ECLI:NL:RBOVE:2024:6761
Rechtbank Overijssel
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen de afwijzing van een WIA-uitkering op basis van arbeidsongeschiktheid
In deze uitspraak van de Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, wordt het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een WIA-uitkering beoordeeld. Eiseres had verzocht om per 18 augustus 2020 in aanmerking te komen voor een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). Het UWV had haar aanvraag op 26 juli 2023 afgewezen, en het bestreden besluit van 12 juni 2024 bevestigde deze afwijzing. De rechtbank heeft op 24 oktober 2024 de zaak behandeld, waarbij de gemachtigden van beide partijen aanwezig waren. Tijdens de zitting bleek dat er verschillende stukken ontbraken, wat leidde tot een schorsing van het onderzoek. Eiseres had zich voor het laatst als magazijnmedewerker gewerkt en zich op 3 augustus 2018 ziekgemeld. Het UWV had haar een Ziektewet-uitkering toegekend, maar deze was beëindigd na de eerstejaars beoordeling. Eiseres stelde dat er onjuistheden waren in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) en dat onvoldoende rekening was gehouden met haar mentale klachten. De rechtbank oordeelde dat het UWV terecht had vastgesteld dat eiseres met een arbeidsongeschiktheidspercentage van 23,37% geen recht had op een WIA-uitkering, omdat dit percentage onder de vereiste 35% lag. De rechtbank concludeerde dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep de situatie van eiseres adequaat had beoordeeld en dat er geen aanleiding was voor verdergaande beperkingen. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard, wat betekent dat zij geen recht heeft op een WIA-uitkering en geen vergoeding voor proceskosten ontvangt.