ECLI:NL:RBOVE:2024:6880

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
18 december 2024
Publicatiedatum
20 december 2024
Zaaknummer
310096 / HA ZA 24-63
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van Enerpac voor schade door instorting hydraulische rijbrug

In deze zaak heeft Fennia Mutual Insurance Company, als verzekeraar van Havator, Enerpac Heavy Lifting Technology B.V. aangeklaagd om schadevergoeding na een ongeval met een hydraulische rijbrug (SBL 1100) die in 2007 door Havator was aangeschaft. Fennia heeft de schade aan Havator vergoed en vordert nu regres van Enerpac, stellende dat Enerpac tekortgeschoten is in haar verplichtingen. De rechtbank heeft vastgesteld dat Fennia onvoldoende bewijs heeft geleverd dat Enerpac als leverancier toerekenbaar tekortgeschoten is. Enerpac had vier nieuwe pompen geleverd en de eerste lift was succesvol uitgevoerd. De problemen deden zich voor bij de tweede lift, waarbij lift 2 niet synchroon met de andere liften bewoog, wat leidde tot de instorting. De rechtbank concludeert dat de oorzaak van het ongeval niet eenduidig kan worden vastgesteld en dat Enerpac niet aansprakelijk is voor de schade. Fennia's vorderingen worden afgewezen en zij wordt veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
zaaknummer / rolnummer: 310096 / HA ZA 24-63
Vonnis van 18 december 2024
in de zaak van
de vennootschap naar Fins recht
Fennia Mutual Insurance Company,
gevestigd te Fennia (Finland),
eiseres,
advocaat mr. R. Noordermeer te Rotterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Enerpac Heavy Lifting Technology B.V.,
gevestigd te Hengelo (O),
gedaagde,
advocaten mrs. C.P.B. Kroep en A.W. Tieman.
Partijen zullen hierna Fennia en Enerpac genoemd worden.

1.De procedure

Fennia heeft Enerpac gedagvaard te verschijnen voor deze rechtbank. Enerpac heeft een conclusie van antwoord genomen. Op 15 oktober 2024 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden, bij gelegenheid waarvan de advocaten spreekaantekeningen overgelegd hebben. Voorafgaand aan de zitting heeft Fennia nog aanvullende producties overgelegd. Ten slotte is vonnis gevraagd. Vonnis is nader bepaald op heden.

2.Samenvatting

Naar aanleiding van een ongeval met een hydraulische rijbrug (gantry), die Havator in 2007 van (thans) Enerpac had gekocht, heeft Fennia als verzekeraar aan Havator schade vergoed. Zij wil het uitgekeerde bedrag verhalen op Enerpac. De (regres)vordering van Fennia wordt afgewezen, omdat zij onvoldoende feitelijk heeft aangetoond dat Enerpac als leverancier (toerekenbaar) is tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen jegens Havator. Dit betekent dat niet kan worden vastgesteld dat Enerpac aansprakelijk is voor de schade van het ongeval.

3.De feiten

3.1.
De rechtsvoorganger van Enerpac (Hydrospex Clap B.V.) en Havator Transport Oy (hierna: Havator) hebben in juni 2007 een overeenkomst gesloten, op basis waarvan een SBL 1100 Hydraulic Gantry (hierna: SBL 1100) aan Havator is geleverd. De SBL 1100 bestaat uit vier liften, die zijn verbonden met een dwarsbalk. De liften zijn uitschuifbare masten op een verrijdbaar element, die over een statische rail kan rijden. De SBL 1100 is gemaakt om hijs- en verplaatswerkzaamheden van zware zaken te ondersteunen en heeft een liftvermogen van circa 400 ton in de hoogste stand (derde stage). Bediening geschiedt met behulp van een afstandsbediening, waarmee elke lift individueel kan worden bediend (rijden en omhoog/omlaag).
3.2.
Havator heeft de SBL 1100 tot medio oktober 2015 zonder problemen gebruikt bij haar werkzaamheden. In oktober 2015 heeft Havator de SBL 1100 gebruikt voor een klus bij Valmet Technologies Oy (hierna: Valmet) in Mörrum, Zweden. Bij het liften van een 350 ton zware drum bleek dat het tillen zeer traag verliep. Havator heeft daarop contact opgenomen met Enerpac.
3.3.
Op 10 oktober 2015 heeft Enerpac Havator bericht dat de SBL 1100 niet in staat is om 100 ton per lift te tillen. Twee dagen later heeft Enerpac aangeboden om ter oplossing van het tilprobleem de pompen te vervangen door nieuwe pompen. Havator heeft dit aanbod aanvaard, waarbij is afgesproken dat Enerpac en Havator elk de helft van de kosten van de nieuwe pompen zouden dragen.
3.4.
De heer [naam 1] van Enerpac heeft op 13 oktober 2015 onderdelen van de SBL 1100, waaronder de pompen, vervangen. Vervolgens is de eerste drum met succes verplaatst.
3.5.
Op 14 oktober 2015 heeft [naam 1] een kalibratie uitgevoerd. In het servicerapport wordt daarover opgemerkt dat de kalibratie heeft plaatsgevonden, omdat na de vervanging door Havator van de strokesensor van een der liften de strokesensoren ‘out of calibration’ waren geraakt. Dezelfde avond merkten medewerkers van Havator bij het voorbereiden van de lift van de tweede drum op dat de afstandsbediening een foutmelding gaf (een ‘hardware failure’), waarna zij [naam 1] hebben opgeroepen. Omdat de oorzaak van de foutmelding niet kon worden achterhaald (er kon niet in het geheugen worden gekeken), heeft [naam 1] de SBL 1100 gereset en (kort) getest. Daarbij trad geen nieuwe foutmelding op.
3.6.
Op 15 oktober 2015 is begonnen met het liften van de tweede drum. Het hijsen van de drum is probleemloos verlopen. De operator van Havator (de heer [naam 2] ) heeft echter via de afstandsbediening geconstateerd dat niet alle liften zich synchroon verplaatsten: lift 2 liep vooruit op de andere liften. Op een gegeven moment is lift 2 gaan doorbuigen, waarna de drum en een deel van de SBL 1100 naar beneden zijn gestort. Daarbij is schade ontstaan aan de SBL 1100 en aan (verdere) eigendommen van Havator en Valmet.
3.7.
In opdracht van Havator heeft Inspecta Sweden AB (hierna: Inspecta) onderzoek gedaan naar de oorzaak van het instorten van de SBL 1100. Inspecta heeft in haar rapport van 2 december 2015 onder meer geschreven:
“Control of the lifting jacks after the incident when lifting a debarking drum. (…) The control includes a visual check of lifting jacks and measuring equipment relative positions to check that the equipment is installed according to the manufacturers instructions, in order to try to find the accident cause.
The check was conducted on 19/10 2015 at the crash site. (…) A second inspection was conducted of the lifting equipment in Ljungby 4/11 2015.
Conclusion
Nothing noted on the lifting gantry’s, lifting equipment or measuring could clearly display such obvious deficiencies that they alone would have been cause for the accident, all the damage detected on the equipment originate from the accident.
No internal check of the Hydrospex lifting gantry has not been conducted. An internal inspection of the equipment can possibly show whether it has some defects that are crucial for the accident.
The only change that was made from the first lift to the second was that some rail sections were moved from the west side to the east side furthest out. If this is important to the accident can’t be determined, but the fixed mounting of the rails to the floor in the middle are not affected by the accident.
(…)
No maximum value has been exceeded of load capacity or maximum lifting height when lifting.
(…)
The design of the remote control button is such that the control buttons for lifting and driving look alike and also operated in the same direction, which means that it can be easily made a mistake when maneuvering. If a maneuvering have occurred or if it’s crucial for the course of events can’t be determined.
(…)
On the basis of the control and investigations it’s not possible to unambiguously determine the cause of the accident, but it is likely that a number of factors interact in an unfavorable manner which got the drum to start moving. When the drum started to move is unavoidable that the accident occurred.
Additional controls are recommended to determine if there is something that has been broken inside the lifting gantry’s or if the operating system has not worked as it should. (…)”
3.8.
Havator heeft Enerpac bij brief van 25 april 2016 aansprakelijk gesteld ter zake van de schade die is ontstaan als gevolg van het instorten van de SBL 1100 op 15 oktober 2015.
3.9.
Op verzoek van Havator heeft een voorlopig getuigenverhoor plaatsgevonden bij deze rechtbank. Op 19 januari 2017 is onder meer [naam 1] gehoord. Hij heeft onder meer als volgt verklaard:
“(…) Op 12 oktober 2015 ben ik met de auto naar Zweden gereden. Dit om vier pompen van deze liftinstallatie te vervangen. De volgende dag heb ik de pompen vervangen tezamen met wat daarbij hoort, te weten aansluitmateriaal en nieuw hydraulische slangen en koppelingen. (…)
De vervanging heeft goed plaatsgevonden met de materialen die ik daarvoor had meegenomen. (…) Daarna zijn de jongens van Havator OY begonnen met het voorbereiden van de eerste lift. (…) Deze lift is verder succesvol verlopen. (…)
De volgende dag heb ik benut om de installaties te kalibreren. (…) Ik heb alleen gekalibreerd de ontvangst van de pompinstallaties met de RC-unit. (…) ik heb daarbij geen gekke dingen opgemerkt. (…)
Dat kalibreren is tot een goed resultaat gebracht. Daarna hebben de mensen van Havator OY alles voorbereid voor de volgende lift van de tweede drum. (…) Ik werd in de avond (…) gebeld door Havator OY met de mededeling dat er een failure zichtbaar was geworden op de RC-unit. Op de RC was alleen maar zichtbaar: Hardware failure. Ik heb dat niet zelf gezien op de display. Volgens mij hadden de mensen van Havator OY de RC gereset en was dat niet meer zichtbaar. De RC geeft geen foutcodes aan, dus er kan in het geheugen niet worden teruggekeken wat de oorzaak van die melding is geweest. Ik heb die avond in vervolg op deze melding alle vier de liften gereset. (…) dat is gebeurd en daarna heb ik ze opnieuw aangezet. Alles functioneerde zoals het zou moeten. (…) Ik heb de installaties niet uitgeprobeerd voordat ik deze heb gereset. Na het resetten zijn de vier installaties uitgeprobeerd. Daarbij is de liftinstallatie niet maximaal uitgelopen tot en met stand drie. De liften zijn kort werkzaam geweest en deden het goed. Er was geen nieuwe foutmelding. De afspraak is gemaakt dat ik niet naar Nederland zou terugkeren, maar de volgende dag aanwezig zou blijven bij de lift en verplaatsing van de tweede drum. Dat is ook gebeurd. De daarop volgende dag ben ik in de ochtend naar Havator OY gegaan. De lift werd voorbereid. Dat heb ik gezien. (…) Ik ben naast de operator gaan staan. Zijn naam weet ik niet meer. Ik heb wel gezien hoe hij de installatie met de RC heeft bediend. (…)
Op dat moment heb ik gezien dat toen alle liften tot en met de derde stage waren uitgelopen, dat de achterste liften wat naar elkaar toe bogen. De oorzaak daarvan moet gevonden worden in het feit dat die twee liften niet dicht genoeg bij elkaar staan omdat één van die twee kort gezegd wat achter is gebleven. (…)
Ik ben op dat moment gaan kijken bij lift nummer twee. (…) Ik heb bekeken of de signalen, vereist voor het rijden van de lift, juist binnenkwamen. Je kunt dat zien aan de hand van leds op het kastje op die installatie. Ik heb geconstateerd dat de ledjes knipperden wat betekend dat ze deugdelijke ontvangst hebben: dat alle signalen goed binnenkomen. Het gaat dan om de aansturing met de sensor bij het rijgedeelte, en of dat goed communiceert met de zenderontvanger op het apparaat. (…) Ik heb toen wel tegen de jongens gezegd dat ze moesten stoppen omdat de afstand tussen de twee achterste liften te groot bleef. Daar is naar geluisterd want ze zijn toen gestopt met het bedienen van de lift. We hebben toen afgesproken om de afstanden te meten tussen de twee voorste liften en de twee achterste liften. (…) Het exacte gemeten verschil weet ik niet meer, maar het zat zo tussen de 10 en 15 centimeter, dat achterste liften meer uit elkaar stonden dan de voorste twee liften. Toen is afgesproken met de jongens van Havator OY om lift nummer 2 uit te schakelen in die zin dat die niet meedeed met de bediening van de RC. (…) Toen is afgesproken om met de andere drie liften verder te rijden, zodat dan automatisch de afstand tussen de twee achterste liften zou verminderen. (…) De uitvoering van deze afspraak is niet gegaan zoals het was afgesproken. Ik stond daarbij vlak naast de bediener van de RC-unit. (…) Op dat moment keek ik naar de operator, en ik zag dat hij de lift liet zakken in plaats van het commando te geven om te gaan rijden. Ik zag dat de verkeerde knop bediend werd. Hij bediende in de onderste rij knoppen de tweede knop van links in plaats van de middelste knop in de onderste rij. Ik heb toen direct gezegd dat hij moest stoppen met zijn handeling. (…) Mijn boodschap kwam aan, want hij liet direct alle knoppen los. (…) Ik zag op dat moment de drum heel langzaam naar achteren bewegen (…) De drum is toen in zijn zetting gevallen.
(…)
U vraagt mij naar de oorzaak van het ongeval. Ik vind het moeilijk om daar iets over te zeggen. (…)”
3.10.
In het kader van het voorlopig getuigenverhoor is op 10 januari 2018 [naam 2] gehoord. Hij heeft onder meer verklaard:
“Ik wijt de oorzaak van dit ongeval aan het feit dat lift nr. 2 wat te ver was doorgereden. (…) Voor zover ik mij kan herinneren was lift nr. 2 ongeveer 10 centimeter te ver doorgereden. (…) Het was onze bedoeling om de drie andere jacks te laten rijden zodat die 10 cm werd overbrugd.
Die handelingen heb ik met de remote control (rc) niet in gang gezet. Zover is het niet gekomen. Die drie andere jacks hebben niet gereden. Wel heb ik die drie andere jacks geactiveerd. (…)
Op de vraag welke knoppen ik op de rc heb bediend om de jacks 1, 3 en 4 tot leven te brengen, zeg ik u dat ik de knoppen 1, 3 en 4 heb omgedraaid. (…) Er zijn door mij geen commando’s gegeven met de rc om de jacks te laten bewegen. Noch op en neer, noch om die te laten rijden. (…) Ik heb ook niet per ongeluk een dergelijk rijcommando gegeven.
(…)
Jack nr. 2 was inderdaad zoals gezegd 10 cm vooruit gereden. Ik heb aan die jack kunnen zien dat hij daardoor wat krom stond onder de druk die op de jack stond.
(…)
Ik herinner mij dat [naam 1] de eerste was die heeft geconstateerd dat jack 2 wat krom stond. Dit was de eerste keer dat wij zoiets meemaakten.
Voor het verplaatsen van de eerste drum zijn van de vier jacks alle vier pompen vervangen. (…) Dat was nodig omdat de oude pompen niet voldoende kracht hadden om het gewicht te tillen.
Bij het liften van drum nr. 1 waren er geen problemen. Die nieuwe pompen werkten goed. Bij mijn weten waren er geen problemen met de jacks tussen het tillen van drum 1 en het tillen van drum 2. Ik weet alleen dat [naam 1] een update heeft doorgevoerd. Ik weet niet precies waarvoor, maar ik denk dat dit een update was voor het hele systeem. (…)
Ik weet dat de heer [naam 1] daarna de jacks heeft getest, te weten door deze naar boven en naar beneden te doen. Hij heeft niet met de jacks gereden. (…)”
3.11.
In opdracht van Fennia heeft [bedrijf] de verklaringen, afgelegd bij het voorlopig getuigenverhoor, bestudeerd. In haar brief van 20 november 2020 heeft zij ter zake onder meer geschreven:
“(…)
It is unknown what caused the collapse of the lifting installation. This might be related to a faulty calibration, a hardware failure, damage to a component of the lifting installation or due to a operating error. Since the lifting installation did not record the remote-control operations, any alleged operation of the remote control can not be verified anymore.
(…)
We consider it not unlikely that a faulty calibration, a hardware failure and/or damage to a component was the cause of the incident. Although an operating error might also have caused (or contributed to) the incident, we have seen no conclusive evidence that this was the case.
(…)
We understand that the (remains of the) lifting installation have not been saved. This makes it impossible for us to determine the root cause of the incident.
(…) we consider the changes remote that a further investigation will provide more clarity regarding the cause of the incident. (…)”
3.12.
Havator was ter zake van de schade verzekerd bij Fennia. Fennia heeft de schade van Havator en Valmet aan hen vergoed en is gesubrogeerd in de rechten van Havator jegens Enerpac.

4.Het geschil

de vordering van Fennia
4.1.
Fennia heeft gesteld dat zij de schade, die is ontstaan als gevolg van het instorten van de SBL 1100 op 15 oktober 2015, aan Havator en Valmet heeft vergoed.
Het gaat om een bedrag van in totaal € 1.770.092,86 (later gecorrigeerd in € 1.582.931,56). Fennia is hierdoor gesubrogeerd in de rechten van Havator jegens Enerpac.
Volgens Fennia is Enerpac tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst met Havator. Na de levering van de nieuwe pompen door Enerpac had de SBL 1100 100 ton per lift moeten kunnen tillen. Op 15 oktober 2015 is echter gebleken dat dat niet lukte. Daarbij is het opmerkelijk dat Enerpac de SBL 1100, nadat de nieuwe pompen waren geïnstalleerd, pas na de eerste lift heeft gekalibreerd. Bij het kalibreren heeft Enerpac fouten gemaakt, want daarna volgde er een foutmelding. Enerpac heeft de foutmelding door middel van een reset weggewerkt, maar de oorzaak daarvan niet verholpen. Bij het verplaatsen van de tweede drum bleek vervolgens dat lift 2 zich niet gelijk met de overige liften verplaatste, dit terwijl de SBL 1100 zou moeten beschikken over automatische synchronisatie van de liften.
Als Enerpac de nieuwe pompen goed had geïnstalleerd, de SBL 1100 zorgvuldig had gekalibreerd en de foutmelding adequaat had opgelost, inclusief test, en de SBL 1100 was uitgerust met automatische synchronisatie met veiligheidsmechanisme, had het ongeval niet kunnen ontstaan. Een en ander kan worden afgeleid uit het feit dat het verplaatsen van de eerste drum wel is gelukt. Indien en voor zover de rechtbank van oordeel is dat het causaal verband nog niet vaststaat, doet Fennia een beroep op de omkeringsregel. Daarbij heeft zij gewezen op Bijlage 1 van de Machinerichtlijn.
De daarin vervatte normen strekken tot bescherming tegen gevaren bij het gebruik van machines, welk gevaar zich hier heeft verwezenlijkt. Machines moeten zodanig ontworpen en gebouwd zijn dat geen gevaarlijke situaties ontstaan, in het bijzonder dat redelijkerwijs voorzienbare menselijke fouten tijdens de werking niet tot een gevaarlijke situatie leiden. Tot slot heeft Fennia aangevoerd dat de foutieve handelingen van [naam 1] als ondergeschikte van Enerpac tot aansprakelijkheid van Enerpac leiden op grond van onrechtmatige daad. De schade kan geheel aan Enerpac worden toegerekend, van eigen schuld van Havator (lees: een bedieningsfout van [naam 2] ) is geen sprake.
4.2.
Fennia heeft op grond van het vorenstaande gevorderd dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, a) voor recht verklaart dat Enerpac toerekenbaar tekortgeschoten is in de nakoming van de overeenkomst met Havator dan wel onrechtmatig jegens Havator en
haar heeft gehandeld en b) Enerpac veroordeelt tot betaling aan Fennia van € 1.770.092,86, te vermeerderen met wettelijke rente, en € 11.404,65 ter zake van buitengerechtelijke kosten (€ 4.904,65 voor Inspecta en € 6.500,- voor [bedrijf] ), met veroordeling van Enerpac in de proceskosten en de nakosten.
het verweer van Enerpac
4.3.
Volgens Enerpac had Havator de SBL 1100 in oktober 2015 al acht jaar gebruikt, zonder noemenswaardige problemen. De onderhoudshistorie is haar niet bekend. Partijen zijn op 12 oktober 2015 overeengekomen dat Enerpac vier nieuwe pompen zou leveren. Die pompen zijn geleverd en geïnstalleerd. Daarna is de eerste drum succesvol verplaatst. Bij deze verplaatsing is geconstateerd dat de strokesensors ‘out of calibration’ waren geraakt na de vervanging door Havator van de strokesensor van lift vier. [naam 1] heeft toen met succes een kalibratie uitgevoerd om de strokesensors te ijken. Bij de voorbereiding van de tweede verplaatsing is een foutmelding op de afstandsbediening verschenen. Medewerkers van Havator hadden de afstandsbediening al gereset toen [naam 1] arriveerde. [naam 1] heeft alle vier liften gereset, waarna geen foutmelding meer verscheen. Een dag later is het hijsen van de tweede drum goed verlopen, maar is bij het verplaatsen gebleken dat lift twee vooruit reed op de rest. Desondanks heeft [naam 2] via de afstandsbediening opdracht gegeven door te rijden, zonder de positie van de liften te controleren en te corrigeren.
Er is een kromming bij lift twee ontstaan, waarna is afgesproken dat de liften een, drie en vier bijgereden zouden worden. In plaats van de knop om te verrijden in te drukken, heeft [naam 2] gedrukt op de knop om de liften te laten zakken. Vervolgens is de SBL 1100 met drum ingestort.
Van een tekortkoming van Enerpac is geen sprake: zij moest vier nieuwe pompen leveren en heeft dat gedaan. Met behulp van die pompen heeft de eerste verplaatsing succesvol plaats- gevonden. De pompen waren dus geschikt. De kalibratie van de liften was geen onderdeel van de overeenkomst, maar is verricht omdat Havator werkzaamheden aan de strokesensor van lift vier niet goed had uitgevoerd. De kalibratie en de reset zagen bovendien op delen van de SBL 1100 die geen verband houden met het al dan niet synchroon verrijden van lift twee. Noch Inspecta noch [bedrijf] heeft geconcludeerd dat het incident is veroorzaakt door een fout van Enerpac. Havator heeft, in plaats van de SBL 1100 verder te laten onderzoeken, zoals Inspecta voorstelde, deze laten afvoeren en vernietigen. Hierdoor kan de oorzaak van het incident niet meer worden achterhaald.
De omkeringsregel is niet van toepassing. Uit de overeenkomst tot levering van nieuwe pompen vloeit niet voort dat Enerpac verplicht zou zijn de SBL 1100 te laten voldoen aan de ontwerpvoorschriften die voortvloeien uit de Machinerichtlijn en/of te voorzien van de veiligheidsinrichtingen die de Machinerichtlijn voorschrijft.
Wat de overeenkomst uit 2007 betreft kan Fennia nu, na acht jaar intensief gebruik van de SBL 1100, geen beroep meer doen op het niet voldoen aan de Machinerichtlijn. Bedacht moet voorts worden dat de SBL 1100 in 2007 moest voldoen aan de toen geldende eisen. Dat was het geval. De normen uit de Machinerichtlijn, die Fennia heeft genoemd, zijn niet geschonden en zij strekken ook niet tot bescherming tegen een specifiek gevaar dat zich bij het incident heeft verwezenlijkt.
Er zijn diverse oorzaken van het instorten van de SBL 1100 met drum mogelijk. De liften kunnen ieder afzonderlijk, maar ook gelijktijdig met de afstandsbediening worden bestuurd. De SBL 1100 uit 2007 beschikte niet over een automatische synchronisatie van de afstand die de liften afleggen (latere modellen wel). Wel stoppen de liften als een van de liften meer dan vier impulsen meer of minder heeft ontvangen dan de andere liften. [naam 2] moest dus zelf de positie van de liften controleren en zo nodig corrigeren. Hij heeft dat onvoldoende gedaan en uiteindelijk met de afstandsbediening een verkeerde opdracht (zakken in plaats van verrijden) gegeven. Verder lijkt het erop dat Havator na het verplaatsen van de eerste drum iets heeft aangepast aan de rails waarover de liften verreden en vervolgens de lading heeft gehesen en gedurende 30 minuten laten hangen. Dit kan leiden tot een foutmelding. Een onjuist gebruik van de rails of opvulmaterialen kan bovendien leiden tot spanningen in de constructie van de SBL 1100. Ten slotte kunnen slijtage aan de SBL 1100, aanpassingen door Havator en/of een verkeerde plaatsing op de rails tot het incident hebben geleid.
Enerpac betwist dat sprake is geweest van onrechtmatig handelen van [naam 1] , dat Fennia de gestelde betalingen heeft gedaan en dat de schade van Fennia de gestelde omvang heeft.

5.De beoordeling van het geschil

5.1.
Op grond van artikel 4, eerste lid Brussel I bis-Vo moet een persoon opgeroepen worden voor de rechter van de lidstaat waar hij woonplaats heeft. Enerpac is gevestigd in Hengelo (O). Gelet hierop is de Nederlandse rechter, en de rechtbank Overijssel, locatie Almelo in het bijzonder, bevoegd van het geschil kennis te nemen. Op grond van artikel 4, eerste lid, sub a Rome I is in geval van koop van roerende zaken het recht van toepassing van het land waar de verkoper zijn gewone verblijfplaats heeft. Nu Enerpac in Nederland gevestigd is, is dus Weens Koopverdrag/Nederlands recht van toepassing.
5.2.
Het is ingevolge de hoofdregel van artikel 150 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en gezien de gemotiveerde betwisting door Enerpac aan Fennia om te bewijzen dat Enerpac tekortgeschoten is in de nakoming van de overeenkomst(en) met Havator en/of dat Enerpac onrechtmatig heeft gehandeld en/of in strijd heeft gehandeld met een norm die strekt tot het voorkomen van een specifiek gevaar ter zake van het ontstaan van schade (in het kader van het beroep op de omkeringsregel).
5.3.
Havator en Enerpac hebben in 2007 een overeenkomst gesloten aangaande de levering van de SBL 1100 aan Havator. Dat Enerpac tekortgeschoten is in de nakoming van die overeenkomst, heeft Fennia onvoldoende feitelijk onderbouwd. Voor zover is gesteld dat de SBL 1100 niet beschikte over automatische synchronisatie van de liften, terwijl die daar wel over had moeten beschikken, overweegt de rechtbank dat uit de stukken blijkt dat de SBL 1100 in 2007 was voorzien van een automatische synchronisatie van de liften bij het tillen, niet bij het verrijden. Gesteld noch gebleken is dat de automatische synchronisatie van de liften bij het tillen ten tijde van het incident niet of onvoldoende heeft gewerkt en dat dat een oorzaak is van het incident (het ging immers fout bij het verrijden).
Voor zover is gesteld dat SBL 1100 geen 100 ton per lift kon tillen, waar dat volgens de specificaties wel zo had moeten zijn, geldt dat Havator en Enerpac met het oog hierop in 2015 hebben afgesproken dat Enerpac vier nieuwe pompen zou leveren en installeren.
Verder is niet gebleken dat het niet kunnen tillen van 100 ton per lift heeft bijgedragen aan het ontstaan van het incident op 15 oktober 2015.
5.4.
In oktober 2015 zijn Havator en Enerpac overeengekomen dat Enerpac vier nieuwe pompen voor de liften van de SBL 1100, met bijbehorende materialen, zou leveren en zou installeren. Dat is ook gebeurd. Vervolgens heeft met succes de eerste verplaatsing van een drum plaatsgevonden. Gelet hierop moet worden aangenomen dat de pompen goed waren geïnstalleerd en adequaat werkten.
5.5.
Na de eerste verplaatsing heeft [naam 1] de ontvangst van de pompinstallaties met de afstandsbediening gekalibreerd. Partijen zijn het er niet over eens of de kalibratie onderdeel uitmaakte van de overeenkomst van 12 oktober 2015 tot levering van vier nieuwe pompen: Fennia zegt van wel, Enerpac van niet (volgens haar heeft de kalibratie te maken met de eerdere vervanging door Havator van een strokesensor). De rechtbank stelt vast dat Enerpac via de heer [naam 3] op 12 oktober 2015 in het kader van de mailwisseling over de pompen aan Havator heeft bericht dat Enerpac woensdag 14 oktober 2015 nodig had voor “set up and calibration of the SBL 1100”. Gelet hierop moet worden aangenomen dat de kalibratie onderdeel uitmaakte van de overeenkomst.
5.6.
Na kalibratie is, bij de voorbereiding van de tweede verplaatsing, een foutmelding op de afstandsbediening verschenen. [naam 2] en de heer [naam 4] van Havator hebben hierover bij het voorlopig getuigenverhoor niets verklaard. Volgens [naam 1] is hij naar aanleiding van de foutmelding naar de werkplek gegaan en was toen hij daar kwam de afstandsbediening al gereset. Hij heeft de liften gereset en deze getest door deze omhoog en omlaag te laten gaan. Alles functioneerde toen goed. Afgesproken werd dat hij de volgende dag bij de tweede verplaatsing aanwezig zou zijn.
Vast staat dat de afstandsbediening van de SBL 1100 in 2015 geen foutcodes aangaf en dat niet in het geheugen kon worden teruggekeken om te zien wat de oorzaak van een eventuele foutmelding was. In dat licht bezien restte [naam 1] niets anders dan een reset uit te voeren en de SBL 1100 daarna te testen. Die test is vervolgens naar wens verlopen, er verscheen daarbij geen foutmelding.
Dat de foutmelding het gevolg was van gebrekkige kalibratie heeft Fennia niet onderbouwd. Enig onderzoek aan de SBL 1100, waaruit dat kan blijken, heeft niet plaatsgevonden, noch door Inspecta noch door [bedrijf] . Het advies van Inspecta nader onderzoek te doen, is niet opgevolgd. Dergelijk onderzoek kan nu niet meer plaatsvinden, omdat de SBL 1100 is vernietigd. De in het kader van het voorlopig getuigenverhoor door de betrokkenen afgelegde verklaringen leveren ter zake evenmin bewijs op. Verder is van belang dat Enerpac onbetwist heeft gesteld dat de foutmelding zag op lift één: die lift functioneerde bij de tweede verplaatsing echter goed (het was immers lift twee die bij het verrijden op de andere liften vooruit reed).
5.7.1.
Bij de tweede verplaatsing is lift twee niet synchroon met de andere liften over de rails gereden. Aangenomen kan worden dat als gevolg hiervan een disbalans is ontstaan, die heeft geleid tot de instorting van de SBL 1100 (dit al dan niet in samenhang met het laten zakken van de lift door [naam 2] , zie de verklaring van [naam 1] ). De vraag is wat de oorzaak is van het feit dat lift twee niet synchroon liep met de andere liften.
5.7.2.
Inspecta en [bedrijf] hebben niet vastgesteld wat de oorzaak is van het niet synchroon lopen van lift twee met de andere liften.
Havator heeft geen onderzoek aan (interne onderdelen van) de SBL 1100 laten uitvoeren om de oorzaak te achterhalen. Inspecta en [bedrijf] hebben geen bewijsmiddelen gepresenteerd waaruit blijkt dat de oorzaak is gelegen in een defect in de SBL 1100. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat de SBL 1100 niet over automatische synchronisatie bij het verrijden van de liften beschikte. De bedienaar van de afstandsbediening moest dus zelf de afstanden tussen de liften in de gaten houden en eventueel handmatig nameten.
Fennia heeft gesteld dat de ontvangst tussen de afstandsbediening en de liften door [naam 1] is gekalibreerd. Tijdens het verrijden van alle liften is lift twee “vooruit gelopen”. Dat duidt volgens Fennia op een probleem in de ontvangst van liften een, drie en vier. Nog afgezien van het feit dat er geen technisch bewijs is voor de juistheid van deze stelling, laat dit naar het oordeel van de rechtbank onverlet dat de bedienaar van de afstandsbediening, in dit geval [naam 2] , verantwoordelijk was voor het monitoren van de positie van de liften tijdens het verrijden. [naam 2] heeft verklaard dat hij op zijn afstandsbediening heeft gezien dat lift twee niet synchroon liep. Het was vervolgens aan hem om zodanig tijdig te stoppen met het verrijden van de liften dat er geen relevant afstandsverschil tussen de liften zou ontstaan. Kennelijk is dat hier niet gebeurd, mede gelet op de verklaring van [naam 1] dat [naam 2] de lift liet zakken in plaats van het commando te geven om alleen met de liften 1, 3 en 4 verder te gaan rijden, zodat automatisch de afstand tussen de twee achterste liften zou verminderen.
5.7.3.
Voor zover al aangenomen zou kunnen worden dat het incident (mede) veroorzaakt is door een defect aan de SBL 1100, geldt dat de SBL 1100 in 2007 aan Havator is geleverd en sinds die tijd door Havator is gebruikt en onderhouden. Enerpac kan om die redenen niet verantwoordelijk worden gehouden voor de staat van de SBL 1100 in oktober 2015. Zij heeft in oktober 2015 vier nieuwe pompen met toebehoren geleverd en geïnstalleerd en een kalibratie uitgevoerd. Gesteld noch gebleken is dat de vier pompen niet goed gefunctioneerd hebben bij het incident. Dat de kalibratie niet goed is uitgevoerd, is niet voldoende feitelijk onderbouwd.
5.8.
Op grond van wat hiervoor is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat niet is gebleken dat Enerpac tekortgeschoten is in de nakoming van een contractuele verplichting jegens Havator.
5.9.1.
Fennia heeft tot slot gesteld dat Enerpac zich heeft gedragen in strijd met normen die strekken tot het voorkomen van specifiek gevaar ter zake van het ontstaan van schade en dat het specifieke gevaar, waartegen die normen bescherming beogen te bieden, zich heeft verwezenlijkt. Zij heeft daarbij verwezen naar de artikelen 1.2.1., 4.1.2.1. en 4.2.2. van bijlage 1 bij de Machinerichtlijn, “Essentiële veiligheids- en gezondheidseisen betreffende de bouw en het ontwerp van machines”.
Artikel 1.2.1. bepaalt dat besturingssystemen zodanig ontworpen en gebouwd moeten zijn dat een storing in de apparatuur of programmatuur, fouten in de besturingslogica en/of redelijkerwijs voorzienbare menselijke fouten gedurende de werking niet tot een gevaarlijke situatie leiden.
Ingevolge artikel 4.1.2.1. moet een machine zodanig ontworpen en gebouwd zijn dat de vereiste stabiliteit in en buiten bedrijf gehandhaafd blijft bij voorzienbare defecten van componenten en tijdens de beproevingen die overeenkomstig de gebruiksaanwijzing worden verricht.
Artikel 4.2.2. schrijft ten slotte voor dat machines waarvan de maximale werklast ten minste 1.000 kg of het kantelmoment ten minste 40.000 Nm bedraagt, moeten zijn uitgerust met inrichtingen die de bestuurder waarschuwen en gevaarlijke bewegingen voorkomen in geval van overbelasting door overschrijding van de maximale werklast of van het maximale kantelmoment door een te zware werklast of overschrijding van het kantelmoment.
5.9.2.
Volgens Fennia heeft Enerpac in strijd met voormelde normen gehandeld doordat de SBL 1100 niet was voorzien van een mechanisme waarbij een waarschuwing gegeven werd bij het niet synchroon lopen van de liften of een ander beveiligingsmechanisme en/of een automatische stop in geval van het niet synchroon lopen. Een beveiligingsmechanisme dat ingrijpt bij onevenredige verdeling van de last over de liften ontbrak.
5.9.3.
De rechtbank stelt voorop dat het aan Fennia is om te stellen en, bij gemotiveerde betwisting, te bewijzen dat voormelde normen van de bijlage bij de Machinerichtlijn zijn geschonden, dit doordat Enerpac een machine heeft geleverd die niet zodanig is gebouwd of ontworpen dat die voldoet aan de gestelde vereisten.
Fennia heeft naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende feitelijk onderbouwd dat Enerpac Havator in 2007 met de SBL 1100 een machine heeft geleverd (met inbegrip van de in 2015 geïnstalleerde nieuwe pompen) die niet zodanig is gebouwd en/of ontworpen dat is voldaan aan voormelde normen uit de bijlage bij de Machinerichtlijn. Het enkele feit dat de SBL 1100 niet beschikte over de genoemde beveiligingsmechanismen (wat overigens door Enerpac is betwist als het gaat om de beveiliging bij het niet synchroon lopen van de liften: volgens haar stoppen de liften onder bepaalde omstandigheden dan wel automatisch) maakt zonder nadere toelichting, die in zoverre ontbreekt, niet dat van een normschending sprake is. Dat het incident heeft plaatsgevonden, wil immers niet per definitie zeggen dat de veiligheidsnormen zijn geschonden. Een en ander geldt temeer daar i) de SBL 1100 ten tijde van het incident acht jaar oud was en al die tijd door Havator was gebruikt en onderhouden en ii) de oorzaak van het incident nooit is vastgesteld en ook niet meer kan worden vastgesteld, omdat de SBL 1100 is vernietigd.
Gelet op wat hiervoor is overwogen, komt de rechtbank niet toe aan toepassing van de omkeringsregel.
5.10.
De rechtbank komt tot de slotsom dat in dit geding niet is komen vast te staan dat Enerpac jegens Havator/Fennia aansprakelijk is voor de schade als gevolg van het incident van 15 oktober 2015. De vorderingen van Fennia zullen daarom worden afgewezen.
5.11.
Als de in het ongelijk gestelde partij zal Fennia worden veroordeeld in de kosten van het geding aan de zijde van Enerpac, tot op deze uitspraak begroot op € 9.825,- aan griffierecht en € 8.714,- aan salaris van haar advocaat (twee punten x tarief VIII x € 4.357,- per punt), vermeerderd met rente en kosten als na te melden.

6.De beslissing

De rechtbank
6.1.
wijst de vorderingen van Fennia af;
6.2.
veroordeelt Fennia in de proceskosten, tot op deze uitspraak aan de zijde van Enerpac begroot op € 9.825,- aan griffierecht en € 8.714,- aan salaris van haar advocaat, te vermeerderen met de wettelijke rente over beide bedragen vanaf de vijftiende dag na heden tot de dag der algehele voldoening, alsmede te vermeerderen met de nakosten ad € 178,-, bij betekening van de uitspraak te vermeerderen met € 92,-, en de wettelijke rente over € 178,- vanaf de vijftiende dag na heden en over € 92,- vanaf de vijftiende dag na betekening van dit vonnis, telkens tot aan de dag der algehele voldoening;
6.3.
verklaart onderdeel 6.2. van dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.J. Haarhuis en in het openbaar uitgesproken op [1]
18 december 2024.

Voetnoten

1.type: