ECLI:NL:RBOVE:2024:687
Rechtbank Overijssel
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het verzoek om vrijstelling van griffierecht wegens betalingsonmacht
In deze uitspraak van de Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Zwolle, wordt het beroep van eiser tegen een e-mail van de deken van de Amsterdamse Orde van Advocaten beoordeeld. De deken had in een e-mail van 3 juli 2023 laten weten dat er geen aanleiding was om te bemiddelen in de afhandeling van een klacht van eiser tegen een advocaat in Amsterdam. De rechtbank heeft het beroep op 1 februari 2024 behandeld, waarbij eiser en een vertegenwoordiger van de deken aanwezig waren.
De rechtbank begint met de beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep. Volgens artikel 8:41 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het verplicht om griffierecht te betalen bij het instellen van beroep. In deze zaak bedraagt het griffierecht € 184. De rechtbank legt uit dat als het griffierecht niet op tijd wordt betaald, het beroep niet-ontvankelijk verklaard kan worden, tenzij er een goede reden is voor de late betaling.
Eiser heeft verzocht om vrijstelling van het griffierecht vanwege betalingsonmacht. Hij stelt dat hij meerdere keren per maand griffierecht moet betalen en dat er een 'bestuursrechtelijke premie' op zijn uitkering wordt ingehouden door het CAK, wat zijn financiële situatie bemoeilijkt. De rechtbank oordeelt echter dat betalingsonmacht alleen kan worden aangenomen als het netto-inkomen van eiser en zijn fiscale partner gezamenlijk lager is dan 95% van de maximale bijstandsuitkering voor een alleenstaande. De rechtbank concludeert dat, hoewel het inkomen van eiser laag is, het niet onder deze drempel ligt. Daarom wordt het beroep niet-ontvankelijk verklaard, en de rechtbank beoordeelt de inhoud van het beroep niet.