ECLI:NL:RBOVE:2024:674

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
8 februari 2024
Publicatiedatum
8 februari 2024
Zaaknummer
08.192401.23, 08.107124.23, 08.267393.23 en 08.296945.23 (gev. ttz.) (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor brandstichting, mishandeling en bedreiging met een wapen

Op 8 februari 2024 heeft de Rechtbank Overijssel een 30-jarige man veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren. De man is schuldig bevonden aan meerdere strafbare feiten, waaronder opzettelijke brandstichting, mishandeling van zijn echtgenote en bedreiging met een wapen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op 1 augustus 2023 in Deventer brand heeft gesticht aan een woning, waarbij levensgevaar en gemeen gevaar voor goederen te duchten was. Daarnaast heeft hij op 23 april 2023 zijn echtgenote mishandeld door haar keel dicht te drukken en haar meerdere keren in het gezicht te slaan. Op 28 juli 2023 heeft hij twee personen bedreigd met een mes, waarbij hij dreigende woorden heeft geuit. De rechtbank heeft de verdachte ook een meldplicht bij de reclassering opgelegd, evenals een opname in een forensische kliniek en een contactverbod met de slachtoffers. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers zwaar meegewogen in de strafoplegging.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummers: 08.192401.23, 08.107124.23, 08.267393.23 en 08.296945.23 (gev. ttz.) (P)
Datum vonnis: 8 februari 2024
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1993 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1] ,
nu verblijvende in de P.I Almelo.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 02 november 2023 en van 25 januari 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. N.M.L. Habich en van wat door verdachte en zijn raadsvrouw mr. S.D. Smid, advocaat in Enschede, naar voren is gebracht.
Ook heeft de rechtbank kennisgenomen van de namens [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] voorgedragen slachtofferverklaring, de namens [slachtoffer 3] overgelegde schriftelijke slachtofferverklaring en van wat namens de benadeelde partijen [slachtoffer 1] en
[slachtoffer 2] ter toelichting door [naam 1] , namens [slachtoffer 3] en
[slachtoffer 6] ter toelichting door [naam 2] en namens [slachtoffer 5] ter toelichting door [naam 3] , allen namens Slachtofferhulp Nederland, is aangevoerd.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, na de wijziging van de tenlastelegging als bedoeld in artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) voor parketnummer 08.192401.23 van 25 januari 2024, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
onder parketnummer 08.192401.23
feit 1: op 1 augustus 2023 in Deventer opzettelijk brand heeft gesticht waarbij gevaar voor personen en goederen is ontstaan;
feit 2: op 1 augustus 2023 in Deventer opzettelijk brand heeft gesticht waarbij gevaar voor goederen is ontstaan;
feit 3: op 1 augustus 2023 in Deventer een auto heeft beschadigd;
feit 4: op 1 augustus 2023 in Deventer een motor heeft beschadigd;
onder parketnummer 08.107124.23
op 23 april 2023 in Hengelo (O) zijn echtgenote [slachtoffer 3] heeft mishandeld;
onder parketnummer 08.267393.23
feit 1: op 28 juli 2023 in Hengelo (O) [slachtoffer 5] en [slachtoffer 4] heeft bedreigd met een mes;
feit 2: op 28 juli 2023 in Hengelo (O) drie messen heeft gedragen die bestemd waren om letsel aan personen toe te brengen of mee te dreigen;
onder parketnummer 08.296945.23
feit 1:op 16 juli 2023 in Hengelo (O) [slachtoffer 6] heeft mishandeld;
feit 2:op 16 juli 2023 in Hengelo (O) een ruit van een voordeur heeft vernield.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
onder parketnummer 08.192401.23
1
hij op of omstreeks 1 augustus 2023 te Deventer opzettelijk brand heeft gesticht aan een woning gelegen aan perceel [adres 2] door open vuur in aanraking te brengen met papier en/of een stuk stof, althans een vluchtige ontbrandbare vloeistof, althans een of meer brandbare stof(fen), ten gevolge waarvan de voordeur van die woning
en/of een gedeelte van de inboedel van die woning geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, terwijl daarvan
- gemeen gevaar voor goederen, te weten de woning gelegen aan perceel [adres 2] en/of de daarnaast aangrenzende woningen, en/of
- levensgevaar en/of gevaar voor lichamelijk letsel voor een ander te weten [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] (bewoners woning van perceel [adres 2] ) te duchten was;
2
hij op of omstreeks 1 augustus 2023 te Deventer opzettelijk brand heeft gesticht door open vuur, althans een of meer brandbare stof(fen) in aanraking te brengen met papier (in de papiercontainer) en/of de papiercontainer terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, te weten de houten schutting behorend bij perceel [adres 2] en/of de
aangrenzende houten schu(u)r(en) te duchten was;
3
hij op of omstreeks 1 augustus 2023 te Deventer opzettelijk en wederrechtelijk een auto, merk Nissan met kenteken [kenteken 1] , in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
4
hij op of omstreeks 1 augustus 2023 te Deventer opzettelijk en wederrechtelijk een motor, merk Yamaha met kenteken [kenteken 2] , in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 7] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
onder parketnummer 08.107124.23
hij op of omstreeks 23 april 2023 te Hengelo, gemeente Hengelo (O) zijn echtgenote, [slachtoffer 3] , heeft mishandeld door die [slachtoffer 3]
- bij de hals vast te pakken en/of de keel van die [slachtoffer 3] dicht te drukken,
- meerdere malen op/tegen het gezicht en/of het hoofd en/of het lichaam te slaan

en/of

- (met kracht) op/tegen het lichaam te duwen;
onder parketnummer 08.267393.23
1
hij op of omstreeks 28 juli 2023 te Hengelo (O) [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 4] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door stekende en/of zwaaiende bewegingen met een mes te maken in de richting van die [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 4] , althans duidelijk zichtbaar voor die [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 4] een mes vast te houden en/of daarbij die [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 4] dreigend de woorden "kom naar mij toe, dan snijd ik jullie in stukken" en/of "ik trek hem op je hoofd" toe te voegen, althans woorden en/of gedragingen van gelijke dreigende aard en/of strekking;
2
hij op of omstreeks 28 juli 2023 te Hengelo (O) drie wapens van categorie IV, onder 7 van de Wet wapens en munitie, te weten drie messen zijnde voorwerpen waarvan, gelet op zijn/hun aard en/of de omstandigheden waaronder het/ze werd(en) aangetroffen, redelijkerwijs kon worden aangenomen dat het/ze bestemd was/waren om letsel aan personen toe te brengen en/of te dreigen heeft gedragen;
onder parketnummer 08.296945.23
1
hij op of omstreeks 16 juli 2023 te Hengelo, althans in Nederland [slachtoffer 6] heeft mishandeld door (met kracht) die [slachtoffer 6] in/op/tegen het hoofd en/of de rug en/of het lichaam te stompen en/of te slaan met een paraplu, in elk geval met een soortgelijk voorwerp;
2
hij op of omstreeks 16 juli 2023 te Hengelo, althans in Nederland opzettelijk en wederrechtelijk een ruit van de voordeur, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan [slachtoffer 8] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsmotivering

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat alle ten laste gelegde feiten onder de parketnummers 08.192401.23, 08.107124.23, 08.267393.23 en 08.296945.23 wettig en overtuigend kunnen worden bewezen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
Onder parketnummer 08.192401.23
De raadsvrouw heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van beide ten laste gelegde brandstichtingen en de beschadiging van de auto, met uitzondering van het ten laste gelegde levensgevaar en of gevaar voor lichamelijk letsel bij de onder 1 ten laste gelegde brandstichting. Gelet op de omstandigheden waaronder de brand heeft plaatsgevonden, was van levensgevaar of gevaar voor lichamelijk letsel geen sprake, aldus de raadsvrouw. Voor wat betreft de onder 4 ten laste gelegde beschadiging van de motor heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken, omdat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte degene is geweest die de motorfiets heeft omgegooid.
Onder parketnummer 08.107124.23
Ten aanzien van de ten laste gelegde mishandeling heeft de raadsvrouw bepleit dat verdachte moet worden vrijgesproken, nu het ten laste gelegde feit grotendeels is gebaseerd op de verklaring van aangeefster. Hierdoor ontbreekt wettig en overtuigend bewijs dat verdachte zijn partner heeft mishandeld.
Onder parketnummer 08.267393.23
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van de bedreiging en het verboden wapenbezit. Volgens de raadsvrouw zijn de afgelegde verklaringen van beide aangevers onbetrouwbaar, waardoor wettig en overtuigend bewijs ontbreekt dat verdachte beide aangevers heeft bedreigd. Ten aanzien van het ten laste gelegde verboden wapenbezit zijn de messen aangetroffen onder zodanige omstandigheden, dat zij niet bestemd waren om daarmee letsel toe te brengen of om mee te dreigen.
Onder parketnummer 08.296945.23
De raadsvrouw heeft bepleit dat verdachte moet worden vrijgesproken van de ten laste gelegde mishandeling en vernieling. Het signalement dat beide aangevers geven, is te algemeen om verdachte aan te wijzen als de dader. Ook heeft de aangever van de mishandeling, [slachtoffer 6] , volgens de raadsvrouw een onbetrouwbare verklaring afgelegd. Begeleider [begeleider] heeft verklaard dat aangever [slachtoffer 6] niet betrouwbaar is in zijn verklaringen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Onder parketnummer 08.192401.23
Vrijspraak feit 4
De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte de motorfiets heeft beschadigd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken. Verdachte ontkent dat hij de motorfiets heeft omgegooid. Uit de overige bewijsmiddelen in het dossier kan de rechtbank niet vaststellen dat verdachte degene is geweest die daadwerkelijk de motorfiets heeft omgegooid. Hierdoor ontbreekt wettig bewijs dat verdachte de ten laste gelegde beschadiging heeft gepleegd.
Ten aanzien van feiten 1, 2 en 3
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 1 tot en met 3 ten laste gelegde feiten, op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte de feiten, met uitzondering van het ten laste gelegde levensgevaar onder feit 1, heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit, - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen [1] .
  • de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 2 november 2023;
  • het proces-verbaal van verhoor van verdachte van 14 december 2023 (P. 1-6);
  • het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] van 1 augustus 2023 (P. 12-15);
  • het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1] van 1 augustus 2023
(P. 16-18);
- het proces-verbaal sporenonderzoek van verbalisant [verbalisant 1] van
13 augustus 2023 (p. 81-89).
Levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel
De rechtbank oordeelt dat bij de brand aan de voorzijde van de woning levensgevaar te duchten was voor de bewoners van de [adres 2] en verwerpt het verweer van de raadsvrouw dat van levensgevaar of gevaar voor lichamelijk letsel (naar algemene ervaringsregels) geen sprake was.
Uit de bevindingen van het forensisch sporenonderzoek is gebleken dat de brand is begonnen in de brievenbusopening aan de binnenzijde van de voordeur. Vanuit deze locatie heeft de brand zich uitgebreid naar de kunststof brievenbusklep aan de binnenzijde van de voordeur en is vervolgens overgeslagen naar het gordijn dat hing achter de voordeur. [2] Op foto’s is te zien dat de brievenbus bijna volledig weggesmolten is, net als een deel van het gordijn. [3]
Aangever [slachtoffer 1] heeft verklaard dat zij in de nacht van 1 augustus 2023 wakker is geworden door het geluid van de rookmelders in de woning. Zij heeft verklaard vuur en dikke rook bij de voordeur te hebben gezien. Met een lege prullenbak gevuld met water heeft de partner van aangever het vuur geblust. [4]
Getuige [getuige 2] , bevel commandant van de brandweer in Deventer, heeft verklaard dat sprake was van brandgevaar aan de voorzijde van de woning. Volgens hem had de brand zich kunnen uitbreiden naar de deur en het schoenenrek vlak naast de deur. De rook zou dan vanuit de hal naar boven trekken. Op ongeveer anderhalf meter van de voordeur bevindt zich de trapopgang naar boven. [getuige 2] heeft aangegeven dat een reëel risico aanwezig was. Indien de brand was uitgebreid en zich lang genoeg zou hebben ontwikkeld, was volgens [getuige 2] de trapopgang door rook afgesloten als vluchtweg. [5]
Anders dan door de raadsvrouw is betoogd, doet het feit dat de brand korte tijd heeft gewoed niet af aan het gevaar dat voor de bewoners van de [adres 2] , zeker nu de brandstichting gedurende de nachtrust, terwijl de bewoners sliepen, bij de ingang van de woning en de trapopgang naar boven heeft plaatsgevonden. De kans was daardoor groot dat de slapende bewoners zich niet of te laat bewust van de brand zouden zijn geworden en zich niet meer in veiligheid hadden kunnen brengen. Dit gevaar was nog meer aanwezig nu is vastgesteld dat de vluchtroute van de bewoners door de brand en de daarmee gepaarde rookontwikkeling zou zijn geblokkeerd. Dat door het afgaan van de rookmelder erger is voorkomen doet aan de aanwezigheid van dit gevaar niet af.
Gelet op de omstandigheden waaronder de brandstichting heeft plaatsgevonden, is naar het oordeel van de rechtbank sprake van een brandstichting waarbij zowel gevaar voor goederen als levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel te duchten was.
Onder parketnummer 08.107124.23
Bewijsmiddelen [6]
Op 23 april 2023 in Hengelo heeft [slachtoffer 3] aangifte gedaan van mishandeling door verdachte, op dat moment haar echtgenoot. Nadat een conflict over een niet gekochte zwembroek escaleerde in een ruzie over een eerdere verhouding, ging verdachte tegenover haar staan. Volgens aangeefster pakte verdachte de kraag van haar vest vast, om hierna met zijn onderarm de keel van aangeefster dicht te drukken. Aangeefster heeft verklaard dat zij hierdoor enkele seconden geen lucht kreeg. Door het harde drukken van verdachte had aangeefster ook pijn bij haar keel en borst. Nadat verdachte losliet begon verdachte [slachtoffer 3] hard te slaan met beide platte handen tegen het gezicht, aldus aangeefster. Ook voelde zij enkele klappen op haar hoofd. Zij schat tien tot vijftien keer te zijn geslagen. Hierna heeft aangeefster 112 gebeld, haar adres doorgegeven en weer opgehangen, omdat zij bang was dat verdachte haar telefoon zou afpakken. Uit onderzoek is gebleken dat de verbinding is verbroken en het nummer door de politie is getraceerd. [7]
De ter plaatse komende verbalisanten troffen in de woning een zeer emotionele aangeefster aan. Tegen verbalisant [verbalisant 2] vertelde aangeefster onder andere over haar eerdere verhouding met een ander. Ook vertelde zij dat door verdachte met zijn onderarm haar keel is dichtgedrukt en dat zij meerdere malen in het gezicht is geslagen. Verbalisanten zagen gedurende het gesprek met [slachtoffer 3] enkele striemen ter hoogte van haar keel en borst, een lichte blauwe plek op haar kaken en een wondje op haar bovenlip. Verbalisant [verbalisant 3] verklaart dat verdachte aan hem ongeveer hetzelfde verhaal heeft verteld als wat verbalisant [verbalisant 2] van aangeefster te horen had gekregen, maar dat er volgens verdachte enkel duw- en trekwerk had plaatsgevonden. [8] Gedurende zijn politieverhoor heeft verdachte verklaard dat hij [slachtoffer 3] rustig wilde krijgen door haar bij haar hals en daarna bij haar wangen te pakken. [9]
Overwegingen
De rechtbank stelt op grond van de verklaring van [slachtoffer 3] en de waarnemingen van verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] vast dat dat verdachte op 23 april 2023 in Hengelo verschillende geweldshandelingen heeft uitgeoefend tegen [slachtoffer 3] . Deze handelingen betreffen het dichtdrukken van de keel van aangeefster en het meerdere malen met de platte hand slaan tegen het gezicht en hoofd van aangeefster. De grotendeels overeenkomende verklaring van verdachte, die enkel het toegepaste geweld afzwakt, draagt bij aan de overtuiging van de rechtbank dat verdachte de ten laste gelegde geweldshandelingen tegen [slachtoffer 3] heeft uitgeoefend.
De rechtbank overweegt dat voorgaande vaststelling grotendeels is gebaseerd op de verklaring van aangeefster. Haar verklaring is naar het oordeel van de rechtbank betrouwbaar. De verklaring is uitgebreid, gedetailleerd en komt op in hoofdlijnen overeen met de door haar afgelegde verklaring tegenover de ter plekke arriverende verbalisanten, in het bijzonder over de wijze waarop de mishandeling heeft plaatsgevonden en over de aanleiding. Bovendien vindt de verklaring van [slachtoffer 3] steun in andere bewijsmiddelen, zoals het ter plekke waargenomen letsel door verbalisanten en de verbroken 112-verbinding.
Onder parketnummer 08.267393.23
Bewijsmiddelen [10]
Op 28 juli 2023 heeft [slachtoffer 5] (hierna: [slachtoffer 5] ) aangifte gedaan van bedreiging. Hij heeft verklaard dat hij gedurende een feestje in de binnenstad van Hengelo geschreeuw hoorde. Hij liep vervolgens in de richting van het geschreeuw. Hij zag een man in de richting van een huis in de [adres 3] rennen, naast de juwelier. Volgens [slachtoffer 5] ging de man naar binnen en kwam hij kort daarna naar buiten met een pistool. Hierna liep de man weer naar binnen en naar buiten. Hij trok vervolgens een lang mes van tussen de twintig en dertig centimeter, aldus aangever. Volgens hem zwaaide verdachte met het mes en riep hij ‘ik trek hem op je hoofd’. [11]
Ook [slachtoffer 4] (hierna: [slachtoffer 4] ) heeft aangifte gedaan van bedreiging. Hij heeft verklaard dat hij zag dat een man een vuurwapen vasthield. Hierna liep de man naar binnen en weer naar buiten. Vervolgens haalde de man volgens [slachtoffer 4] een groot keukenmes met zwart handvat achter zijn broeksband vandaan. Terwijl de man met het mes zwaaide riep hij ‘kom naar mij toe, dan snijd ik jullie in stukken’. [12]
Getuige [getuige 3] (hierna: [getuige 3] ) heeft verklaard dat hij lawaai hoorde bij de woning schuin tegenover de automatiek in Hengelo. Bij de deur van een woning stond een man volgens [getuige 3] te zwaaien met een mes. Ook zei de man dat ‘ze’ bij hem moesten komen en dat hij hun zou neersteken. [getuige 3] omschrijft dat de man een groot keukenmes vasthield, ‘het soort mes waar je vlees mee snijdt’. [13]
De ter plaatse gekomen verbalisanten werden door omstanders naar de [adres 3] gewezen, waar zij een man in de portiek van huisnummer [nummer] zagen staan. Deze persoon werd door omstanders aangewezen als de persoon die mensen had bedreigd met een mes. Deze persoon is aangehouden en bleek verdachte te zijn. [14] In het trapportaal van de woning trof verbalisant [verbalisant 4] op het zitvlak van een stoel vlak achter de voordeur drie grote vleesmessen voor huishoudelijk gebruik aan. [15] Uit onderzoek is gebleken dat alle drie messen voorwerpen zijn die kunnen worden gekwalificeerd als wapens in de zin van artikel 2 lid 1, Categorie IV onder 7° van de Wet wapens en munitie. [16]
Verdachte heeft ter terechtzitting van 25 januari 2025 verklaard dat zich een conflict voor de deur van zijn woning afspeelde, waarvan hij de aanleiding niet meer wist. Verdachte heeft vanuit een schrikreactie een mes gepakt dat in de gang lag met als doel iemand buiten de deur te houden. Volgens verdachte lag het mes daar, omdat hij zijn woning uit moest en daarvoor spullen naar beneden aan het halen was. [17]
Overwegingen
De rechtbank stelt op grond van de aangiftes van [slachtoffer 5] en [slachtoffer 4] - die elkaar ondersteunen en worden ondersteund door de getuigenverklaring van [getuige 3] - vast dat verdachte op 28 juli 2023 in Hengelo [slachtoffer 5] en [slachtoffer 4] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en zware mishandeling. Verdachte heeft richting aangevers staan zwaaien met een mes en daarbij richting hen dreigend de woorden geroepen ’kom naar mij toe, dan snijd ik jullie in stukken’ en ‘ik trek hem op je hoofd’
Anders dan de raadsvrouw heeft betoogd, is de rechtbank van oordeel dat de verklaringen van aangevers betrouwbaar zijn. De verklaringen zijn gedetailleerd en komen met elkaar overeen. Ook worden de verklaringen ondersteund door de overige bewijsmiddelen in het dossier, waaronder de verklaring van verdachte zelf.
Op grond van voorgaande bewijsmiddelen stelt de rechtbank tevens vast dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt een het dragen van een mes, waarvan redelijkerwijs kan worden aangenomen dat het bestemd was om letsel toe te brengen of om mee te dreigen. Beide aangevers verklaren dat de persoon die voor de woning stond, zwaaide met een mes en daarbij dreigende teksten riep. Nu uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte met één mes heeft lopen dreigen, zal de rechtbank bewezen verklaren het dragen van één mes als voorwerp waarvan redelijkerwijs kon worden aangenomen dat het bestemd was om letsel toe te brengen of mee te dreigen.
Onder parketnummer 08.296945.23
Bewijsmiddelen [18]
[slachtoffer 6] (hierna: [slachtoffer 6] ) heeft aangifte gedaan van een mishandeling, die plaats vond op 16 juli 2023 in Hengelo. [slachtoffer 6] was bezig met het wegbrengen van zijn vuilnis, toen hij in de portiek van het door hem bewoonde appartementencomplex een man tegenkwam. De man riep onder andere dat hij eigenaar was van een juwelier in Hengelo en veel geld en auto’s bezat. [slachtoffer 6] heeft verklaard dat hij de man meerdere keren heeft gezegd dat hij hem met rust moest laten. Hierna werd de man boos. Vervolgens heeft de man [slachtoffer 6] met kracht geslagen met een paraplu, op zijn hoofd en op zijn rug, aldus [slachtoffer 6] . De verbalisant verklaart dat hij striemen op de rug van [slachtoffer 6] heeft waargenomen. [slachtoffer 6] geeft ook een omschrijving van de man op basis van uiterlijke kenmerken, waaronder een donkere huidskleur, zwart haar en een piercing door zijn lip. [19]
Op dezelfde dag hoorde aangever [slachtoffer 8] (hierna: [slachtoffer 8] ), bewoner van hetzelfde appartementencomplex, twee harde klappen tegen zijn voordeur. Kort hierna hoorde hij weer een klap en glasgerinkel. Aan het geluid hoorde [slachtoffer 8] dat de ruit van zijn voordeur kapot was. Bij de voordeur zag aangever een man staan. [slachtoffer 8] omschrijft de man als licht getint met een mager postuur. Ook droeg hij volgens [slachtoffer 8] een zwarte broek, wit shirt en een zwart jasje. Ook had de man piercings in zijn gezicht, waaronder door zijn lippen. [slachtoffer 8] heeft verklaard dat hij weet dat de man aan de [adres 3] woont, omdat hij hem daar vaak uit zijn woning heeft zien komen. [20]
Getuige [getuige 4] (hierna: [getuige 4] ), ook bewoner van het appartementencomplex, heeft gezien dat een jongen [slachtoffer 6] sloeg met een paraplu. Even later zag zij dezelfde jongen over de galerij rennen. Nog een moment later hoorde [getuige 4] een harde trap tegen een deur en glasgerinkel. Ook verklaarde zij dat op dat moment niemand anders aanwezig was op de galerij. Volgens haar kan het niet anders dan dat deze jongen de ruit heeft vernield. [getuige 4] omschrijft de man als licht getint, met een slank postuur en zwart krullend haar. Ook droeg de man een witte blouse en een zwarte jas. [21]
Aan de hand van de beschreven uiterlijke kenmerken, de verklaring dat de man aan de [adres 3] zou wonen en eigenaar zegt te zijn van een juwelierszaak, kan verbalisant [verbalisant 5] met zekerheid zeggen dat de omschreven persoon verdachte moet zijn geweest. [22]
Overwegingen
De rechtbank stelt op grond van beide aangiftes, de getuigenverklaring van [getuige 4] en de bevindingen van de verbalisant [verbalisant 5] , vast dat verdachte degene is die [slachtoffer 6] heeft mishandeld. De geweldshandelingen bestaan uit het slaan met een paraplu op het hoofd en de rug van [slachtoffer 6] .
Daarnaast stelt de rechtbank op grond van dezelfde bewijsmiddelen vast dat verdachte de ruit van de voordeur van [slachtoffer 8] heeft vernield.
De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsvrouw dat de aangifte van [slachtoffer 6] onbetrouwbaar is vanwege de verklaring van begeleider [begeleider] (hierna: [begeleider] ). Hoewel [begeleider] inderdaad aangeeft dat het niet allemaal klopt wat [slachtoffer 6] vertelt, laat zij geen twijfels bestaan over het feit dat en door wie [slachtoffer 6] is aangevallen. In duidelijke bewoordingen verklaart zij dat [slachtoffer 6] door verdachte is aangevallen en dat [slachtoffer 6] moet weten dat verdachte degene is die hem heeft aangevallen. Gelet op dit onderdeel van de verklaring van [begeleider] , oordeelt de rechtbank dat de aangifte van mishandeling door [slachtoffer 6] voldoende betrouwbaar is.
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
onder parketnummer 08.192401.23
1
hij op 1 augustus 2023 te Deventer opzettelijk brand heeft gesticht aan een woning gelegen aan perceel [adres 2] door open vuur in aanraking te brengen een stuk stof ten gevolge waarvan de voordeur van die woning en een gedeelte van de inboedel van die woning gedeeltelijk zijn verbrand terwijl daarvan
- gemeen gevaar voor goederen, te weten de woning gelegen aan perceel [adres 2] , en
- levensgevaar of gevaar voor lichamelijk letsel voor een ander te weten [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] (bewoners woning van perceel [adres 2] ) te duchten was;
2
hij op 1 augustus 2023 te Deventer opzettelijk brand heeft gesticht door open vuur in aanraking te brengen met papier (in de papiercontainer), terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, te weten de houten schutting behorend bij perceel [adres 2] en de aangrenzende houten schuren, te duchten was;
3
hij op 1 augustus 2023 te Deventer opzettelijk en wederrechtelijk een auto, merk Nissan met kenteken [kenteken 1] , die aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander, toebehoorde heeft beschadigd;
onder parketnummer 08.107124.23
hij op 23 april 2023 te Hengelo, gemeente Hengelo (O) zijn echtgenote, [slachtoffer 3] , heeft mishandeld door die [slachtoffer 3]
- bij de hals vast te pakken en de keel van die [slachtoffer 3] dicht te drukken,
- meerdere malen tegen het gezicht en het hoofd te slaan;
onder parketnummer 08.267393.23
1
hij op 28 juli 2023 te Hengelo (O) [slachtoffer 5] en [slachtoffer 4] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling, door zwaaiende bewegingen met een mes te maken in de richting van die [slachtoffer 5] en [slachtoffer 4] , en daarbij die [slachtoffer 5] en [slachtoffer 4] dreigend de woorden “kom naar mij toe, dan snijd ik jullie in stukken” en/of “ik trek hem op je hoofd” toe te voegen;
2
Hij op 28 juli 2023 te Hengelo (O) een wapen van categorie IV, onder 7 van de Wet wapens en munitie, te weten één mes zijnde een voorwerp waarvan, gelet op zijn aard en de omstandigheden waaronder het werd aangetroffen, redelijkerwijs kon worden aangenomen dat het bestemd was om letsel aan personen toe te brengen en te dreigen, heeft gedragen;
onder parketnummer 08.296945.23
1
hij op 16 juli 2023 te Hengelo [slachtoffer 6] heeft mishandeld door met kracht die [slachtoffer 6] op het hoofd en de rug te slaan met een paraplu;
2
hij op 16 juli 2023 te Hengelo opzettelijk en wederrechtelijk een ruit van de voordeur die geheel aan [slachtoffer 8] , in elk geval aan een ander, toebehoorde heeft vernield.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 157, 285, 300, 304 en 350 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) en artikelen 27 en 54 van de Wet wapens en munitie (WWM). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
onder parketnummer 08.192401.23
feit 1
het misdrijf:
opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander en gemeen gevaar voor goederen te duchten is;
feit 2
het misdrijf:
opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is;
feit 3
het misdrijf:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel aan een ander toebehoorde, beschadigen;
onder parketnummer 08.107124.23
het misdrijf:
mishandeling, terwijl de schuldige het misdrijf begaat tegen zijn echtgenoot;
onder parketnummer 08.267393.23
feit 1
het misdrijf:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling, meermalen gepleegd;
feit 2
een overtreding:
handelen in strijd met artikel 27, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
onder parketnummer 08.296945.23
feit 1
het misdrijf:
mishandeling;
feit 2
het misdrijf:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel aan een ander toebehoorde, vernielen.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat, rekening houdende met de verminderde toerekenbaarheid van de bewezenverklaarde feiten zoals deze naar voren komt uit de Pro Justitia rapportage, verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden, met aftrek van de tijd die verdachte heeft doorgebracht in voorarrest, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar. Gelet op het bepaalde van artikel 62 Sr, heeft de officier van justitie voor de onder parketnummer 08.267393.23 als feit 2 ten laste gelegde overtreding verboden wapenbezit een geldboete van € 300,00 gevorderd, te vervangen door 6 dagen hechtenis indien verdachte de geldboete niet voldoet.
Aan het voorwaardelijk strafdeel koppelt de officier van justitie de bijzondere voorwaarden, zoals neergelegd in het reclasseringsrapport van 19 januari 2024, met uitzondering van het daarin neergelegde contact- en locatieverbod met aangever [slachtoffer 3] ,
[slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1] ). De contact- en locatieverboden voor deze drie aangevers vordert de officier van justitie via de vrijheidsbeperkende maatregel van 38v Sr, voor de duur van vier jaren. De officier van justitie verzoekt om de dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden en de contact- en locatieverboden.
Tot slot vordert de officier van justitie dat aan verdachte de gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel op grond van artikel 38z Sr (hierna: GVM) wordt opgelegd.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om bij de strafoplegging aan te sluiten bij het advies van de deskundigen en de bevindingen neergelegd in de reclasseringsrapportage, inhoudende het advies tot het opleggen van een voorwaardelijke straf en daaraan gekoppeld de voorgestelde bijzondere voorwaarden. Daarnaast verzoekt de raadsvrouw om aan verdachte geen gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel op grond van artikel 38z Sr op te leggen. Het betreft een verstrekkende maatregel, terwijl niet vaststaat dat het opleggen van een voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden - waaronder een klinische behandeling - niet voldoende zal zijn ter bescherming van de veiligheid van aangevers.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
De aard en de ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan verschillende feiten, waaronder de brandstichting van de woning en de schuur van zijn ex-schoonouders. Verdachte heeft aangegeven de brand te hebben gesticht onder invloed van drank, drugs en een psychose. Hij zegt zich weinig meer te kunnen herinneren van de brandstichting omdat hij naar eigen zeggen ‘zo ver heen was’. Brandstichting is een zeer ernstig feit, zeker als dit gepaard gaat met concreet gevaar voor personen. Ook de omstandigheden waaronder de brandstichting heeft plaatsgevonden
- gedurende de nachtelijke uren, terwijl de bewoners sliepen - maken dat de rechtbank dit feit als zeer ernstig beschouwt. Het is een geluk geweest dat de bewoners een rookmelder bij de voordeur hadden geïnstalleerd, waardoor erger is voorkomen. De gevolgen van het feit zijn voor [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] tot op heden nog zo ernstig, dat zij willen dat verdachte geen contact met beiden mag opnemen en zich niet mag ophouden in de directe nabijheid van de woning van aangevers.
Ook heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan de mishandeling van zijn toenmalige echtgenote, [slachtoffer 3] . Verdachte heeft haar keel dichtgedrukt en meerdere malen met de platte hand tegen haar gezicht geslagen. Met zijn handelen heeft de verdachte inbreuk gemaakte op de lichamelijke integriteit van [slachtoffer 3] . Daarbij komt nog dat de mishandeling plaatsvond in de woonkamer van de woning waar verdachte samen met
[slachtoffer 3] en hun zoon op dat moment woonde, een plek waar [slachtoffer 3] zich bij uitstek veilig en geborgen zou moeten voelen. Uit de door haar ingediende schriftelijke slachtofferverklaring blijkt van de gevolgen die zij heeft ondervonden door het handelen van verdachte. Zo heeft [slachtoffer 3] last van paniekaanvallen, heeft zij vertrouwensproblemen met anderen en is zij gestart met het volgen van traumatherapie.
Tot slot heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan een bedreiging, verboden wapenbezit, een tweede mishandeling, een vernieling en een beschadiging. Hoewel deze bewezenverklaarde feiten minder ernstig zijn en minder ver strekkende gevolgen (lijken te) hebben dan de hiervoor beschreven feiten, hebben ook deze feiten nare en vervelende gevolgen voor de slachtoffers. De rechtbank rekent dit alles verdachte aan.
De persoon van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op de justitiële documentatie van verdachte van 21 december 2023. Hieruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor een bedreiging. De rechtbank houdt met deze veroordeling in strafverzwarende zin rekening.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de over verdachte opgestelde Pro Justitia- rapportage van 12 januari 2024, opgesteld door psychiater A. van der Waal, en van 19 januari 2024, opgesteld door psycholoog drs. G.J.W. Pol.
Uit de rapportages volgt dat bij verdachte sprake is van een lichte tot matige verstandelijke beperking. Verder is sprake van een psychische stoornis in het gebruik van alcohol, cannabis, cocaïne, en incidenteel hallucinogene middelen. Ook is verdachte psychotisch kwetsbaar, wat tot uiting komt na overbelasting en drugsgebruik, en veelal gepaard gaat met hypomane symptomen en -trekken in zijn persoonlijkheid, te weten borderline, narcistische en antisociale trekken.
De psychiater en de psycholoog adviseren de ten laste gelegde feiten in verminderde mate toe te rekenen. De psycholoog adviseert om de brandstichting in sterk verminderde mate toe te rekenen. Beiden schatten het risico op herhaling in als matig. De psycholoog geeft aan dat deze kans met name wordt verhoogd wanneer verdachte weer middelen zou gebruiken. Beiden adviseren om bij een strafoplegging te kiezen voor een flink voorwaardelijk strafdeel, met daarbij het opleggen van bijzondere voorwaarden in het kader van behandeling, begeleiding en toezicht. Ook adviseren zij het opleggen van GVM-maatregel om over een langere tijd toezicht te kunnen houden en hulp te kunnen bieden die verdachte nodig heeft om het risico op geweld te verminderen.
De rechtbank verenigt zich met voornoemde bevindingen en conclusies van de deskundigen ten aanzien van de diagnostiek, de mate van toerekeningsvatbaarheid en het recidiverisico en neemt deze over. Bij verdachte bestond tijdens het begaan van de feiten een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens en de feiten kunnen hem in verminderde mate worden toegerekend. Ten aanzien van de brandstichting is verdachte naar het oordeel van de rechtbank sterk verminderd toerekeningsvatbaar.
Ook heeft de rechtbank acht geslagen op het over verdachte opgemaakte reclasseringsadvies van 19 januari 2024. Hieruit blijkt dat dat de reclassering de bevindingen van de Pro Justitia- rapportage onderschrijft. De reclassering ziet de geestelijke gesteldheid door psychiatrische- en verslavingsproblematiek als de voornaamste risicofactor voor het plegen van strafbare feiten, maar de reclassering ziet ook dat op andere leefgebieden sprake is van instabiliteit. Zij acht langdurige begeleiding nodig om stabiliteit op de verschillende leefgebieden te houden en te krijgen. Ook vindt zij het van belang dat verdachte gesteund wordt in de huidige systeemproblematiek, waarbij in samenwerking met betrokken instanties de mogelijkheden voor omgang met zijn zoon aandacht dienen te krijgen. De reclassering heeft geadviseerd om aan verdachte een forse voorwaardelijke straf op te leggen, met daaraan verschillende bijzondere voorwaarden gekoppeld. Deze voorwaarden betreffen een meldplicht bij de reclassering, een opname in een zorginstelling, een ambulante behandeling door een forensische polikliniek (met mogelijkheid tot kortdurende klinische opname), begeleid wonen of maatschappelijke opvang, een drugsverbod, een contactverbod met zijn ex-partner en haar ouders, een locatieverbod voor de woningen van deze aangevers, het vinden en behouden van dagbesteding, meewerken aan schuldhulpverlening en meewerken een middelencontrole.
De reclassering heeft tevens de dadelijke uitvoerbaarheid van deze voorwaarden en het toezicht geadviseerd. De kans op een misdrijf met schade voor personen zonder de inzet van het voorgestelde hulpverleningstraject wordt ingeschat als groot.
De straf of maatregel
De rechtbank heeft bij het bepalen van de strafmodaliteit en de strafmaat rekening gehouden met straffen die rechters in soortgelijke strafzaken opleggen en met de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) ten aanzien van mishandeling, bedreiging en verboden wapenbezit.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de aard en de ernst van de gepleegde feiten, niet anders kan worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. De rechtbank ziet in de persoon van verdachte aanleiding om een gedeelte van die gevangenisstraf voorwaardelijk op te leggen, met daaraan gekoppeld de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden, als waarborg om verdachte ervan te weerhouden nieuwe strafbare feiten te plegen en hem de kans te geven aan zijn psychische problematiek te werken.
De rechtbank zal, alles afwegende, aan verdachte opleggen een gevangenisstraf van 30 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met aftrek van het voorarrest en met een proeftijd van drie jaren, met daarbij de oplegging van de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden, inclusief het voorgestelde contact- en locatieverbod. De rechtbank merkt hierbij op dat, mocht in de toekomst een omgangsregeling met de zoon van verdachte worden vastgesteld, de reclassering het contactverbod kan opheffen voor zover dat nodig is voor de omgang, en aan die opheffing nadere voorwaarden kan verbinden.
Voor het onder parketnummer 08.267393.23 als feit 2 bewezenverklaarde verboden wapenbezit zal de rechtbank aan verdachte, met toepassing van artikel 9a Sr, geen straf opleggen. Gelet op wat hiervoor is overwogen over de op te leggen straf, dient oplegging van een separate geldboete geen enkel met de strafoplegging beoogd doel.
De rechtbank ziet geen noodzaak tot het dadelijk uitvoerbaar verklaren van de opgelegde bijzondere voorwaarden. Ook ziet de rechtbank geen noodzaak tot het opleggen van een contact- en locatieverbod als bedoeld in artikel 38v Sr, dan wel een gedragsbeïnvloedende maatregel, als bedoeld in artikel 38z Sr. Naar het oordeel van de rechtbank voldoet het opleggen van de voorgestelde bijzondere voorwaarden aan de doelstellingen die de rechtbank voor ogen heeft. Onderdeel van deze bijzondere voorwaarden is onder meer een contact- en locatieverbod.

8.De schade van benadeelden

8.1
De vordering van de benadeelde partijen
Onder parketnummer 08.192401.23
[slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van
€ 2.142,10 [tweeduizend honderdtweeënveertig euro en tien cent], te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
- muurverf; € 47,59
- gordijn; € 18,94
- PVC-vloer; € 75,57
Ter vergoeding van immateriële schade wordt een bedrag van € 2.000,00 gevorderd.
[slachtoffer 2] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 2.300 [tweeduizend driehonderd euro], te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende post:
- eigen risico auto; € 300,00
Ter vergoeding van immateriële schade wordt een bedrag van € 2.000,00 gevorderd.
Onder parketnummer 08.107124.23
[slachtoffer 3] heeft zich, vertegenwoordigd door bewindvoerder Fedis PGB Dienstverlening B.V., gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 1.200,00 [twaalfhonderd euro], te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan. De gevorderde schade bestaat volledig uit immateriële schade.
Onder parketnummer 08.267393.23
[slachtoffer 5] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 750,00 [zevenhonderdenvijftig euro], te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan. De gevorderde schade bestaat volledig uit immateriële schade.
Onder parketnummer 08.296945.23
[slachtoffer 6] heeft zich, vertegenwoordigd door curator Groothuis Ligtermoet & Nijhuis Gerechtsdeurwaarders & Incasso B.V., als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 750,00 [zevenhonderdenvijftig euro], te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan. De gevorderde schade bestaat volledig uit immateriële schade.
[slachtoffer 8] heeft zich, vertegenwoordigd door [naam 4] , als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 1.000,00 [duizend euro], te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan. De gevorderde schade bestaat volledig uit immateriële schade.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vorderingen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] volledig toe te wijzen. Voor wat betreft de vorderingen van [slachtoffer 3] , [slachtoffer 6] en [slachtoffer 5] heeft de officier van justitie verzocht deze te matigen tot respectievelijk € 800,00, € 500,00 en nogmaals € 500,00. Tot slot heeft de officier van justitie verzocht de vordering van [slachtoffer 8] niet-ontvankelijk te verklaren, omdat de vordering niet is ondertekend door de wettelijk vertegenwoordiger en het immateriële schadebedrag is verzocht op grond van een mishandeling die niet ten laste is gelegd.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft voor het behandelen van de specifieke vorderingen de opmerking geplaatst dat de vorderingen, met uitzondering van de vordering van [slachtoffer 8] , de dag voor de terechtzitting door haar zijn ontvangen. Zij heeft deze vorderingen niet met verdachte kunnen bespreken, terwijl de zittingsdatum maanden bekend was en het geen vorderingen betreffen die een verzameling van veel stukken vragen. Volgens de raadsvrouw is verdachte door deze handelswijze in zijn belangen geschaad. De raadsvrouw verzoekt om deze vijf vorderingen niet-ontvankelijk te verklaren vanwege het niet tijdig indienen en een onevenredige belasting voor het strafproces.
De raadsvrouw heeft zich voor wat betreft de vordering van [slachtoffer 1] gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank over de schade aan het gordijn. Voor de kosten van de muurverf en de PVC-vloer verzoekt de raadsvrouw om deze af te wijzen, omdat deze schade niet in de aangifte en ook niet door de brandweer is omschreven. Het door [slachtoffer 1] verzochte immateriële schadedeel heeft de raadsvrouw, gelet op de verzochte vrijspraak van het onderdeel levensgevaar of gevaar voor lichamelijk letsel, gevraagd te matigen.
Voor de vordering van [slachtoffer 2] heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank voor wat betreft de schadepost eigen risico auto. Net als bij [slachtoffer 1] , heeft de raadsvrouw de rechtbank verzocht het door [slachtoffer 2] gevorderde immateriële schadedeel te matigen.
Voor wat betreft de vordering van [slachtoffer 3] heeft de raadsvrouw zich primair op het standpunt gesteld dat deze moet worden afgewezen vanwege de verzochte vrijspraak. Subsidiair heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat om verschillende redenen het immateriële schadebedrag naar beneden moet worden gematigd naar een bedrag van
€ 200,00 tot € 300,00.
De vordering van [slachtoffer 5] moet volgens de raadsvrouw niet-ontvankelijk worden verklaard, omdat de vordering is ingediend door een minderjarige die niet wettelijk is vertegenwoordigd. Ook de vordering van [slachtoffer 8] moet volgens de raadsvrouw niet-ontvankelijk worden verklaard, omdat de benadeelde immateriële schade vordert voor een feit dat niet ten laste is gelegd.
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van [slachtoffer 6] primair niet-ontvankelijk moet worden verklaard vanwege de verzochte vrijspraak. Subsidiair heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat de onderbouwing voor het verzochte bedrag beperkt is. De raadsvrouw heeft opgemerkt dat bij een bewezenverklaring van het ten laste gelegde en toewijzing van de immateriële schade een bedrag van € 150,00 tot € 200,00 is geïndiceerd.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
Hoewel de wetgever heeft bepaald dat voeging door de benadeelde partij mogelijk is tot op de terechtzitting is de rechtbank met de raadsvrouw eens dat het niet wenselijk is om de dag voor de terechtzitting vijf verschillende vorderingen van vijf benadeelde partijen te ontvangen. Nu de vorderingen naar het oordeel van de rechtbank echter niet zodanig omvangrijk of ingewikkeld zijn dat ze - gelet op het tijdstip van indiening - niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard vanwege een onevenredige belasting van het strafproces, zal de rechtbank als volgt oordelen.
Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]
Materiële schade [slachtoffer 1]
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het onder 1 van parketnummer 08.192401.23 bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] . De opgevoerde schadeposten zijn onvoldoende betwist en voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen tot een bedrag van € 142,10, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Materiële schade [slachtoffer 2]
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door onder 3 van parketnummer 08.192401.23 bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] . De opgevoerde schadeposten zijn onvoldoende betwist en voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen tot een bedrag van € 300,00, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Immateriële schade
Op grond van artikel 6:106, aanhef en sub b, van het BW heeft de benadeelde recht op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding anders dan vermogensschade als de benadeelde lichamelijk letsel heeft opgelopen, in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast. Niet is uitgesloten dat de aard en de ernst van de normschending en van de gevolgen daarvan voor de benadeelde meebrengen dat van de in artikel 6:106, aanhef en onder b BW bedoelde aantasting in zijn persoon ‘op andere wijze’ sprake is. Degene die zich hierop beroept zal de aantasting in zijn persoon met concrete gegevens moeten onderbouwen. Dat is slechts anders indien de aard en de ernst van de normschending meebrengen dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen.
De rechtbank is van oordeel dat uit de aard en de ernst van het handelen van de verdachte, een brandstichting in de woning tijdens de nachtelijke uren, reeds volgt dat de benadeelde partijen daarvan nadeel in de vorm van geestelijk letsel hebben ondervonden. Uit de onderbouwing van beide vorderingen en de ter terechtzitting voorgedragen slachtofferverklaring blijkt bovendien van de impact die de brand in hun eigen woning op de benadeelde partijen heeft gehad.
Het prettige gevoel dat [slachtoffer 1] had bij haar woning en eigen plek, is deels weggenomen door het handelen van verdachte. Ook zijn er bepaalde triggers, zoals het ruiken van een barbecue, die haar doen terugdenken aan de brandstichting. [slachtoffer 1] wordt met regelmaat wakker van geluiden, heeft af en toe nachtmerries over de brand in de woning en de gedachte dat dit fataal had kunnen aflopen maakt haar angstig en boos.
[slachtoffer 2] geeft in de onderbouwing van zijn vordering aan nog steeds niet te bevatten dat verdachte hem en zijn partner hen op deze manier iets heeft willen aandoen. De vraag ‘wat als…’ blijft continu door zijn hoofd spoken. Ook ervaart hij tot op heden nog steeds spanning, omdat hij zich zorgen maakt om de veiligheid van zijn gezin.
De rechtbank ziet in de onderbouwing van beide vorderingen aanleiding om de immateriële schade naar billijkheid vast te stellen op een bedrag van € 2.000,00. Het gevorderde bedrag zal dan ook aan beiden worden toegewezen, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 3]
Met inachtneming van het hiervoor geschetste juridisch kader, stelt de rechtbank vast dat [slachtoffer 3] schade heeft geleden. Op grond van het procesdossier is voldoende vast komen te staan dat zij door het handelen van verdachte lichamelijk letsel heeft opgelopen. Gelet op de onderbouwing van de benadeelde en rekening houdend met de vergoedingen die in soortgelijke zaken worden toegekend, zal de rechtbank, gebruik makend van haar bevoegdheid om de omvang van de schade naar billijkheid vast te stellen, de immateriële schade vaststellen op € 750,00. De rechtbank zal [slachtoffer 3] voor het overige deel niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering, zodat zij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 5]
De vordering heeft betrekking op het onder 1 bewezen feit van parketnummer 08.267393.23. De vordering is ingediend door een minderjarige, zonder de vereiste tussenkomst van een wettelijk vertegenwoordiger (51f lid 4 Sv). De rechtbank zal de benadeelde partij om deze reden in zijn vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de benadeelde partij de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 6] .
Met inachtneming van het hiervoor geschetste juridisch kader, stelt de rechtbank vast dat [slachtoffer 6] schade heeft geleden. Op grond van het procesdossier is voldoende vast komen te staan dat hij door het handelen van verdachte lichamelijk letsel heeft opgelopen. Gelet op de onderbouwing door de benadeelde en rekening houdend met de vergoedingen die in soortgelijke zaken worden toegekend, zal de rechtbank, gebruik makend van haar bevoegdheid om de omvang van de schade naar billijkheid vast te stellen, de immateriële schade vaststellen op € 250,00. De rechtbank zal [slachtoffer 6] voor het overige deel niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering, zodat hij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 8]
De vordering tot het toekennen van immateriële schade is gebaseerd op mishandeling van de benadeelde partij door verdachte. De onder 1 en 2 van parketnummer 08.296945.23 bewezenverklaarde feiten staan niet in rechtstreeks verband met de door de benadeelde partij naar voren gebrachte schade. De rechtbank zal de benadeelde partij om deze reden in zijn vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de benadeelde partij de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
8.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partijen hebben verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partijen naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de feiten is toegebracht.
Als door de verdachte niet volledig wordt betaald, kan deze verplichting worden aangevuld met respectievelijk 31, 33, 15 en 5 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 9a, 14a, 14b, 14c, 57 en 62 Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 4 van parketnummer 08.192401.23 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 tot en met 3 van parketnummer 08.192401.23, het onder parketnummer 08.107124.23, het onder 1 en 2 van parketnummer 08.267393.23 en het onder 1 en 2 van parketnummer 08.296945.23 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
onder parketnummer 08.192401.23
feit 1
het misdrijf:
opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander en gemeen gevaar voor goederen te duchten is;
feit 2
het misdrijf:
opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is;
feit 3
het misdrijf:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel aan een ander toebehoorde, beschadigen;
onder parketnummer 08.107124.23
het misdrijf:
mishandeling, terwijl de schuldige het misdrijf begaat tegen zijn echtgenoot;
onder parketnummer 08.267393.23
feit 1
het misdrijf:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling, meermalen gepleegd;
feit 2
een overtreding:
handelen in strijd met artikel 27, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
onder parketnummer 08.296945.23
feit 1
het misdrijf:
mishandeling;
feit 2
het misdrijf:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel aan een ander toebehoorde, vernielen;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1 tot en met 3 van parketnummer 08.192401.23, het onder parketnummer 08.107124.23, het onder 1 en 2 van parketnummer 08.267393.23 en het onder 1 en 2 van parketnummer 08.296945.23 bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
30 (dertig) maanden;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van
12 (twaalf) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de
proeftijd van drie (3) jarende navolgende algemene voorwaarde niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
De rechter kan de tenuitvoerlegging ook gelasten indien de verdachte gedurende de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende bijzondere voorwaarden niet is nagekomen:
- stelt als
bijzondere voorwaardendat verdachte:
- zich meldt en zich blijft melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
- zich laat opnemen in een forensische kliniek, (zoals FPK-locatie Boschoord) of een
soortgelijke zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname start zodra een passende (mogelijk eerst overbruggend) plek beschikbaar is. De opname duurt een jaar of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt verdachte mee aan de indicatiestelling en plaatsing;
- zich, indien geïndiceerd, ambulant laat behandelen na de klinische opname door een nog nader te bepalen instelling, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt. Bij een terugval in middelengebruik of verslechtering van het psychiatrische ziektebeeld kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende opname voor crisisbehandeling, detoxificatie, stabilisatie, observatie of diagnostiek. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende opname indiceert, zal verdachte zich, na goedkeuring door de rechter, laten opnemen in een zorginstelling voor zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing in forensische zorg, bepaalt in welke zorginstelling de opname plaatsvindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt;
- verblijft in een nog nader te bepalen instelling voor begeleid of beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
- gebruikt geen drugs;
- werkt mee aan controle van het gebruik alcohol om dit middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
- heeft of zoekt op geen enkele wijze - direct of indirect - contact met de aangevers
[slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] , zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt. Het Openbaar Ministerie kan het contactverbod al dan niet tijdelijk opheffen voor zover dat noodzakelijk is in verband met een eventuele omgangsregeling van verdachte met zijn zoon, en kan aan die (tijdelijke) opheffing nadere voorwaarden verbinden.
- zich gedurende de proeftijd of zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt niet bevindt in de [adres 2] van aangevers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en het bij de reclassering en politie bekende adres van
[slachtoffer 3] ;
- spant zich in voor het vinden en behouden van werk of dagbesteding, met een vaste structuur;
- geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden en werkt mee aan het tot stand brengen van bewind voering;
- draagt de reclassering op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de
verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
daarbij gelden als voorwaarden van rechtswege dat de verdachte:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, Sr, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen;
strafoplegging t.a.v. feit 2 onder parketnummer 08.267393.23- verklaart dat geen straf of maatregel wordt opgelegd;
schadevergoeding
- bepaalt dat de benadeelde partijen [slachtoffer 5] (feit 1 onder parketnummer 08.267393.23 en [slachtoffer 8] (feit 1 onder parketnummer 08.296945.23) in het geheel niet-ontvankelijk zijn in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
- bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen kosten dragen;
- wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] toe tot een bedrag van
€ 2.142,10 [zegge: tweeduizend honderdtweeënenveertig euro en tien cent], bestaande uit
€ 142,10 aan materiële schade en € 2.000,00 aan immateriële schade;
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] (feit 1 onder parketnummer 08.192401.23) van een bedrag van € 2.142,10 (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 augustus 2023);
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van het bewezenverklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag € 2.142,10 [zegge: tweeduizend honderdtweeënveertig euro en tien cent], te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 augustus 2023 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 31 dagen kan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] toe tot een bedrag van
€ 2.300,00 [zegge: tweeduizenddriehonderd euro], bestaande uit € 300,00 aan materiële schade en € 2.000,00 aan immateriële schade;
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] (feit 1 en 3 onder parketnummer 08.192401.23) van een bedrag van € 2.300,00 (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 augustus 2023);
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van het bewezenverklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag € 2.300,00 [zegge: tweeduizend driehonderd euro] te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 augustus 2023 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 33 dagen kan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] toe tot een bedrag van
€ 750,00 [zegge: zevenhonderdenvijftig euro], volledig bestaande uit immateriële schade;
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 3] (onder parketnummer 08.107124.23) van een bedrag van € 750,00 (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 april 2023);
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van het bewezenverklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag € 750,00 [zegge: zevenhonderdenvijftig euro], te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 april 2023 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 15 dagen kan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer 3] , voor het overige deel niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
- wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 6] toe tot een bedrag van
€ 250,00 [zegge: tweehonderdenvijftig euro], volledig bestaande uit immateriële schade;
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 6] (feit 1 onder parketnummer 08.296945.23) van een bedrag van € 250,00 (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 16 juli 2023);
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van het bewezenverklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag € 250,00 [zegge: tweehonderdenvijftig euro], te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 16 juli 2023 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 5 dagen kan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen.
- bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer 6] , voor het overige deel niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
Dit vonnis is gewezen door mr. J.L. Souman, voorzitter, mr. G.H. Meijer en mr. M.J.A.L. Beljaars, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.S. de Bruin, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 8 februari 2024.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2023352973. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Pagina 84, vijfde alinea.
3.Pagina’s 100 tot en met 102.
4.Pagina 12.
5.Pagina 16, negende alinea.
6.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2023178710. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
7.Pagina’s 5 tot en met 10 en pagina 19, zevende alinea.
8.Pagina’s 19 tot en met 23.
9.Pagina 40, vierde alinea.
10.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2023346619. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
11.Pagina’s 6 tot en met 8.
12.Pagina’s 11 tot en met 13
13.Pagina’s 16 en 17.
14.Pagina’s 41 tot en met 43.
15.Pagina’s 27 en 28.
16.Pagina’s 33 tot en met 35.
17.Zie het proces-verbaal ter terechtzitting van 25 januari 2024.
18.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2023489865. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
19.Pagina 8 tot en met 10.
20.Pagina’s 5 tot en met 7.
21.Pagina’s 12 en 13.
22.Pagina’s 15 en 16.