niet samen met een ander, een gewoonte heeft gemaakt van het witwassen van geldbedragen en/of gouden munten (Krugerrands).
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1
zij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 22 augustus 2012 tot en met 2 juni 2016 te Apeldoorn en/of Winschoten en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk (een) bij de Belastingwet voorziene aangifte(n), als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten
de aangifte voor de inkomstenbelasting 2011 ten name van [verdachte]
ingediend op 22 augustus 2012 en/of
de aangifte voor de inkomstenbelasting 2012 ten name van [verdachte]
ingediend op 21 mei 2015 en/of
de aangifte voor de inkomstenbelasting 2013 ten name van [verdachte]
ingediend op 12 mei 2015 en/of
de aangifte voor de inkomstenbelasting 2014 ten name van [verdachte]
ingediend op 2 juni 2015 (zie proces-verbaal bijlage DOC-013 en DOC-017) onjuist en/of onvolledig heeft gedaan, immers heeft verdachte en/of haar
mededader(s) (telkens) opzettelijk op het bij de Inspecteur der belastingen
of de Belastingdienst (elektronisch) ingeleverde en/of ingediende
aangiftebiljet(ten) inkomstenbelasting over genoemd(e) jaar/jaren (telkens)
een te laag belastbaar bedrag, althans (telkens) een te laag bedrag aan belasting opgegeven, terwijl dat feit (telkens) ertoe strekte dat te weinig belasting werd geheven;
2
zij in de periode van 1 januari 2011 tot en met 21 mei 2015 in Blijham,
gemeente Bellingwedde en/of in Winschoten, gemeente Oldambt, althans in
Nederland en/of Engeland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
althans alleen, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers heeft zij, verdachte, en/of haar medeverdachte
- telkens van een voorwerp, te weten een of meer geldbedrag/bedragen van in totaal van ongeveer EUR 506.868, althans enig geldbedrag, de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing verborgen en/of verhuld, dan wel verborgen en/of verhuld wie de werkelijke rechthebbende was op een voorwerp, terwijl zij verdachte en/of haar mededader, wist/wisten dat die voorwerpen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit misdrijf en/of
- telkens een voorwerp, te weten een of meer geldbedrag/bedragen van in totaal van ongeveer EUR 506.868, althans enig geldbedrag, verworven, overgedragen en omgezet, althans van (een) voorwerp(en), te weten (een) geldbedrag(en) (tot een totaal van ongeveer EUR 506.868, althans enig geldbedrag/bedragen), gebruik gemaakt, terwijl zij, verdachte, en/of haar mededader wist/wisten dat bovenomschreven voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren van enig misdrijf,
door- zakelijk omschreven onder meer-:
- in de periode van 31 december 2014 tot en met 21 mei 2015 contant over een of meer geldbedrag/bedragen, van in totaal ongeveer EUR 68.215, althans EUR 13.215, in ieder geval enig geldbedrag te beschikken, waarvan verdachte en/of haar mededader de herkomst van dat/die geldbedrag/bedragen niet kon(den) verklaren (AMB-006, p. 420, 421; AMB-022, p. 506 ad*3) en/of
- op of omstreeks 21 mei 2015 te beschikken over 130 (honderddertig) gouden Krugerrand munten, althans 91 (eenennegentig), in elk geval een aantal gouden Krugerrand munten, met een totale waarde van ongeveer EUR 130.000, in ieder geval van enige waarde, waarvan verdachte en/of haar mededader de herkomst van dat/die gouden Krugerrand munten niet kon(den) verklaren (AMB-006, p. 420, 421; AMB-022, p. 506) en/of
- telkens een/of meer geldbedrag(en) contant te storten op bankrekening [rekeningnummer 1] t.n.v. haar verdachte tot een totaal van ongeveer EUR 359.470, althans enig geldbedrag en/of vervolgens een deel van die/dat bedrag(en) weer contant op te nemen, te weten EUR 191.900 (AMB-027, p. 533; AMB-012, 456,458, 459 t/m 465 en 467) en/of
- telkens een/of meer geldbedrag(en) contant op te opnemen van bankrekening(en) [rekeningnummer 2] en/of [rekeningnummer 1] (beide) t.n.v. haar verdachte tot een totaal van ongeveer 189.320 euro, althans enig geldbedrag (AMB-027, p. 534) en/of
- telkens een/of meer geldbedrag(en) over te maken van bankrekening(en) [rekeningnummer 2] (ING) en/of [rekeningnummer 1] (ABNAMRO) en/of [rekeningnummer 3] (ABNAMRO) (telkens) ten name van haar, verdachte, tot een totaal bedrag van 299.933 euro, althans enig geldbedrag, naar [rekeningnummer 4] (2-OPV, p. 54; AMB-013, p 470 t/m 472), welke rekening gezamenlijk werd gehouden met [naam] (geb. [geboortedatum 2] -1973) en/of [medeverdachte] (geb. [geboortedatum 3] -1942) (AMB-027, p.539; AMB-025, p. 525 en 526).

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.Procesafspraken

Op 18 september 2023 is tussen verdachte, medeverdachte [medeverdachte] en het Openbaar Ministerie een overeenkomst gesloten waarin procesafspraken zijn gemaakt over de strafzaken van verdachte en medeverdachte [medeverdachte] (hierna: procesafspraken). Verdachte is bij de totstandkoming van de procesafspraken bijgestaan door haar raadslieden. De rechtbank heeft ten aanzien van de inhoud van de procesafspraken geen enkele bemoeienis gehad.
De procesafspraken houden, zakelijk weergegeven, het volgende in:
  • het Openbaar Ministerie zal ter terechtzitting de rechtbank verzoeken over te gaan tot bewezenverklaring van het aan verdachte onder 1 tenlastegelegde;
  • het Openbaar Ministerie zal ter terechtzitting de rechtbank verzoeken om verdachte vrij te spreken van het onder 2 tenlastegelegde;
  • de verdediging zal geen nadere onderzoekswensen indienen, geen bewijsverweren en rechtmatigheidsverweren voeren, en zal zich akkoord verklaren met een eventuele bewezenverklaring;
  • het Openbaar Ministerie zal ter terechtzitting in de strafzaak tegen verdachte de rechtbank verzoeken om te bepalen dat geen straf of maatregel wordt opgelegd op grond van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht (Sr);
  • de verdediging zal geen verweer voeren omtrent undue delay en zich akkoord verklaren met de strafeis;
  • de verdediging zal geen verweer voeren ten aanzien van het beslag. Verdachte en medeverdachte doen afstand van de in beslag genomen goederen: € 68.215,-- en 130 Krugerrands (gouden munten), omdat deze aan de Staat toekomen gelet op de afspraken in de vaststellingsovereenkomst die verdachte en medeverdachte met de Belastingdienst hebben gesloten.
Op de terechtzitting van 25 januari 2024 zijn de procesafspraken uitgebreid en indringend met verdachte besproken. Daarbij heeft de rechtbank getoetst of verdachte vrijwillig aan de gemaakte afspraken heeft meegewerkt, of dit op basis van voldoende en duidelijke informatie is geweest, of zij begreep wat deze afspraken inhielden en welke gevolgen deze voor haar en haar strafzaak zouden hebben. Verdachte heeft desgevraagd verklaard dat zij bekend is met de inhoud van de procesafspraken en dat deze op basis van voldoende en duidelijke informatie tot stand zijn gekomen. Verdachte wil dat deze strafzaak na jaren tot een einde komt. Zij weet wat de gevolgen van de procesafspraken zijn en zij heeft vrijwillig ingestemd met de afspraken.
5. De bewijsoverwegingen [1]
5.1
Inleiding
Verdachte is gehuwd met medeverdachte [medeverdachte] . [medeverdachte] was middellijk bestuurder van [bedrijf] B.V., een uitzendbureau voor taxichauffeurs. De Belastingdienst heeft een heffingsonderzoek omzetbelasting uitgevoerd bij [bedrijf] B.V. In het kader van het strafrechtelijk onderzoek bij [bedrijf] B.V. heeft een doorzoeking ter inbeslagneming plaatsgevonden in de woning van verdachte. In haar woning werden kluissleutels van twee safeloketten bij de Rabobank aangetroffen. In één van de safeloketten werden 130 Krugerrands aangetroffen; gouden munten uit ZuidAfrika. Verdachte heeft de Krugerrands niet volledig vermeld in de aangiften inkomstenbelasting.
5.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 1 ten laste gelegde feit wettig en overtuigend kan worden bewezen verklaard en dat verdachte – conform de procesafspraken – moet worden vrijgesproken van het onder 2 tenlastegelegde.
5.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
5.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte onder 2 is ten laste gelegd, zodat zij haar daarvan zal vrijspreken.
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 1 ten laste gelegde feiten op grond van de volgende bewijsmiddelen:
  • het procesverbaal van doorzoeking ter inbeslagneming van 29 mei 2015, met bijlage (AMB005a);
  • het procesverbaal van doorzoeking ter inbeslagneming van 28 augustus 2015 (AMB006);
  • een schriftelijk bescheid, te weten de ambtsedige verklaring inkomstenbelasting van 17 juli 2015 (DOC013).
5.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
zij in de periode van 22 augustus 2012 tot en met 2 juni 2016 in Nederland, telkens opzettelijk bij de Belastingwet voorziene aangiften, als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten
de aangifte voor de inkomstenbelasting 2011 ten name van [verdachte]
ingediend op 22 augustus 2012 en
de aangifte voor de inkomstenbelasting 2012 ten name van [verdachte]
ingediend op 21 mei 2014 en
de aangifte voor de inkomstenbelasting 2013 ten name van [verdachte]
ingediend op 12 mei 2015 en
de aangifte voor de inkomstenbelasting 2014 ten name van [verdachte]
ingediend op 2 juni 2015,
onjuist heeft gedaan, immers heeft verdachte telkens opzettelijk op de bij de Inspecteur der belastingen of de Belastingdienst elektronisch ingediende aangiftebiljetten inkomstenbelasting over genoemde jaren telkens een te laag belastbaar bedrag opgegeven, terwijl dat feit telkens ertoe strekte dat te weinig belasting werd geheven.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij haar daarvan zal vrijspreken.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

6.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in artikel 69 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (Awr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf:
opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist doen, terwijl het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, meermalen gepleegd.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezen verklaarde feit.

8.De op te leggen straf of maatregel

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft – conform de procesafspraken – gevorderd dat verdachte ter zake van feit 1 schuldig wordt verklaard zonder dat een straf of maatregel wordt opgelegd.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om de vordering van de officier van justitie te volgen.
8.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het plegen van belastingfraude en met haar handelen afbreuk gedaan aan het vertrouwen waarop het systeem van de Belastingdienst is gebaseerd. De door verdachte haar handelen ontstane schade raakt niet alleen de Belastingdienst, maar indirect ook alle belastingbetalers in Nederland. Verdachte liet zich enkel leiden door haar eigen gewin. De rechtbank rekent dit verdachte aan.
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie betreffende verdachte van 11 januari 2024. Hieruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit.
De rechtbank stelt voorop dat zij haar eigen belangenafweging maakt bij de bepaling van de op te leggen straf. De rechtbank houdt er rekening mee dat de redelijke termijn in deze zaak fors is overschreden met een periode van meerdere jaren (sinds 2015), terwijl de complexiteit van de zaak, dan wel andere factoren die buiten de macht van verdachte liggen, een dergelijke overschrijding niet rechtvaardigen. Daarbij heeft de rechtbank ook acht geslagen op de aard van de procesafspraken die kunnen bijdragen aan het verkorten van de procedure en het efficiënter en effectiever afdoen van de zaak waar de afspraken op zien. Dat zal er naar verwachting toe leiden dat de Belastingdienst sneller (een deel van) het geleden nadeel zal kunnen verhalen op verdachte. Door het afsluiten van de strafzaak op de wijze als in de procesafspraken is overeengekomen, wordt de toch al langdurige behandeltijd aanzienlijk verkort. Gelet op het voorgaande, de tijdsoverschrijding en hetgeen op zitting met betrekking tot de persoon, de (kleinere) rol van verdachte bij het plegen van het strafbare feit en de persoonlijke omstandigheden van verdachte naar voren is gekomen, is de rechtbank van oordeel dat de afdoening zoals geëist door de officier van justitie in een redelijke verhouding staat tot de ernst van de zaak.
De rechtbank ziet na het afwegen van alle belangen voldoende aanleiding om conform het afdoeningsvoorstel geen straf of maatregel op te leggen aan verdachte.
8.4
De inbeslaggenomen voorwerpen
De officier van justitie heeft ter terechtzitting toegezegd dat het beslag dat op een Engelse bankrekening (Lloyds) ligt, zal worden opgeheven. De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de ordner met administratie kan worden teruggegeven aan verdachte.
Verdachte heeft afstand gedaan van de inbeslaggenomen Engelse ponden met een waarde van € 760,63, het contante geld (€ 68.215,--) en de 130 Krugerrands. Het contante geld en de Krugerrands zijn geleverd aan de Belastingdienst.
De rechtbank zal gelet hierop geen beslagbeslissing nemen.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen.

10.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt haar daarvan vrij;
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt haar daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
feit 1, het misdrijf:
opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist doen, terwijl het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, meermalen gepleegd;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1 bewezen verklaarde;
straf
- bepaalt dat voor feit 1 geen straf of maatregel wordt opgelegd.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.M.F. Schreurs, voorzitter, mr. H. Stam en mr. H.H. de Boef, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A. Lautenbag, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 8 februari 2024.
Buiten staat
Mr. de Boef is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
De griffier is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de Fiscale inlichtingen- en opsporingsdienst (FIOD) met nummer 55907. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.