ECLI:NL:RBOVE:2024:690

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
8 februari 2024
Publicatiedatum
9 februari 2024
Zaaknummer
996053-15
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Belastingfraude door middellijk bestuurder van uitzendbureau met aanzienlijke belastingnadeel

Op 8 februari 2024 heeft de Rechtbank Overijssel een 81-jarige man veroordeeld tot een taakstraf van 120 uren wegens belastingfraude. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, als middellijk bestuurder van [bedrijf] B.V., opzettelijk onjuiste aangiften omzetbelasting heeft ingediend, wat resulteerde in een belastingnadeel van € 834.490. Daarnaast heeft hij onjuiste aangiften inkomstenbelasting gedaan. De rechtbank benadrukte dat het handelen van de verdachte niet alleen de Belastingdienst schaadt, maar ook het vertrouwen van alle belastingbetalers in Nederland ondermijnt. De verdachte heeft zich laten leiden door eigen gewin, wat de rechtbank zwaar heeft aangerekend. De zaak is behandeld in een meervoudige kamer in Almelo, waar de rechtbank de geldigheid van de dagvaarding en de ontvankelijkheid van de officier van justitie heeft vastgesteld. Tijdens de zittingen zijn procesafspraken gemaakt tussen de verdachte, medeverdachte en het Openbaar Ministerie, waarbij de verdachte vrijwillig instemde met de gemaakte afspraken. De rechtbank heeft de bewezenverklaring van de feiten 1 en 2 vastgesteld, maar sprak de verdachte vrij van feit 3, dat betrekking had op witwassen. De rechtbank heeft rekening gehouden met de lange duur van de procedure en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte bij het opleggen van de straf.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08-996053-15 (P)
Datum vonnis: 8 februari 2024
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 1942 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 16 september 2019 en 25 januari 2024.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. C.V. van Overbeeke en van wat door verdachte en zijn raadslieden mr. I. Leenders en mr. C. van der Voort, advocaten te Breda, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:in de periode van 28 april 2011 tot en met 29 juli 2013 feitelijk leiding heeft gegeven aan het door [bedrijf] B.V. opzettelijk indienen van onjuiste of onvolledige aangiften omzetbelasting
(primair), dan wel dat hij opzettelijk onjuiste of onvolledige aangiften omzetbelasting ten name van [bedrijf] B.V. heeft ingediend
(subsidiair);
feit 2:in de periode van 22 augustus 2012 tot en met 2 juni 2016 al dan niet samen met een ander, opzettelijk onjuiste of onvolledige aangiften inkomstenbelasting ten name van hemzelf heeft ingediend;
feit 3:in de periode van 1 januari 2011 tot en met 21 mei 2015 al dan niet samen met een ander, een gewoonte heeft gemaakt van het witwassen van geldbedragen en/of gouden munten (Krugerrands).
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1.
[bedrijf] B.V. op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 28
april 2011 tot en met 29 juli 2013 te Apeldoorn en/of Winschoten, gemeente
Oldambt en/of elders in Nederland, opzettelijk een bij de Belastingwet
voorziene aangifte, als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen,
te weten een aangifte voor de omzetbelasting over het 1e kwartaal 2011 en/of
2e kwartaal 2011 en/of 3e kwartaal 2011 en/of 4e kwartaal 2011 en/of 1e
kwartaal 2012 en/of 2e kwartaal 2012 en/of 3e kwartaal 2012 en/of 4e kwartaal
2012 en/of 1e kwartaal 02103 en/of 2e kwartaal 2013 (zie proces-verbaal
bijlage DOC-012) onjuist en/of onvolledig heeft gedaan, immers heeft die
[bedrijf] B.V. opzettelijk op het bij de Inspecteur der belastingen of de
Belastingdienst te Apeldoorn en/of elders in Nederland ingeleverde /
ingediende aangifte(s) omzetbelasting over genoemde kwartaal/kwartalen
(telkens) een te laag belastbaar bedrag, althans (telkens) een te laag bedrag
aan belasting opgegeven,
terwijl dat feit (telkens) ertoe strekte dat te weinig belasting werd geheven, tot het plegen van welk(e) bovenomschreven strafbare feit(en) verdachte (telkens) opdracht heeft gegeven, dan wel aan welke bovenomschreven verboden gedraging(en) verdachte (telkens) leiding heeft gegeven (zie proces-verbaal bijlage DOC-001);
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 28 april 2011
tot en met 29 juli 2013 te Apeldoorn en/of Winschoten en/of elders in
Nederland, opzettelijk een bij de Belastingwet voorziene aangifte, als
bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten een aangifte
voor de omzetbelasting over het 1e kwartaal 2011 en/of 2e kwartaal 2011 en/of
3e kwartaal 2011 en/of 4e kwartaal 2011 en/of 1e kwartaal 2012 en/of 2e
kwartaal 2012 en/of 3e kwartaal 2012 en/of 4e kwartaal 2012 en/of 1e kwartaal
02103 en/of 2e kwartaal 2013 (zie proces-verbaal bijlage DOC-012) onjuist
en/of onvolledig heeft gedaan, immers heeft [bedrijf] B.V. opzettelijk op het
bij de Inspecteur der belastingen of de Belastingdienst te Apeldoorn en/of
elders in Nederland ingeleverde / ingediende aangifte(s) omzetbelasting over
genoemde kwartaal/kwartalen (telkens) een te laag belastbaar bedrag, althans
(telkens) een te laag bedrag aan belasting opgegeven;
2
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 22 augustus 2012 tot en met 2 juni 2016 te Apeldoorn en/of Winschoten, gemeente Oldambt en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk (een) bij de Belastingwet voorziene aangifte(n), als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten:
de aangifte voor de inkomstenbelasting 2011 ten name van [verdachte] ingediend op 22 augustus 2012 en/of
de aangifte voor de inkomstenbelasting 2012 ten name van [verdachte] ingediend op 21 mei 2015 en/of
de aangifte voor de inkomstenbelasting 2013 ten name van [verdachte] op 12 mei 2015 en/of de aangifte voor de inkomstenbelasting 2014 ten name van [verdachte] ingediend
op 2 juni 2015 (zie proces-verbaal bijlage DOC-013 en DOC-017)
onjuist en/of onvolledig heeft gedaan, immers heeft verdachte en/of zijn
mededader(s) (telkens) opzettelijk op het bij de Inspecteur der belastingen
of de Belastingdienst (elektronisch) ingeleverde en/of ingediende
aangiftebiljet(ten) inkomstenbelasting over genoemd(e) jaar/jaren (telkens)
een te laag belastbaar bedrag, althans (telkens) een te laag bedrag aan belasting opgegeven, terwijl dat feit (telkens) ertoe strekte dat te weinig belasting werd geheven (zie proces-verbaal AMB-012, p. 456; AMB-017, p. 534; DOC-014, p. 799; DOC-015, p. 803 en 804; AMB-022, p. 506 onder ad *3; AMB-022, p. 506; AMB-012 p. 455 t/m 468, 2-OPV, p. 54; AMB-013, p. 472; AMB-025, p. 525)
3
hij in de periode van 1 januari 2011 tot en met 21 mei 2015 in Blijham,
gemeente Bellingwedde en/of in Winschoten, gemeente Oldambt, althans in
Nederland en/of Engeland, tezamen en in vereniging met een ander, althans
alleen, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers heeft hij, verdachte, en/of zijn medeverdachte
- telkens van een voorwerp, te weten een of meer geldbedrag/bedragen van in totaal van ongeveer EUR 506.868, althans enig geldbedrag, de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing verborgen en/of verhuld, dan wel verborgen en/of verhuld wie de werkelijke rechthebbende was op een voorwerp, terwijl hij verdachte en/of zijn mededader, wist/wisten dat die voorwerpen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit misdrijf en/of
- telkens een voorwerp, te weten een of meer geldbedrag/bedragen van in totaal van ongeveer EUR 506.868, althans enig geldbedrag, verworven, overgedragen en omgezet, althans van (een) voorwerp(en), te weten (een) geldbedrag(en) (tot een totaal van ongeveer EUR 506.868, althans enig geldbedrag/bedragen), gebruik gemaakt, terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader wist/wisten dat bovenomschreven voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren van enig misdrijf,
door- zakelijk omschreven onder meer-:
- in de periode van 31 december 2014 tot en met 21 mei 2015 contant over een of meer geldbedrag/bedragen, van in totaal ongeveer EUR 68.215, althans EUR 13.215, in ieder geval enig geldbedrag te beschikken, waarvan verdachte en/of zijn mededader de herkomst van dat/die geldbedrag/bedragen niet kon(den) verklaren (AMB-006, p. 420, 421; AMB-022, p. 506 ad*3) en/of
- op of omstreeks 21 mei 2015 te beschikken over 130 (honderddertig) gouden Krugerrand munten, althans 91 (eenennegentig), in elk geval een aantal gouden Krugerrand munten, met een totale waarde van ongeveer EUR 130.000, in ieder geval van enige waarde, waarvan verdachte en/of zijn mededader de herkomst van dat/die gouden Krugerrand munten niet kon(den) verklaren (AMB-006, p. 420, 421; AMB-022, p. 506) en/of
- telkens een/of meer geldbedrag(en) contant te storten op bankrekening [rekeningnummer 1] t.n.v. medeverdachte [medeverdachte] tot een totaal van ongeveer EUR 359.470, althans enig geldbedrag en/of vervolgens een deel van die/dat bedrag(en) weer contant op te nemen, te weten EUR 191.900 (AMB-027, p.3; AMB-012, 456,458, 459 t/m 465 en 467) en/of
- telkens een/of meer geldbedrag(en) contant op te opnemen van bankrekening(en) [rekeningnummer 2] en/of [rekeningnummer 1] (beide) t.n.v. medeverdachte [medeverdachte] tot een totaal van ongeveer 189.320 euro, althans enig geldbedrag (AMB-027, p. 534) en/of
- telkens een/of meer geldbedrag(en) over te maken van bankrekening(en) [rekeningnummer 2] (ING) en/of [rekeningnummer 1] (ABNAMRO) en/of [rekeningnummer 5] (ABNAMRO) (telkens) ten name van medeverdachte [medeverdachte] tot een totaal bedrag van 299.933 euro, althans enig geldbedrag, naar [rekeningnummer 3] (2-OPV, p. 54; AMB-013, p 470 t/m 472), welke rekening gezamenlijk werd gehouden met [naam] (geb. [geboortedatum 2] -1973) en/of verdachte ( [verdachte] ) (geb. [geboortedatum 1] -1942) (AMB-027, p.539; AMB-025, p. 525 en 526) en/of
- een/of meer geldbedrag(en) tot een totaal bedrag van EURO 24.500, althans enig geldbedrag, contant op te opnemen van bankrekening [rekeningnummer 4] t.n.v. hem verdachte (AMB-012, p. 466).

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.Procesafspraken

Op 18 september 2023 is tussen verdachte, medeverdachte [medeverdachte] en het Openbaar Ministerie een overeenkomst gesloten waarin procesafspraken zijn gemaakt over de strafzaken van verdachte en medeverdachte [medeverdachte] (hierna: procesafspraken). Verdachte is bij de totstandkoming van de procesafspraken bijgestaan door zijn raadslieden. De rechtbank heeft ten aanzien van de inhoud van de procesafspraken geen enkele bemoeienis gehad.
De procesafspraken houden, zakelijk weergegeven, het volgende in:
  • het Openbaar Ministerie zal ter terechtzitting de rechtbank verzoeken over te gaan tot bewezenverklaring van het aan verdachte onder 1 en 2 tenlastegelegde;
  • het Openbaar Ministerie zal ter terechtzitting de rechtbank verzoeken om verdachte vrij te spreken van het onder 3 tenlastegelegde;
  • de verdediging zal geen nadere onderzoekswensen indienen, geen bewijsverweren en rechtmatigheidsverweren voeren, en zal zich akkoord verklaren met een eventuele bewezenverklaring;
  • het Openbaar Ministerie zal ter terechtzitting in de strafzaak tegen verdachte een werkstraf van 120 uren vorderen;
  • de verdediging zal geen verweer voeren omtrent undue delay en zich akkoord verklaren met de strafeis;
  • de verdediging zal geen verweer voeren ten aanzien van het beslag. Verdachte en medeverdachte doen afstand van de in beslag genomen goederen: € 68.215,-- en 130 Krugerrands (gouden munten), omdat deze aan de Staat toekomen gelet op de afspraken in de vaststellingsovereenkomst die verdachte en medeverdachte met de Belastingdienst hebben gesloten.
Op de terechtzitting van 25 januari 2024 zijn de procesafspraken uitgebreid en indringend met verdachte besproken. Daarbij heeft de rechtbank getoetst of verdachte vrijwillig aan de gemaakte afspraken heeft meegewerkt, of dit op basis van voldoende en duidelijke informatie is geweest, of hij begreep wat deze afspraken inhielden en welke gevolgen deze voor hem en zijn strafzaak zouden hebben. Verdachte heeft desgevraagd verklaard dat hij bekend is met de inhoud van de procesafspraken en dat deze op basis van voldoende en duidelijke informatie tot stand zijn gekomen. Verdachte wil dat deze strafzaak na jaren tot een einde komt. Hij weet wat de gevolgen van de procesafspraken zijn en hij heeft vrijwillig ingestemd met de afspraken.
5. De bewijsoverwegingen [1]
5.1
Inleiding
Verdachte was middellijk bestuurder van [bedrijf] B.V., een uitzendbureau voor taxichauffeurs. De Belastingdienst heeft een heffingsonderzoek omzetbelasting uitgevoerd bij [bedrijf] B.V. Uit het controlerapport blijkt dat over de jaren 2011 tot en met 2013 te lage belastbare bedragen zijn opgegeven in de aangiften omzetbelasting, waardoor te weinig omzetbelasting is afgedragen. Er is een naheffing van € 834.490,-- opgelegd. Oudmedewerkers van [bedrijf] B.V. hebben verklaard dat verdachte volledig op de hoogte was van de administratieve gang van zaken binnen de bv en de leiding had binnen het bedrijf.
In het kader van het strafrechtelijk onderzoek bij [bedrijf] B.V. heeft een doorzoeking ter inbeslagneming plaatsgevonden in de woning van medeverdachte [medeverdachte] . In haar woning werden contante geldbedragen aangetroffen en kluissleutels van twee safeloketten bij de Rabobank. In één van de safeloketten werden 130 Krugerrands aangetroffen: gouden munten uit ZuidAfrika. Verdachte is gehuwd met medeverdachte [medeverdachte] . Verdachte heeft de Krugerrands niet volledig vermeld in zijn aangiften inkomstenbelasting.
5.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de onder 1 primair en 2 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend kunnen worden bewezen verklaard en dat verdachte – conform de procesafspraken – moet worden vrijgesproken van het onder 3 tenlastegelegde.
5.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
5.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen wat aan verdachte onder 3 is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het onder 1 primair ten laste gelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen:
  • een schriftelijk bescheid, te weten het uittreksel van de Kamer van Koophandel van [bedrijf] B.V. (DOC-001);
  • een schriftelijk bescheid, te weten het rapport in het kader van een ingesteld boekenonderzoek omzetbelasting ten aanzien van [bedrijf] B.V. (DOC-004);
  • een schriftelijk bescheid, te weten het document BTW-opstelling [bedrijf] B.V. (DOC-006a);
  • een schriftelijk bescheid, te weten de ambtsedige verklaring omzetbelasting van 17 juli 2015 (DOC012);
  • een schriftelijk bescheid, te weten het rapport inzake een onderzoek in het kader van bestuurdersaansprakelijkheid (DOC-011);
  • het procesverbaal van ambtshandeling (onderzoek ingediende aangiften omzetbelasting [bedrijf] B.V.) van 24 november 2015 (AMB020);
  • een schriftelijk bescheid, te weten het document Nadeelberekening (DOC-041).
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het onder 2 ten laste gelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen:
  • het procesverbaal van doorzoeking ter inbeslagneming van 29 mei 2015, met bijlage (AMB005a);
  • het procesverbaal van doorzoeking ter inbeslagneming van 28 augustus 2015 (AMB006);
  • een schriftelijk bescheid, te weten de ambtsedige verklaring inkomstenbelasting van 8 september 2015 (DOC017).
5.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
[bedrijf] B.V. in de periode van 28 april 2011 tot en met 29 juli 2013 in Nederland, opzettelijk een bij de Belastingwet voorziene aangifte, als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten een aangifte voor de omzetbelasting over het 1e kwartaal 2011 en 2e kwartaal 2011 en 3e kwartaal 2011 en 4e kwartaal 2011 en 1e kwartaal 2012 en 2e kwartaal 2012 en 3e kwartaal 2012 en 4e kwartaal 2012 en 1e kwartaal 2013 en 2e kwartaal 2013 onjuist heeft gedaan, immers heeft die [bedrijf] B.V. opzettelijk op de bij de Inspecteur der belastingen of de Belastingdienst te Apeldoorn ingediende aangiftes omzetbelasting over genoemde kwartalen telkens een te laag belastbaar bedrag opgegeven, terwijl dat feit telkens ertoe strekte dat te weinig belasting werd geheven, aan welke bovenomschreven verboden gedragingen verdachte telkens leiding heeft gegeven;
2.
hij in de periode van 22 augustus 2012 tot en met 2 juni 2016 in Nederland, telkens opzettelijk bij de Belastingwet voorziene aangiften, als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten:
de aangifte voor de inkomstenbelasting 2011 ten name van [verdachte] ingediend op 22 augustus 2012 en
de aangifte voor de inkomstenbelasting 2012 ten name van [verdachte] ingediend op 21 mei 2014 en
de aangifte voor de inkomstenbelasting 2013 ten name van [verdachte] op 12 mei 2015 en
de aangifte voor de inkomstenbelasting 2014 ten name van [verdachte] ingediend
op 2 juni 2015,
onjuist heeft gedaan, immers heeft verdachte telkens opzettelijk op de bij de Inspecteur der belastingen of de Belastingdienst elektronisch ingediende aangiftebiljetten inkomstenbelasting over genoemde jaren telkens een te laag belastbaar bedrag opgegeven, terwijl dat feit telkens ertoe strekte dat te weinig belasting werd geheven.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

6.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in artikel 51 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) en artikel 69 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (Awr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf:
opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist doen, terwijl het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, gepleegd door een rechtspersoon, terwijl verdachte daaraan feitelijke leiding heeft gegeven, meermalen gepleegd;
feit 2
het misdrijf:
opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist doen, terwijl het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, meermalen gepleegd.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezen verklaarde feiten.

8.De op te leggen straf of maatregel

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft – conform de procesafspraken – gevorderd dat verdachte ter zake van feit 1 primair en feit 2 wordt veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 120 uren, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering heeft doorgebracht.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om de vordering van de officier van justitie te volgen.
8.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het plegen van belastingfraude. Het belastingnadeel wat betreft de omzetbelasting is berekend op € 834.490,--. Daarnaast is nadeel ontstaan door de onjuiste aangiften inkomstenbelasting. Verdachte heeft door zijn handelen afbreuk gedaan aan het vertrouwen waarop het systeem van de Belastingdienst is gebaseerd. De door verdachte zijn handelen ontstane schade raakt niet alleen de Belastingdienst, maar indirect ook alle belastingbetalers in Nederland. Verdachte liet zich enkel leiden door zijn eigen gewin. De rechtbank rekent dit verdachte aan.
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie betreffende verdachte van 27 december 2023. Hieruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit.
Gezien de aard en de ernst van de feiten en de straffen die in het algemeen voor dergelijke delicten worden opgelegd, kan naar het oordeel van de rechtbank in beginsel niet anders worden gereageerd dan met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank zal echter conform het in de procesafspraken verwoorde afdoeningsvoorstel afzien van het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf en overweegt daartoe als volgt.
De rechtbank stelt voorop dat zij haar eigen belangenafweging maakt bij de bepaling van de op te leggen straf. De rechtbank houdt er rekening mee dat de redelijke termijn in deze zaak fors is overschreden met een periode van meerdere jaren (sinds 2015), terwijl de complexiteit van de zaak, dan wel andere factoren die buiten de macht van verdachte liggen, een dergelijke overschrijding niet rechtvaardigen. Daarbij heeft de rechtbank ook acht geslagen op de aard van de procesafspraken die kunnen bijdragen aan het verkorten van de procedure en het efficiënter en effectiever afdoen van de zaak waar de afspraken op zien. Dat zal er naar verwachting toe leiden dat de Belastingdienst sneller (een deel van) het geleden nadeel zal kunnen verhalen op verdachte. Door het afsluiten van de strafzaak op de wijze als in de procesafspraken is overeengekomen, wordt de toch al langdurige behandeltijd aanzienlijk verkort. Gelet op het voorgaande, de tijdsoverschrijding en hetgeen op zitting met betrekking tot de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte naar voren is gekomen, is de rechtbank van oordeel dat de afdoening zoals geëist door de officier van justitie in een redelijke verhouding staat tot de ernst van de zaak.
De rechtbank zal aan verdachte opleggen een taakstraf voor de duur van 120 uren met aftrek van de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht.
8.4
De inbeslaggenomen voorwerpen
De officier van justitie heeft ter terechtzitting toegezegd dat het beslag dat op een Engelse bankrekening (Lloyds) ligt, zal worden opgeheven. De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de ordner met administratie kan worden teruggegeven aan verdachte.
Verdachte heeft afstand gedaan van de inbeslaggenomen Engelse ponden met een waarde van € 760,63, het contante geld (€ 68.215,--) en de 130 Krugerrands. Het contante geld en de Krugerrands zijn geleverd aan de Belastingdienst.
De rechtbank zal gelet hierop geen beslagbeslissing nemen.
9. De toegepaste wettelijke voorschriften
De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 9, 22c, 22d en 57 Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 3 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1 primair, het misdrijf:
opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist doen, terwijl het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, gepleegd door een rechtspersoon, terwijl verdachte daaraan feitelijke leiding heeft gegeven, meermalen gepleegd;
feit 2, het misdrijf:
opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist doen, terwijl het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, meermalen gepleegd;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1 primair en 2 bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
120 (honderdtwintig) uren;
- beveelt, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
60 (zestig) dagen;
- beveelt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de taakstraf in mindering wordt gebracht, waarbij als maatstaf geldt dat voor de eerste zestig dagen doorgebracht in verzekering of voorlopige hechtenis, twee uren per dag aftrek plaatsvindt.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.M.F. Schreurs, voorzitter, mr. H. Stam en mr. H.H. de Boef, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A. Lautenbag, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 8 februari 2024.
Buiten staat
Mr. de Boef is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
De griffier is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s zijn dit pagina’s uit het dossier van de Fiscale inlichtingen- en opsporingsdienst (Belastingdienst/FIOD) met nummer 55907. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.