ECLI:NL:RBOVE:2024:6875

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
20 december 2024
Publicatiedatum
20 december 2024
Zaaknummer
08-103202-24 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor het vervaardigen en openbaar maken van seksuele afbeeldingen van zijn ex-vrouw en haar zus zonder toestemming

Op 20 december 2024 heeft de Rechtbank Overijssel een vonnis uitgesproken in de zaak tegen een 36-jarige man, die zich schuldig heeft gemaakt aan het vervaardigen en openbaar maken van seksuele afbeeldingen van zijn ex-vrouw en haar zus zonder hun toestemming. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 160 uren en een schadevergoeding van € 3.078,- aan de slachtoffers. De feiten vonden plaats tussen 29 april 2023 en 15 juli 2023 in Denekamp, waar de verdachte opzettelijk en wederrechtelijk afbeeldingen van seksuele aard heeft gemaakt en openbaar gemaakt, terwijl hij wist dat dit nadelig voor de slachtoffers kon zijn. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie gevolgd en de verdachte is schuldig bevonden aan de tenlastegelegde feiten. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de impact van de daden van de verdachte op de slachtoffers, die psychische schade hebben geleden door het onrechtmatig handelen van de verdachte. De rechtbank heeft ook de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen, maar oordeelde dat de ernst van de feiten een zware straf rechtvaardigt. De vorderingen van de benadeelde partijen zijn gedeeltelijk toegewezen, waarbij de rechtbank de immateriële schade voor beide slachtoffers heeft vastgesteld op respectievelijk € 1.500,- en € 500,-. De rechtbank heeft de verdachte ook verplicht om de schadevergoedingen te betalen, met de mogelijkheid van gijzeling bij niet-betaling.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08-103202-24 (P)
Datum vonnis: 20 december 2024
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1988 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
6 december 2024.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. M. Tijken, advocaat in Oldenzaal, naar voren is gebracht.
Ook heeft de rechtbank kennis genomen van wat namens [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] door mr. M. de Vries, advocaat te Groningen, is aangevoerd.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:foto’s en video’s van [slachtoffer 1] heeft vervaardigd en openbaar heeft gemaakt, terwijl hij wist dat openbaarmaking nadelig voor haar kon zijn;
feit 2:een foto van [slachtoffer 2] heeft vervaardigd en openbaar heeft gemaakt, terwijl hij wist dat openbaarmaking nadelig voor haar kon zijn.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1
hij in of omstreeks de periode van 29 april 2023 tot en met 15 juli 2023 te Denekamp,
in de Gemeente Dinkelland, althans in Nederland,
opzettelijk en wederrechtelijk
van een persoon, [slachtoffer 1] ,
afbeeldingen van seksuele aard, te weten meerdere foto’s en/of video’s,
- waarop zij herkenbaar met gezicht volledig naakt is te zien en/of in lingerie en/of
badkleding is te zien en/of
- waarop zij liggend in bed, terwijl zij enkel een string draagt, te zien is en/of
- waarop zij herkenbaar met gezicht, terwijl zij enkel een string draagt, te zien is en
het naakte lichaam van degene die filmt insmeert,
heeft vervaardigd en/of een of meerdere van deze foto’s en/of video’s openbaar
heeft gemaakt, terwijl hij, verdachte, wist dat die openbaarmaking voor die persoon
nadelig kon zijn;
2
hij in of omstreeks de periode van 29 april 2023 tot en met 15 juli 2023 te Denekamp,
in de Gemeente Dinkelland, althans in Nederland,
opzettelijk en wederrechtelijk
van een persoon, [slachtoffer 2] ,
een afbeelding van seksuele aard, te weten een foto, heeft vervaardigd door
een bewerkte pornografische afbeelding te maken waarbij hij, verdachte, het gezicht
van die [slachtoffer 2] via digitale bewerking op het gezicht van een andere naakte
vrouw heeft geplaatst en/of afbeelding openbaar heeft gemaakt, terwijl hij,
verdachte, wist dat die openbaarmaking voor die persoon nadelig kon zijn.

3.De bewijsmotivering

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de onder feit 1 en feit 2 tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich ten aanzien van de bewezenverklaring van de onder feit 1 en feit 2 tenlastegelegde feiten gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van de onder feit 1 en feit 2 ten laste gelegde feiten op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte deze feiten heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen [1] .
  • Het proces-verbaal van de terechtzitting van 6 december 2024, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte;
  • Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] van 3 augustus 2023, pagina 11 e.v.;
  • Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] van 3 augustus 2023, pagina 22 e.v.;
  • Het proces-verbaal van bevindingen van 12 oktober 2023, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 1] , pagina 39 e.v.;
  • Het proces-verbaal van bevindingen van 6 maart 2024, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 2] , pagina 31 e.v;
  • Het proces-verbaal van bevindingen van 6 maart 2024, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 2] , pagina 36 e.v.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
1
hij in de periode van 29 april 2023 tot en met 15 juli 2023 in Nederland,
opzettelijk en wederrechtelijk van een persoon, [slachtoffer 1] , afbeeldingen van seksuele aard, te weten meerdere foto’s en video’s,
- waarop zij herkenbaar met gezicht volledig naakt is te zien en in lingerie en
badkleding is te zien en
- waarop zij liggend in bed, terwijl zij enkel een string draagt, te zien is en
- waarop zij herkenbaar met gezicht, terwijl zij enkel een string draagt, te zien is en
het naakte lichaam van degene die filmt insmeert, heeft vervaardigd en meerdere van deze foto’s en video’s openbaar heeft gemaakt, terwijl hij, verdachte, wist dat die openbaarmaking voor die persoon nadelig kon zijn;
2
hij in de periode van 29 april 2023 tot en met 15 juli 2023 in Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk van een persoon, [slachtoffer 2] , een afbeelding van seksuele aard, te weten een foto, heeft vervaardigd door een bewerkte pornografische afbeelding te maken waarbij hij, verdachte, het gezicht van die [slachtoffer 2] via digitale bewerking op het gezicht van een andere naakte vrouw heeft geplaatst en die afbeelding openbaar heeft gemaakt, terwijl hij, verdachte, wist dat die openbaarmaking voor die persoon nadelig kon zijn.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 139h (oud) van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
de misdrijven:
opzettelijk en wederrechtelijk van een persoon een afbeelding van seksuele aard vervaardigen, meermalen gepleegd;
en
openbaar maken van een afbeelding van seksuele aard van een persoon, terwijl hij weet dat die openbaarmaking nadelig voor die persoon kan zijn, meermalen gepleegd;
feit 2
de misdrijven:
opzettelijk en wederrechtelijk van een persoon een afbeelding van seksuele aard vervaardigen;
en
openbaar maken van een afbeelding van seksuele aard van een persoon, terwijl hij weet dat die openbaarmaking nadelig voor die persoon kan zijn.

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een taakstraf van 160 uren.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de zaak afgedaan dient te worden met een geldboete of een taakstraf. Verdachte is bereid om een taakstraf uit te voeren. Er moet echter wel rekening worden gehouden met zijn lichamelijke gesteldheid, nu hij op korte termijn zal worden geopereerd aan zijn knie. De raadsman heeft verzocht de door de officier van justitie gevorderde taakstraf flink te matigen.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
De ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het vervaardigen van afbeeldingen van seksuele aard van zijn ex-vrouw [slachtoffer 1] en haar zus [slachtoffer 2] , zonder hun toestemming, en aan het openbaar maken daarvan, terwijl hij wist dat dit voor hen nadelig kon zijn. Verdachte heeft zijn ex-vrouw (stiekem) vastgelegd op haar meest kwetsbare momenten en deze foto’s en video’s, kennelijk ingegeven door gevoelens van frustratie en wraak, gedeeld met ene “ [naam] ”, die hij via een pornowebsite had ontmoet en daarover ronduit smakeloze en voor zijn ex-vrouw vernederende chatgesprekken met deze “ [naam] ” gevoerd. Verdachte heeft daarmee niet alleen haar vertrouwen op grove wijze beschaamd, maar ook haar eer en goede naam geschaad. Dat geldt ook ten opzichte van [slachtoffer 2] , wiens afbeelding verdachte heeft bewerkt door haar gezicht op een naakt lichaam te plakken en ook deze afbeelding te delen met [naam] . Het handelen van verdachte getuigt van een gebrek aan respect voor zijn ex-vrouw en haar zus en hun (seksuele) privacy. Uit wat de raadsvrouw van de slachtoffers ter terechtzitting namens hen naar voren heeft gebracht volgt dat het handelen van verdachte grote impact op hen heeft gehad en dat zij hier tot op heden de nadelige psychische gevolgen van ondervinden. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de Justitiële Documentatie van verdachte van 3 september 2024. Hieruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het over verdachte opgemaakte reclasseringsadvies van 10 juni 2024. Hieruit komt het volgende naar voren. Verdachte functioneert naar behoren op de diverse leefgebieden. Hij werkt fulltime en heeft geen financiële problemen. Er is geen sprake van (seks)verslavingsproblematiek. Verdachte lijkt het moeilijk te vinden om voor zichzelf op te komen en zijn grenzen te kennen en te bewaken. Verdachte is op vrijwillige basis in behandeling gegaan bij een haptonoom. Hij volgt deze behandelingen om zich meer bewust te worden van zijn eigen gevoel en om beter voor zichzelf op te leren komen. Verdachte heeft er tijdens het gesprek met de reclassering blijk van gegeven dat hij zich bewust is van het feit dat zijn handelen niet door de beugel kon. De reclassering schat het risico op recidive in als laag. De reclassering acht interventies of reclasseringstoezicht niet geïndiceerd.
Ter terechtzitting is door de verdediging betoogd dat deze zaak ook voor verdachte nadelige gevolgen heeft gehad. Zijn relatie met [slachtoffer 1] is beëindigd en hij ziet zijn kinderen alleen nog onder begeleiding.
De op te leggen straf of maatregel
Hoewel de rechtbank niet blind is voor het feit dat deze zaak ook op verdachte zelf een zware wissel heeft getrokken, ziet zij hierin geen aanleiding om een lagere straf op te leggen dan geëist. De strafbare feiten zijn daarvoor te ernstig en de op te leggen straf dient er ook toe om verdachte ervan te weerhouden zich in de toekomst opnieuw aan dit soort feiten schuldig te maken. Weliswaar heeft verdachte te kennen gegeven daarvoor onder behandeling te staan van een haptonoom, maar gelet op de feiten die verdachte heeft begaan en de omstandigheden waaronder dat is gebeurd, plaatst de rechtbank vraagtekens bij de effectiviteit daarvan. De rechtbank oordeelt dan ook dat oplegging van een taakstraf van 160 uren passend en geboden is. De rechtbank gaat er vanuit dat verdachte na zijn knieoperatie in samenspraak met de reclassering tot een passende invulling daarvan kan komen.

7.De schade van benadeelden

7.1
De vorderingen van de benadeelde partijen
De vordering van [slachtoffer 1]
heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 12.430,88, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
- kosten echtscheidingsadvocaat ad € 3.676,88;
- kosten psycholoog ad € 2.254,--.
Ter vergoeding van immateriële schade wordt een bedrag van € 6.500,-- gevorderd.
De vordering van [slachtoffer 2]
heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 1.890,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan. De gevorderde materiële schade bestaat uit de schadepost “neurotrainingen bij Infomedics” ad € 890,--. Ter vergoeding van immateriële schade wordt een bedrag van € 1.000,-- gevorderd.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen van de benadeelde partijen voor toewijzing vatbaar zijn, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft samengevat het volgende aangevoerd.
De vordering van [slachtoffer 1]
De gevorderde immateriële schade dient aanzienlijk te worden gematigd. Ten aanzien van de gevorderde kosten van de psycholoog is onvoldoende onderbouwd dat de benadeelde partij de EMDR-therapie heeft gevolgd als rechtstreeks gevolg van het handelen van verdachte. Ook is het onduidelijk of er reeds kosten zijn vergoed door de verzekeraar. Deze schadepost dient afgewezen te worden. De gevorderde advocaatkosten dienen afgewezen te worden, omdat de kosten geen rechtstreeks verband houden met de tenlastegelegde feiten.
De vordering van [slachtoffer 2]
De gevorderde immateriële schade dient gematigd te worden. De gevorderde materiële schade dient afgewezen te worden, nu uit de aangeleverde factuur niet blijkt dat de door de benadeelde partij gevolgde neurotraining het rechtstreekse gevolg is van het tenlastegelegde.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
De vordering van [slachtoffer 1]
-
Kosten psycholoog
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het bewezenverklaarde onder feit 1 rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. Ter terechtzitting heeft de raadsvrouw van de benadeelde partij een negental facturen van de psycholoog overgelegd ter (nadere) onderbouwing van de gevorderde materiële schade. Naar het oordeel van de rechtbank is de gevorderde schadepost “kosten psycholoog” daarmee tot een bedrag van € 1.078,-- voldoende onderbouwd en aannemelijk. Dit bedrag bestaat uit de kosten van negen EMDR-behandelingen en de intakekosten. De rechtbank zal het gevorderde daarom deels toewijzen tot het voornoemde bedrag, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan. De overige gevorderde materiële schade komt niet voor vergoeding in aanmerking. Zonder nader onderzoek kan niet worden vastgesteld of en in hoeverre de benadeelde partij in de toekomst nog EMDR-behandelingen zal volgen, zodat de behandeling van de vordering in zoverre een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De rechtbank zal de benadeelde partij daarom in dit deel, te weten een bedrag van
€ 1.176,-- van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de benadeelde partij de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
-
Advocaatkosten in verband met echtscheidingsprocedure
De rechtbank stelt voorop dat een benadeelde partij op grond van artikel 51f van het Wetboek van Strafvordering (Sv) in het strafproces vergoeding kan vorderen van de schade die zij door een strafbaar feit heeft geleden indien voldoende verband bestaat tussen het bewezenverklaarde handelen van de verdachte en de schade om te kunnen aannemen dat de benadeelde door dit handelen rechtstreeks schade heeft geleden. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de benadeelde partij het rechtstreekse verband tussen het bewezenverklaarde feit en de echtscheidingsprocedure onvoldoende onderbouwd, zodat de benadeelde partij in dit deel van de vordering, te weten een bedrag van € 3.676,88, niet-ontvankelijk zal worden verklaard. De benadeelde partij kan de vordering in zoverre slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
-
Immateriële schade
Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat aan de benadeelde partij rechtstreeks immateriële schade in de zin van artikel 6:106 aanhef en onder b van het Burgerlijk Wetboek (BW) is toegebracht door het bewezenverklaarde feit. De benadeelde partij is door het onrechtmatig handelen van verdachte in haar eer of goede naam aangetast. De rechtbank stelt de omvang van de immateriële schade naar billijkheid vast op een bedrag van € 1.500,--. Daarbij heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en ernst van het feit, de gevolgen daarvan voor de benadeelde partij en de vergoedingen die in soortgelijke zaken door rechters zijn toegekend. De rechtbank zal de vordering tot vergoeding van immateriële schade voor het overige afwijzen.
De vordering van [slachtoffer 2]
-
Materiële schade
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de benadeelde partij onvoldoende onderbouwd dat de opgevoerde schadepost “neurotrainingen bij Infomedics” ad € 890,-- rechtstreekse schade is als gevolg van het bewezenverklaarde feit. De rechtbank kan dat uit alleen een overgelegde rekening van Infomedics (dat in opdracht van zorgaanbieders rekeningen verstuurt en incasseert) van € 276,-- niet afleiden. Het in de gelegenheid stellen van de benadeelde partij om deze schadepost alsnog nader te onderbouwen levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. De rechtbank zal de benadeelde partij die gelegenheid niet bieden. De rechtbank zal de benadeelde partij daarom in dit deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de benadeelde partij de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
-
Immateriële schade
Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat aan de benadeelde partij rechtstreeks immateriële schade in de zin van artikel 6:106 aanhef en onder b BW is toegebracht door het bewezenverklaarde onder feit 2. De benadeelde partij is door het onrechtmatig handelen van verdachte in haar eer of goede naam aangetast. De rechtbank stelt de omvang van de immateriële schade naar billijkheid vast op een bedrag van € 500,--. Daarbij heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en ernst van het feit, de gevolgen daarvan voor de benadeelde partij en de vergoedingen die in soortgelijke zaken door rechters zijn toegekend. De rechtbank zal de vordering tot vergoeding van immateriële schade voor het overige afwijzen.
7.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partijen hebben verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partijen naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de feiten is toegebracht.
Als door de verdachte niet volledig wordt betaald, kan deze verplichting worden aangevuld met respectievelijk 35 en 10 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 9, 22c, 22d en 57 Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder feit 1 en feit 2 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1, de misdrijven:
opzettelijk en wederrechtelijk van een persoon een afbeelding van seksuele aard vervaardigen, meermalen gepleegd;
en
openbaar maken van een afbeelding van seksuele aard van een persoon, terwijl hij weet dat die openbaarmaking nadelig voor die persoon kan zijn, meermalen gepleegd;
feit 2, de misdrijven:
opzettelijk en wederrechtelijk van een persoon een afbeelding van seksuele aard vervaardigen;
en
openbaar maken van een afbeelding van seksuele aard van een persoon, terwijl hij weet dat die openbaarmaking nadelig voor die persoon kan zijn.
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder feit 1 en feit 2 bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
160 (honderdzestig) uren;
- beveelt, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
80 (tachtig) dagen;
de vordering van [slachtoffer 1]
-
wijstde vordering van de benadeelde partij
aftot een bedrag van € 5.000,-- (bestaande uit immateriële schade);
-
wijstde vordering van de benadeelde partij
toetot een bedrag van € 2.578,-- (bestaande uit € 1.078,-- materiële schade en € 1.500,-- immateriële schade);
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] (feit 1) van een bedrag van € 2.578,-- (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 15 juli 2023)
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van het onder feit 1 bewezen verklaarde tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 2.578,--, (zegge: tweeduizend vijfhonderdachtenzeventig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 15 juli 2023 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 35 (vijfendertig) dagen kan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- bepaalt dat de benadeelde partij voor een deel van € 4.852,88 (bestaande uit materiële schade)
niet-ontvankelijkis in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
de vordering van [slachtoffer 2]
-
wijstde vordering van de benadeelde partij
aftot een bedrag van € 500,-- (bestaande uit immateriële schade);
-
wijstde vordering van de benadeelde partij
toetot een bedrag van € 500,-- (bestaande uit
immateriële schade);
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] (feit 2) van een bedrag van € 500,-- (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 15 juli 2023);
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van het onder feit 2 bewezen verklaarde tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 500,--, (zegge: vijfhonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 15 juli 2023 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 10 (tien) dagen kan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- bepaalt dat de benadeelde partij voor een deel van € 890,-- (bestaande uit materiële schade)
niet-ontvankelijkis in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Dit vonnis is gewezen door mr. I. Piksen, voorzitter, mr. L.J.C. Hangx en
mr. P.A.M. Miltenburg, rechters, in tegenwoordigheid van mr. B. Kleinlugtenbeld, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 20 december 2024.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2023430885. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.