ECLI:NL:RBOVE:2024:6811

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
10 december 2024
Publicatiedatum
19 december 2024
Zaaknummer
c08321269_beschikking_10122024
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervallenverklaring schriftelijke aanwijzing en omgangsregeling in jeugdzorgzaak

In deze zaak heeft de kinderrechter op 10 december 2024 uitspraak gedaan over het verzoek van de ouders tot vervallenverklaring van schriftelijke aanwijzingen van de gecertificeerde instelling (GI) met betrekking tot de omgang met hun kinderen, die uit huis zijn geplaatst. De kinderen zijn ongeveer een jaar geleden uit huis geplaatst en hebben sindsdien op verschillende locaties gewoond, waar zij slachtoffer zijn geworden van grensoverschrijdend gedrag. De ouders hebben de kinderen naar Spanje 'ontvoerd', maar zijn inmiddels weer terug op hun woonplekken. De ouders verzoeken om de vervallenverklaring van de schriftelijke aanwijzing over de omgang, maar willen in feite de uithuisplaatsing beëindigen en de kinderen bij hen terugplaatsen. De kinderrechter heeft in eerdere tussenbeschikkingen aangegeven wat hij kan en niet kan doen in deze situatie.

De kinderrechter heeft de procedure gevolgd en op 19 november 2024 een tussenbeschikking gegeven. De ouders hebben hun standpunten naar voren gebracht, waarbij zij zich zorgen maken over de veiligheid van hun kinderen in de huidige opvang. De GI heeft echter aangegeven dat de kinderen tevreden zijn met hun huidige verblijfplaatsen en dat er geen mogelijkheden zijn voor terugplaatsing bij de ouders. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de schriftelijke aanwijzingen van de GI door tijdsverloop zijn vervallen, maar dat de ouders geen belang hebben om deze door de rechter te laten vervallen verklaren. De kinderrechter heeft het voorstel van de GI om eerst begeleide telefonische contactmomenten te laten plaatsvinden, goedgekeurd, in het belang van de kinderen.

Uiteindelijk heeft de kinderrechter het verzoek van de ouders tot vervallenverklaring van de eerdere schriftelijke aanwijzingen afgewezen en hen aangeraden gebruik te maken van de contactregeling die door de GI is voorgesteld. De beslissing is openbaar uitgesproken en de ouders hebben de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan tegen deze beschikking.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Almelo
Zaakgegevens:
C/08/321269 / JE RK 24-1660 (
vervallenverklaring schriftelijke aanwijzing d.d. 6 september 2024)
C/08/325310 / JE RK 24-2134 (
vervallenverklaring schriftelijke aanwijzing d.d. 22 november 2024)
Datum uitspraak: 10 december 2024
Beschikking inzake vervallenverklaring schriftelijke aanwijzingen (art. 1:265f BW)
in de zaak van
[de moeder] ,
hierna te noemen: de moeder,
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
beide wonende in [woonplaats] ,
gezamenlijk te noemen: de ouders,
advocaat: mr. F.J. Soriano.
met betrekking tot
[minderjarige 1], geboren op [geboortedatum 1] 2014 in [geboorteplaats 1] ,
hierna te noemen: [minderjarige 1] ,
[minderjarige 2], geboren op [geboortedatum 2] 2015 in [geboorteplaats 2] ,
hierna te noemen: [minderjarige 2] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering,
de gecertificeerde instelling,
hierna te noemen: de GI,
gevestigd te Amsterdam.

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1.
Op 19 november 2024 heeft de kinderrechter in de zaak C/08/321269 / JE RK 24-1660 een tussenbeschikking gegeven.
1.2.
Op 27 november is een schriftelijke brief met een update van mr. Soriano ingekomen bij de rechtbank.
1.3.
Op 5 december 2024 is een aanvullend verzoekschrift met bijlagen van
mr. Soriano namens de ouders ingekomen bij de rechtbank, welk verzoek is ingeschreven onder zaaknummer: C/08/325310 / JE RK 24-2134.
1.4.
Op 10 december 2024 heeft de kinderrechter de zaken gelijktijdig behandeld tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren. Daarbij waren aanwezig de ouders met hun advocaat, en [naam 1] en R. [jeugdzorgwerker] namens de GI.

2.De feiten

2.1.
De GI heeft op 22 november 2024 wederom in een schriftelijke aanwijzing de contacten tussen de met het gezag belaste ouders en [minderjarige 1] en [minderjarige 2] beperkt, in die zin dat:

Er is wekelijks telefonisch contact tussen [minderjarige 1] en beide ouders en [minderjarige 2] en beide
ouders. Ouders kunnen hiertoe zelf met de Huize Edgar en Huis van de straat een
moment afspreken.

De uitspraak die de kinderrechter nog moet doen naar aanleiding van het verzoek
tot vervallenverklaring van de eerdere beslissing contact tijdens uithuisplaatsing zal
vanzelfsprekend door de GI gevolgd worden.
De regeling geldt voor de duur tot aan opname binnen de GGZ Drenthe.
2.2.
Voor de verdere feiten wordt verwezen naar voormelde tussenbeschikking van
19 november 2024.

3.De standpunten

3.1.
Mr. Soriano heeft namens de ouders gesteld dat het ouderschapstraject bij GGZ Beilen in Drenthe geen doorgang kan vinden. Volgens de ouders heeft GGZ Beilen ervoor gekozen om hen niet meer op te nemen omdat de ouders met de pers gesproken hebben en GGZ Beilen zich daardoor als potentiële behandelaar niet veilig voelt. De ouders voelden zich genoodzaakt om met de pers te spreken omdat zij zich ernstig zorgen maakten over de uitlatingen van de kinderen over hun verblijfplaatsen. Het signaal dat er bij [minderjarige 2] in Huis van de Straat sprake is geweest van seksueel misbruik is op zitting door de GI erkend. Ook het signaal dat [minderjarige 1] in Huize Edgar werd opgesloten en schrammen heeft opgelopen als gevolg van het handelen van een medewerker is tijdens de zitting erkend door de GI. Het is voor de ouders schokkend dat de zorgen die zij hadden door de GI op zitting zijn bevestigd terwijl zij deze al langer aangekaart hebben. Het is daarom onbegrijpelijk dat de GI niet eerder heeft ingegrepen en onderzoek heeft gedaan naar de signalen. De ouders kunnen zich er niet bij neerleggen dat de GI hen verbiedt om deze zorgen en de klachten die de kinderen hebben of nog zullen krijgen met de kinderen te bespreken. De ouders feitelijk beperken in het contact met de kinderen is onterecht.
3.2.
Ook moet de vader niet de mogelijkheid ontnomen worden om tijdens contact Spaans met de kinderen te spreken, omdat de vader enkel de Spaanse taal spreekt en de kinderen die taal ook machtig zijn. Verder hadden en hebben de ouders nog steeds bezwaar tegen de uithuisplaatsing van de kinderen. Zij blijven stellen dat de kinderen destijds uit huis zijn geplaatst voor het inzetten van diagnostiek en dat er geen andere zorgen over hen of over de kinderen waren. In het afgelopen anderhalf jaar dat de kinderen uit huis zijn geplaatst is echter geen begin gemaakt met diagnostiek. Ook het traject bij GGZ Beilen had al veel eerder plaats moeten en kunnen vinden. Er is onvoldoende gewerkt aan het doel van een uithuisplaatsing, te weten het terugplaatsen van de kinderen. De ouders vinden dat de kinderen op hun huidig verblijf in gevaar zijn en willen dat zij bij hen worden teruggeplaatst. Zij gaan daarom des daaromtrent door de kinderrechter uitdrukkelijk en herhaaldelijk bevraagd niet akkoord met de door de GI tijdens de mondelinge behandeling voorgestelde contactregeling.
3.3.
Volgens de GI steekt het verhaal anders in elkaar dan de ouders stellen. De kinderen zijn niet alleen uithuisgeplaatst om diagnostiek in te zetten. Dat er geen diagnostiek is ingezet heeft volgens de jeugdbeschermer te maken met moeder die geen akkoord wilde geven voor het inzetten van diagnostiek bij Ambiq en bij Huis van de Straat. Over de recente afwijzing door GGZ Beilen om de ouders op te nemen zegt de GI dat de afwijzing niet alleen maar is gebaseerd op het benaderen van de pers door de ouders. Bij de ouders ontbreekt inzicht en zij stellen zich volgens Beilen onvoldoende op voor de hulpverlening. Tijdens hulpverleningsgesprekken en ook in het gesprek met GGZ Beilen nemen de ouders een weigerachtige en dreigende houding aan.
3.4.
De GI heeft tijdens de zitting verklaard de zorgen van de ouders over de kinderen binnen hun verblijfplekken te herkennen en ook te erkennen. Ten aanzien van [minderjarige 2] zegt de GI dat er een taxatiegesprek heeft plaatsevonden over het seksuele grensoverschrijdende contact. Er is vastgesteld dat een medewerker van Huis van de Straat [minderjarige 2] heeft willen helpen om zijn penis schoon te maken en hem heeft laten zien hoe dat moet. De GI zegt dat er inderdaad een medewerker van Huis van de Straat is ontslagen, maar dat dit niet de medewerker is geweest die betrokken is geweest bij het grensoverschrijdende incident met [minderjarige 2] . De Inspectie Jeugdzorg is ingezet en kijkt mee.
3.5.
De GI bevestigt ook dat een medewerker van Huize Edgar niet goed gereageerd heeft bij het op bed zetten van [minderjarige 1] waardoor deze een schram op zijn rug heeft opgelopen. Ook bij Huize Edgar wordt door de Inspectie meegekeken en de GI ziet verbeterpunten. Deze voorvallen worden door de GI zeer betreurd, maar ze hebben na intern overleg met gedragswetenschappers van de GI niet geleid tot een beslissing om de jongens over te plaatsen naar andere plekken.
3.6.
De GI vertelt dat de kinderen meer tevreden zijn over de plek waar ze wonen dan ouders denken. Het is lastig dat de samenwerking en het contact tussen de ouders en beide woonplekken problematisch is zodat ook niet gesproken kan worden over de zorgen vanuit de ouders. Beilen wil geen traject met ouders meer starten vanwege contacten van ouders met de pers en de twijfels die Beilen heeft over echte bereidheid van ouders om tot samenwerking te komen. De GI is niet meer van plan om ergens anders een gezinsopname te regelen voor de ouders omdat de verwachting is dat het daar niet anders zal gaan dan bij Beilen. Dat betekent dat er wat de GI betreft nu geen mogelijkheden meer zijn om te werken aan een plan voor terugplaatsing van de kinderen bij ouders. De GI kan niet anders dan concluderen dat het toekomstperspectief van de kinderen niet bij de ouders ligt en zij zegt des uitdrukkelijk daarop bevraagd door de kinderrechte ter zitting dat zij niet meer werkt aan een terugplaatsing van de kinderen bij de ouders thuis.
3.7
Nu de opname bij GGZ Beilen niet meer mogelijk is en de eerdere schriftelijke aanwijzingen zijn komen te vervallen doet de GI ter zitting een nieuw voorstel aan de ouders, waarbij er eerst drie telefonische contactmomenten onder begeleiding en onder aanwezigheid van een tolk zullen plaatsvinden. Als deze contacten goed verlopen kan het fysieke contact tussen de ouders en de kinderen hervat worden.

4.De verdere beoordeling

Het wettelijk kader
4.1.
De GI heeft op grond van artikel 1:265f, eerste lid van het Burgerlijk Wetboek (BW) beslissingen genomen tot beperking van het contact tussen de met het gezag belaste ouders en [minderjarige 1] en [minderjarige 2] die uit huis is geplaatst. Deze beslissingen gelden als een aanwijzing. De kinderrechter kan de aanwijzing geheel of gedeeltelijk vervallen verklaren. De ouders hebben eveneens verzocht om een contactregeling vast te stellen conform het verzoek. De kinderrechter kan een zodanige regeling vaststellen als hem in het belang van de minderjarige wenselijk voorkomt (artikel 1:265f lid 2 BW).
Het inhoudelijk oordeel
Vooropgesteld dient te worden dat de GI volgens de wet is belast met de uitvoering van de ondertoezichtstelling en dat de kinderrechter slechts een toetsende taak heeft. Daar waar het gaat om aanwijzingen die zien op de omgang van het kind met de ouders toetst de kinderrechter in volle omvang of de gegeven aanwijzing in het belang van de minderjarige is.
4.2.
Bij tussenbeschikking van 19 november 2024 heeft de kinderrechter de beslissing over vervallen verklaren van de schriftelijke aanwijzing aangehouden.
4.3.
De kinderrechter stelt vast dat de schriftelijke aanwijzingen van de GI van
6 september 2024 en 22 november 2024 door tijdsverloop zijn komen te vervallen. De ouders hebben er daarom geen belang om die aanwijzingen door de rechter te laten vervallen verklaren. De ouders hebben kennisgenomen van het tijdens de zitting gedane mondelinge voorstel van de GI met betrekking tot het weer hervatten van het contact met hun kinderen. Over dat voorstel zal de kinderrechter een oordeel zal geven.
4.4.
Een verzoek tot het beëindigen van de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] ligt nu niet voor. Tegen een eerdere beslissing tot het verlenen van die machtiging is door de ouders om ter zitting genoemde redenen geen rechtsmiddel ingesteld. Het gerechtshof Arnhem / Leeuwarden heeft over die machtiging dus nog beslissing kunnen geven. Het is nu niet aan de kinderrechter om een oordeel te geven over de voor de ouders niet te accepteren machtiging tot uithuisplaatsing. Ter zitting heeft de kinderrechter uitgelegd dat het zo in elkaar steekt dat de rechter op verzoek van de GI
eenmachtiging verleent om een kind te plaatsen in een 24 uurs accommodatie van een aanbieder van jeugdzorg. Hij heeft niet de bevoegdheid om te bepalen
in welke24 accommodatie de GI mag plaatsen. Evenmin om aan de GI opdracht te geven een kind van de ene naar de andere accommodatie over te plaatsen indien er een ernstig incident heeft plaatsgevonden in die ene accommodatie.
4.5.
De maatregel wordt uitgevoerd door de GI en deze maakt ook de keuze voor die accommodatie en het al of niet voortzetten van die plaatsing in die accommodatie. Zo heeft deze GI gekozen voor Huis van de Straat en Huize Edgar. De problemen die daar hebben gespeeld en waar ook de kinderen van de ouders bij betrokken zijn geweest zijn ter zitting besproken en desgevraagd heeft jeugdzorgwerker [jeugdzorgwerker] verklaard dat ondanks de incidenten de GI nog steeds kiest voor het wonen van de kinderen bij respectievelijk Huis van de Straat en Huize Edgar. Volgens hem hebben de kinderen het daar ondanks de incidenten nog steeds goed naar hun zin en is er nu voldoende zicht op de kwaliteit van het door beide huizen geboden onderdak.
4.6.
De kinderrechter kan gelet op hetgeen hij hiervoor onder 4.4. heeft overwogen niet anders dan voorbijgaan aan dat wat de ouders blijven zeggen over hun bezwaren tegen de plaatsing van hun kinderen in Huis van de Straat en Huize Edgar. Zo steekt de wet en in het bijzonder de regels met betrekking tot ondertoezichtstelling en machtiging uithuisplaatsing nu eenmaal in elkaar. Aan de GI komt exclusieve bevoegdheid toe als het gaat om de keuze van de voorziening waar de kinderen gaan of – ook na een ernstig incident - blijven wonen.
4.7.
De GI stelt inmiddels na de afwijzing van ouders door Beilen dat het opvoed- en woonperspectief van [minderjarige 2] en [minderjarige 1] niet meer bij de ouders ligt. De gezinsopname bij GGZ Beilen had als doel de mogelijkheden voor een thuisplaatsing en het perspectief van de kinderen bij de ouders te onderzoeken. Nu dit traject geen doorgang gevonden heeft en verder onderzoek naar terugplaatsing niet meer mogelijk is, constateert de kinderrechter dat de GI niet meer zal werken aan een terugplaatsing van de kinderen bij de ouders. Het perspectief lijkt daarmee bepaald. De GI en de rechter hebben niets te zeggen over en te vinden van de beslissing van Beilen. Die beslissing is echter wel een gegeven waarmee in het verdere verloop van de maatregel rekening moet worden gehouden. Opties om een traject in te zetten waarin bezien kan worden of ouders goed genoeg voor de kinderen kunnen zorgen lijken er nu niet meer te zijn. Het is triest om vast te moeten stellen dat ouders er door hun gedrag zelf grotendeels debet aan zijn dat nu sprake is van een situatie van ‘
rien ne va plus’. De ‘ontvoeringsactie naar Spanje’ en hun afluisterpraktijken in contacten met hulpverlening keren zich als een boemerang tegen hen.
4.8.
De GI heeft met betrekking tot het hervatten en mogelijk verder uitbreiden van contact tussen ouders en kinderen ter zitting een nieuw voorstel gedaan, waarbij er eerst drie begeleide telefonische contactmomenten plaatsvinden in aanwezigheid van een tolk waarna, indien deze momenten goed verlopen, het fysieke contact hervat kan worden. De ouders gaan des uitdrukkelijk daarop bevraagd door de kinderrechter niet akkoord met dit voorstel. De kinderrechter is het echter wel eens met dit voorstel van de GI. Het is in het belang van de kinderen dat er eerst meer rust komt voordat er weer fysieke omgang kan plaatsvinden. Het voorstel van de GI is een verstandig voorstel en komt tegemoet aan dat belang van de kinderen. Hopelijk bedenken ouders zich na overleg met hun advocaat nog en gaan zij daar alsnog mee akkoord.
4.9.
De kinderrechter zal gelet op het voorgaande het verzoek van de ouders afwijzen.

5.De beslissing

De kinderrechter wijst af het verzoek van de ouders tot vervallenverklaring van de eerdere schriftelijke aanwijzingen van de GI en geeft hen in overweging om gebruik te maken van de door de GI ter zitting genoemde contactregeling.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 10 december 2024 door
mr. J.H. Olthof, kinderrechter, in aanwezigheid van S. Mahmoud als griffier en op schrift gesteld op 17 december 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden.