ECLI:NL:RBOVE:2024:687

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
9 februari 2024
Publicatiedatum
9 februari 2024
Zaaknummer
ak_23_1693
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het verzoek om vrijstelling van griffierecht wegens betalingsonmacht

In deze uitspraak van de Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Zwolle, wordt het beroep van eiser tegen een e-mail van de deken van de Amsterdamse Orde van Advocaten beoordeeld. De deken had in een e-mail van 3 juli 2023 laten weten dat er geen aanleiding was om te bemiddelen in de afhandeling van een klacht van eiser tegen een advocaat in Amsterdam. De rechtbank heeft het beroep op 1 februari 2024 behandeld, waarbij eiser en een vertegenwoordiger van de deken aanwezig waren.

De rechtbank begint met de beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep. Volgens artikel 8:41 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het verplicht om griffierecht te betalen bij het instellen van beroep. In deze zaak bedraagt het griffierecht € 184. De rechtbank legt uit dat als het griffierecht niet op tijd wordt betaald, het beroep niet-ontvankelijk verklaard kan worden, tenzij er een goede reden is voor de late betaling.

Eiser heeft verzocht om vrijstelling van het griffierecht vanwege betalingsonmacht. Hij stelt dat hij meerdere keren per maand griffierecht moet betalen en dat er een 'bestuursrechtelijke premie' op zijn uitkering wordt ingehouden door het CAK, wat zijn financiële situatie bemoeilijkt. De rechtbank oordeelt echter dat betalingsonmacht alleen kan worden aangenomen als het netto-inkomen van eiser en zijn fiscale partner gezamenlijk lager is dan 95% van de maximale bijstandsuitkering voor een alleenstaande. De rechtbank concludeert dat, hoewel het inkomen van eiser laag is, het niet onder deze drempel ligt. Daarom wordt het beroep niet-ontvankelijk verklaard, en de rechtbank beoordeelt de inhoud van het beroep niet.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL
Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummer: ZWO 23/1693

uitspraak van de enkelvoudige kamer van in de zaak tussen

[eiser], uit [woonplaats], eiser

en

de deken van de Amsterdamse Orde van Advocaten.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de e-mail van de deken van de Amsterdamse Orde van Advocaten (hierna: de deken) van 3 juli 2023.
1.1.
Bij deze e-mail heeft de deken eiser, onder verwijzing naar eerdere berichten, laten weten dat er geen aanleiding bestaat om te bemiddelen in het kader van de afhandeling van een klacht van eiser tegen een advocaat te Amsterdam.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 1 februari 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen eiser en namens de deken mr. [naam].

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank zal, voorafgaand aan de beoordeling van het bestreden besluit, eerst beoordelen of het beroep ontvankelijk is.
3. Iemand die beroep instelt, moet griffierecht betalen. Dit staat in artikel 8:41 van
de Algemene wet bestuursrecht (Awb). In deze zaak is het griffierecht € 184. De griffier van de rechtbank stelt een termijn waarbinnen het griffierecht moet worden betaald. Binnen die termijn moet het hele bedrag zijn bijgeschreven op de rekening van de rechtbank of zijn betaald op de griffie van de rechtbank. Als het griffierecht niet of niet op tijd is betaald, verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk. Dat is alleen anders als het niet of niet op tijd betalen verschoonbaar is. Dat betekent dat er een goede reden moet zijn waarom het griffierecht niet op tijd is betaald.
4. Eiser heeft verzocht om vrijstelling van griffierecht omdat sprake is van betalingsonmacht. Hij voert aan dat hij soms meerdere keren per maand griffierecht moet betalen en hij wijst erop dat op zijn uitkering de zogenoemde ‘bestuursrechtelijke premie’ wordt ingehouden door het CAK. Deze premie is hoger dan wat gebruikelijk is voor een zorgverzekering.
5. De rechtbank overweegt dat van betalingsonmacht pas dan sprake is wanneer het netto-inkomen van degene die beroep instelt en zijn eventuele fiscale partner gezamenlijk lager is dan 95% van de maximale bijstandsuitkering van een alleenstaande. De rechtbank
is van oordeel dat de stelling dat eiser omdat hij meerdere procedures voert soms ook meerdere keren per maand griffierecht moet betalen, niet betekent dat sprake is van betalingsonmacht. Het betalen van griffierecht behoort tot iemands normale uitgaven en wordt voor de bepaling van de vraag of sprake is van betalingsonmacht niet in mindering gebracht op het netto-inkomen.
Voor wat betreft de inhouding van de ‘bestuursrechtelijke premie’ voor zijn zorgverzekering overweegt de rechtbank dat een dergelijke premie wordt ingehouden door het CAK wanneer iemand zes maanden lang de premie voor zijn zorgverzekering niet heeft betaald. De rechtbank is van oordeel dat de ingehouden ‘bestuursrechtelijke premie’ voor de beoordeling of sprake is van betalingsonmacht niet verschilt van een ‘gewone’ premie voor een zorgverzekering die een ander maandelijks betaalt. In beide gevallen dient deze premie ertoe om ervoor te zorgen dat iemand verzekerd is tegen zorgkosten. De ‘bestuursrechtelijke premie’ dient dan ook niet in mindering te worden gebracht op het netto-inkomen van eiser.
Al hoewel eisers inkomen laag is, is geen sprake van een netto-inkomen dat lager is dan 95% van de bijstandsnorm.
6. Eiser heeft ter zitting verklaard dat de vrijstelling van griffierecht voor hem een principieel punt is. Hij wil niet alsnog in de gelegenheid worden gesteld om het griffierecht te betalen.
7. Het beroep zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard. Dit betekent dat de rechtbank het beroep niet inhoudelijk beoordeelt.

Conclusie en gevolgen

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Oosterveld, rechter, in aanwezigheid van mr. A. van der Weij, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op .
De rechter is buiten staat om deze uitspraak
te ondertekenen.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.