ECLI:NL:RBOVE:2024:6697

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
13 december 2024
Publicatiedatum
13 december 2024
Zaaknummer
ak_24_2875_tu
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake weigering Wlz-indicatie en noodzaak voor 24-uurs zorg

In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Zwolle, wordt het beroep van eiser tegen de beslissing van het CIZ om zijn aanvraag om zorg op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz) af te wijzen, beoordeeld. Eiser, een 70-jarige man met een licht verstandelijke beperking en fysieke klachten, heeft op 16 november 2022 een aanvraag ingediend voor zorg. Het CIZ heeft deze aanvraag op 6 januari 2023 afgewezen, en na bezwaar is deze afwijzing op 6 juli 2023 gehandhaafd. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, dat op 21 december 2023 gegrond werd verklaard, waarna het CIZ opnieuw op het bezwaar heeft beslist en wederom de aanvraag heeft afgewezen op 10 mei 2024.

De rechtbank oordeelt dat het medisch onderzoek door het CIZ tekortschiet. De medisch adviseur heeft onvoldoende gemotiveerd dat 24-uurs zorg in de nabijheid niet nodig is en dat er geen blijvende zorgbehoefte is. De rechtbank stelt vast dat er aanwijzingen zijn voor ernstig nadeel in de huidige situatie van eiser, zoals het uit prullenbakken eten en de invloed van familieleden. De rechtbank concludeert dat het CIZ onvoldoende heeft aangetoond dat de zorgbehoefte van eiser kan worden opgevangen met planbare zorgmomenten. De rechtbank geeft het CIZ de gelegenheid om het gebrek in het bestreden besluit te herstellen binnen acht weken, met de mogelijkheid om een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen.

De rechtbank houdt verdere beslissingen aan tot de einduitspraak, waarbij ook de vergoeding van griffierecht en proceskosten nog niet aan de orde zijn. De uitspraak is gedaan door rechter T.J. Thurlings-Rassa, in aanwezigheid van griffier W. Veldman.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL
Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummer: ZWO 24/2875

tussenuitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser,

gemachtigde: mr. R. Imkamp,
en

CIZ Utrecht (CIZ),

gemachtigde: mr. I.C.G.J. van Maris-Kindt.

Inleiding

1.1
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de beslissing
van het CIZ om zijn aanvraag om zorg op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz) af te
wijzen.
1.2
Het CIZ heeft eisers aanvraag met het besluit van 6 januari 2023 afgewezen.
Bij besluit van 6 juli 2023 op het bezwaar van eiser is het CIZ bij de afwijzing van de aanvraag gebleven. Eiser heeft beroep ingesteld tegen dit besluit. Dit beroep is geregistreerd onder zaaknummer ZWO 23/1702. De rechtbank heeft dit beroep bij uitspraak van
21 december 2023 gegrond verklaard, het bestreden besluit van 6 juli 2023 vernietigd en het CIZ opgedragen een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van eiser.
1.3
Met het bestreden besluit van 10 mei 2024 heeft het CIZ opnieuw op het bezwaar beslist. Het CIZ heeft het bezwaar van eiser ongegrond verklaard en het besluit van 6 januari 2023 gehandhaafd.
1.4
Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld. Het CIZ heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.5
De rechtbank heeft het beroep op 26 september 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eisers mentor [naam 1] , de gemachtigde van eiser met mr. [naam 2] en de gemachtigde van het CIZ met mr. [naam 3] .

Totstandkoming van het besluit

2.1
Eiser heeft op 16 november 2022 een aanvraag ingediend op grond van de Wlz.
Eiser is een man van 70 jaar. Eiser was toen woonachtig in een woning van [instelling] , maar nam van deze instelling geen zorg af. Eiser moest uit deze woning vertrekken en heeft vanaf 23 januari 2023 verbleven bij [locatie] . Eiser is licht verstandelijk beperkt, heeft fysieke klachten en is slechtziend en slechthorend. Als gevolg daarvan ondervindt eiser beperkingen in het dagelijks leven en daarom heeft hij zijn aanvraag ingediend.
2.2
Het CIZ heeft naar aanleiding van de aanvraag een huisbezoek verricht om de zorgvraag van eiser in kaart te brengen. Vervolgens heeft besluitvorming plaatsgevonden, zoals vermeld in de Inleiding.

Standpunten van partijen

3.1
Het CIZ heeft eiser toegang tot de Wlz geweigerd. Als reden heeft het CIZ hiervoor gegeven dat een noodzaak voor 24 uur per dag zorg in de nabijheid niet is te onderbouwen, omdat de zorgbehoefte overwegend bestaat uit planbare momenten. Het CIZ heeft verwezen naar de medische adviezen van 5 januari 2024 en 11 maart 2024 van medisch adviseur bezwaar drs. L. Cornelissen-Houben.
3.2
Eiser bestrijdt dat zijn zorgbehoefte overwegend bestaat uit planbare momenten. In de eerdere fases van de procedure zijn concrete voorbeelden genoemd van de onplanbare zorg. Het CIZ heeft niet draagkrachtig gemotiveerd dat eiser in staat zou zijn de niet planbare zorgbehoefte te overzien, in te schatten en passende hulp af te wachten. Eiser heeft recente brieven van Limor, [locatie] , eisers mentor en de afdeling maag- , darm- en leverziekten van het Isala- ziekenhuis in geding gebracht. Hiermee wordt het eerder namens eiser naar voren gebrachte beeld onderschreven van iemand die primair reageert en met zijn woede een gevaar vormt voor anderen en zichzelf, niet in staat is situaties in te schatten, daarnaar te handelen, passende hulp af te wachten en instructies op te volgen. Hiermee is volgens eiser voldaan aan de voorwaarde van een noodzaak voor 24 uur per dag zorg in de nabijheid.
3.3
Het CIZ heeft in het aangevoerde geen aanleiding gezien zijn standpunt te wijzigen.

Wet- en regelgeving

4.1
Artikel 3.2.1, eerste lid, van de Wlz bepaalt dat een verzekerde recht heeft op zorg die op zijn behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden is afgestemd voor zover hij naar aard, inhoud en omvang en uit een oogpunt van doelmatige zorgverlening redelijkerwijs op die zorg is aangewezen omdat hij, vanwege een somatische of psychogeriatrische aandoening of beperking, een psychische stoornis of een verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke handicap, een blijvende behoefte heeft aan:
a. permanent toezicht ter voorkoming van escalatie of ernstig nadeel voor de verzekerde, of
b. 24 uur per dag zorg in de nabijheid, omdat hij zelf niet in staat is om op relevante momenten hulp in te roepen en hij, om ernstig nadeel voor hem zelf te voorkomen,
1˚. door fysieke problemen voortdurend begeleiding, verpleging of overname van zelfzorg nodig heeft, of
2˚. door zware regieproblemen voortdurend begeleiding of overname van taken nodig heeft.
4.2
Artikel 3.2.1, tweede lid, van de Wlz bepaalt dat in het eerste lid wordt verstaan onder:
a. blijvend: van niet voorbijgaande aard;
b. permanent toezicht: onafgebroken toezicht en actieve observatie gedurende het gehele etmaal, waardoor tijdig kan worden ingegrepen;
c. ernstig nadeel voor de verzekerde: een situatie waarin de verzekerde:
1˚. zich maatschappelijk te gronde richt of dreigt te richten;
2˚. zichzelf in ernstige mate verwaarloost of dreigt te verwaarlozen;
3˚. ernstig lichamelijk letsel oploopt of dreigt op te lopen dan wel zichzelf ernstig lichamelijk letsel toebrengt of dreigt toe te brengen;
4˚. ernstig in zijn ontwikkeling wordt geschaad of dreigt te worden geschaad of dat zijn veiligheid ernstig wordt bedreigd, al dan niet doordat hij onder de invloed van een ander raakt;
d. zelfzorg: de uitvoering van algemene dagelijkse levensverrichtingen waaronder de persoonlijke verzorging en hygiëne en, zo nodig, de verpleegkundige zorg;
e. regieproblemen: beperkingen in het vermogen om een adequaat oordeel te vormen over dagelijks voorkomende situaties op het gebied van sociale redzaamheid, probleemgedrag, psychisch functioneren of geheugen en oriëntatie.

Beoordeling door de rechtbank

5. In haar uitspraak van 21 december 2023 heeft de rechtbank geoordeeld dat het CIZ onvoldoende heeft gemotiveerd dat van de grondslag verstandelijke handicap geen sprake is. De rechtbank stelt vast dat het CIZ inmiddels wel van deze grondslag uitgaat, zodat daarmee het in de uitspraak van 21 december 2023 vastgestelde gebrek is hersteld. Het CIZ stelt zich bij het nieuwe besluit op het bezwaar van 10 mei 2024 op het standpunt dat eiser niet is aangewezen op 24 uur per dag zorg in de nabijheid en daarom geen toegang heeft tot de Wlz.
6. De rechtbank beoordeelt of het CIZ terecht eisers aanvraag voor een indicatie voor zorg op grond van de Wlz heeft afgewezen. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiser in beroep heeft aangevoerd, de beroepsgronden. De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep slaagt. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
6.1
Het geschil spitst zich toe op de vraag of 24 uur zorg per dag nodig is om ernstig nadeel voor eiser te voorkomen en verder op de vraag of die behoefte blijvend is.
6.2
De rechtbank stelt vast dat in het aanvullende beroepschrift van 12 september 2024 voorbeelden zijn genoemd, waaruit kan worden afgeleid dat op dit moment sprake is van ernstig nadeel. Genoemd is dat eiser uit prullenbakken eet, primair reageert en zijn boosheid niet kan onderdrukken waardoor hij dreigend overkomt en mensen op straat
lastigvalt en onder druk zet en kwetsbaar is gebleken voor zijn familieleden die
hem misbruiken en financieel uitbuiten. De in artikel 3.2.1, tweede lid, onderdeel c, van de Wlz genoemde elementen voor het aannemen van ernstig nadeel zijn daarmee allemaal aanwezig. Dit wordt bevestigd in de in beroep ingebrachte brieven van Limor, [locatie] en eisers mentor. Eisers mentor heeft ter zitting verder toegelicht dat eisers situatie ook al zo was toen hij nog in de woning van [instelling] woonde.
Daaruit volgt voor de rechtbank genoegzaam dat sprake is van (risico op) ernstig nadeel voor eiser in de huidige situatie. De vraag is vervolgens of dit blijvend is.
6.3
Het CIZ stelt zich op het standpunt dat niet uitgesloten is dat met planbare zorgmomenten eisers behoefte aan zorg in zijn situatie zodanig onder controle kan komen dat niet langer de behoefte zal bestaan aan 24 uur zorg per dag in de nabijheid en dat met het toepassen van meer planbare zorgmomenten ernstig nadeel voor eiser op dit moment eveneens kan worden voorkomen. Het CIZ heeft hierbij verwezen naar de adviezen van de medisch adviseur bezwaar drs. L. Cornelissen-Houben, arts Indicatie en Advies KNMG, van 5 januari 2024 en 11 maart 2024. De medisch adviseur concludeert in haar adviezen dat een medische noodzaak voor (levenslange) 24 uur zorg per dag in de nabijheid niet vastgesteld kan worden op basis van de beschikbare gegevens. Uit het onderzoek naar de zorgbehoefte is gebleken dat de zorgbehoefte als planbaar is te beschouwen. Met deze planbare zorg kan eisers actuele zorgbehoefte adequaat gecompenseerd worden. Hiermee kan ernstig nadeel, zoals verwoord in de Wlz voorkomen worden. Eiser is in staat om hulp te vragen. Er zijn met zijn begeleider afspraken gemaakt hoe en wanneer hij kan bellen en meestal lukt het hem om zich hieraan te houden. Er is sprake van verminderd ziekte-inzicht en inzicht in eigen functioneren. Zijn oordeelsvermogen ten aanzien van bijvoorbeeld de noodzaak voor hulp is niet altijd adequaat. Echter, omdat zijn zorgbehoefte bestaat uit overwegend planbare zorgmomenten, kan, ondanks zijn verminderd oordeelsvermogen, de zorgbehoefte adequaat gecompenseerd worden. In de zittingsaantekeningen van de rechtbank van 1 december 2023, de brief van 8 februari 2024 van Limor en de e-mail van 16 februari 2024 van GGD ketenregisseur [naam 4] ziet de medisch adviseur geen aanleiding anders te concluderen. De medisch adviseur heeft daarbij opgemerkt dat de gedragsproblematiek wel degelijk is
meegewogen in de eerdere medische adviezen.
6.4
De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek te kort schiet en de medisch adviseur haar conclusies onvoldoende heeft gemotiveerd om te kunnen concluderen dat 24 uurs zorg in de nabijheid niet nodig is en er nog geen sprake is van blijvendheid van de huidige zorgbehoefte. De medisch adviseur heeft niet gemotiveerd op grond waarvan zij van mening is dat en op welke wijze eisers zorgbehoefte met meer planbare zorg(momenten) zal afnemen ondanks wat in de gedingstukken is beschreven met betrekking tot het ernstig nadeel dat eiser in de huidige situatie ondervindt. In haar advies schrijft de medisch adviseur dat uit het onderzoek naar de zorgbehoefte is gebleken dat de zorgbehoefte als planbaar is te beschouwen, maar dit wordt niet nader toegelicht. Ook is niet toegelicht hoe eisers zorgbehoefte adequaat gecompenseerd kan worden, ondanks eisers verminderd oordeelsvermogen. De conclusie dat eisers zorgbehoefte kan worden gecompenseerd, omdat deze bestaat uit overwegend planbare zorgmomenten, is onbegrijpelijk. Als immers sprake is van een niet altijd adequaat oordeelsvermogen ten aanzien van bijvoorbeeld de noodzaak voor hulp, behoeft het nadere toelichting waarom de keren dat eiser niet in staat is gebleken zelf hulp in te roepen, gecompenseerd kan worden met geplande zorg. Het aannemen dat dit zo is, zonder toelichting, is onvoldoende.
6.5
Indien er vanuit is gegaan dat eiser in het verleden, toen hij nog woonde in de woning van [instelling] in een betere staat verkeerde, namelijk dat hij toen niet bedelde en uit prullenbak at, stelt de rechtbank vast dat dit door eisers mentor is weersproken. Zij heeft ter zitting verklaard dat dit toen ook al het geval was. Ook was er toen ook al sprake van beïnvloeding door familieleden, die eiser geld afhandig maakten.
In dit verband heeft het CIZ ter zitting opgemerkt dat eiser hiertegen beschermd dient te worden, maar dat de zorgbehoefte in het kader van de Wlz dient voort te komen uit ziekte/aandoening en niet vanuit sociale omstandigheden. De rechtbank ziet echter geen aanleiding om aan te nemen dat de beschermingsbehoefte van eiser tegen onder meer beïnvloeding, bedelen en het uit prullenbakken eten, niet voortkomt uit ziekte/aandoening, aangezien bij eiser nu juist is vastgesteld dat sprake is van een verstandelijke beperking, die geldt als grondslag voor de Wlz. Het is op voorhand niet onaannemelijk dat eiser, mede als gevolg van die beperking, beïnvloedbaar is, bedelt en uit prullenbakken eet, zodat de Wlz in dat geval wel degelijk als grondslag zou kunnen gelden voor het inrichten van zorg om eiser hiertegen te beschermen c.q. hierin te begeleiden. Mocht het causaal verband met de verstandelijke beperking volgens het CIZ toch ontbreken, dan vereist dit in ieder geval een nadere (medische) motivering.
6.6
Gelet op wat in 6.3 tot en met 6.5 acht de rechtbank een nadere motivering door de medisch adviseur noodzakelijk. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het CIZ onvoldoende gemotiveerd dat in de door eiser gestelde zorgbehoefte kan worden voorzien met zorg op geplande momenten en dat eiser deze zorg zonder ernstig nadeel kan afwachten. Voor zover de beïnvloedbaarheid van eiser, het uit prullenbakken eten en het bedelen volgens het CIZ niet in een causaal verband zou staan tot de verstandelijke beperking, dient dit eveneens nader te worden gemotiveerd. De rechtbank merkt verder op dat het op de weg ligt van de medisch adviseur om de nodige (medische) informatie op te vragen om daarmee een volledig beeld van eiser, zijn beperkingen en de gevolgen daarvan te kunnen schetsen. De medisch adviseur kan daarbij ook informatie opvragen bij eisers mentor, die hem immers, gelet op de begeleiding die zij hem biedt, goed kent en wiens informatie dus van grote waarde kan zijn in de beoordeling van de beperkingen van eiser.

Conclusie en gevolgen

7. Het voorgaande betekent dat het bestreden besluit onvoldoende zorgvuldig is voorbereid en niet berust op een deugdelijke motivering. Het bestreden besluit is in strijd met de artikelen 3:2 en 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
8. Op grond van artikel 8:51a, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de rechtbank het bestuursorgaan in de gelegenheid stellen om een gebrek in het bestreden besluit te herstellen of te laten herstellen, de zogeheten 'bestuurlijke lus'. De rechtbank ziet aanleiding om van deze mogelijkheid gebruik te maken, om te voorkomen dat eiser in nieuwe langdurige procedures verzeild zal raken. Gezien zijn conditie acht de rechtbank dit onwenselijk. Het CIZ zal haar conclusies nader moeten motiveren. Het lig in de rede dat zij daarbij van een medisch adviseur gebruik maakt. Daarbij zal zij de beschikbare (medische) informatie, waaronder de in beroep ingebrachte informatie, kenbaar moeten betrekken. Het CIZ kan het gebrek herstellen met een aanvullende motivering, of met een nieuwe beslissing op bezwaar, na of tegelijkertijd met intrekking van het nu bestreden besluit.
9. De rechtbank zal de termijn waarbinnen het CIZ het gebrek kan herstellen bepalen op acht weken. Als het CIZ hiervan geen gebruik wil maken, dan dient het dit binnen twee weken aan de rechtbank mee te delen. Als het CIZ wel gebruik maakt van die gelegenheid, zal de rechtbank eiser in de gelegenheid stellen binnen vier weken te reageren op de herstelpoging van het UWV. Daarna zal de rechtbank in beginsel zonder tweede zitting einduitspraak doen.
10. De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak. Dat laatste betekent ook dat zij over de vergoeding van het griffierecht en de proceskosten nu nog geen beslissing neemt.

Beslissing

De rechtbank:
- stelt het CIZ in de gelegenheid om het gebrek in het bestreden besluit te herstellen binnen acht weken na verzending van deze tussenuitspraak, met inachtneming van hetgeen in deze tussenuitspraak is overwogen;
- draagt het CIZ op om, als geen gebruik wordt gemaakt van de gelegenheid het gebrek te herstellen, dat binnen twee weken na verzending van deze tussenuitspraak aan de rechtbank mee te delen;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T.J. Thurlings-Rassa, rechter, in aanwezigheid van
W. Veldman, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Tegen deze tussenuitspraak staat nog geen hoger beroep open. Tegen deze tussenuitspraak kan hoger beroep worden ingesteld tegelijkertijd met hoger beroep tegen de (eventuele) einduitspraak in deze zaak