ECLI:NL:RBOVE:2024:6686

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
6 december 2024
Publicatiedatum
13 december 2024
Zaaknummer
ak_23_2237
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing handhavingsverzoek door de gemeente Hardenberg met betrekking tot bedrijfsactiviteiten op een woonperceel

In deze uitspraak van de Rechtbank Overijssel, gedateerd 6 december 2024, is het beroep van eisers tegen de afwijzing van hun handhavingsverzoek ongegrond verklaard. Eisers, buren van de derde-partij, hadden verzocht om handhaving van activiteiten op het perceel van de derde-partij, die volgens hen in strijd waren met het bestemmingsplan. De rechtbank oordeelde dat de gemeente terecht had besloten om niet handhavend op te treden. De eisers hadden eerder handhavingsverzoeken ingediend, maar de gemeente concludeerde na meerdere controles dat er geen overtredingen waren geconstateerd. De rechtbank bevestigde dat de activiteiten op het perceel niet in strijd waren met de bestemming 'Wonen-Essen- en hoevenlandschap'. De rechtbank oordeelde dat de aanwezigheid van voertuigen en materialen op het perceel niet als bedrijfsmatige activiteiten konden worden aangemerkt en dat de ruimtelijke uitstraling van deze activiteiten niet in strijd was met de woonfunctie. De rechtbank concludeerde dat de gemeente voldoende zorgvuldig had gehandeld en dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de bevindingen van de toezichthouder. Het beroep van eisers werd afgewezen, en zij kregen geen vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL
Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummer: ZWO 23/2237

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser 1] en [eiser 2], uit [woonplaats 1], eisers

(gemachtigde: mr. D.F. Lansbergen),
en

het college van burgemeester en wethouders van Hardenberg

(gemachtigde: [gemachtigde])
Als
derde-partijnemen aan de zaak deel: [derde belanghebbende 1] en [derde belanghebbende 2], uit [woonplaats 2] (gemachtigde: mr. D. Quakernaat).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eisers tegen de afwijzing van hun handhavingsverzoek. Eiser hebben verweerder met een brief 26 september 2022 verzocht om op te treden tegen activiteiten en de toestand op het perceel van hun buren, de derde-partij.
1.1.
Verweerder heeft het verzoek om handhaving van eisers met het besluit van 23 februari 2023 (het primaire besluit) afgewezen. Met een besluit van 26 september 2023 op het bezwaar van eisers (het bestreden besluit) is verweerder bij de afwijzing gebleven.
1.2.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De derde-partij heeft ook schriftelijk gereageerd.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 4 juli 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eisers en hun gemachtigde, de gemachtigde van verweerder, de derde-partij en de gemachtigde van derde-partij.

Totstandkoming van het besluit

Feiten en besluitvorming
2. Eisers en de derde-partij zijn buren van elkaar. Eisers wonen aan de [adres 1] en de derde-partij aan de [adres 2].
2.1.
Het perceel van de derde-partij (hierna: het perceel) heeft een omvang van ruim 5.000m2. Op het perceel is het bestemmingsplan ‘Buitengebied Hardenberg, Reestdal en Bergentheim-Zuid’ (het bestemmingsplan) van toepassing. Het perceel heeft de bestemming ‘Wonen-Essen- en hoevenlandschap’. Gronden met deze bestemming zijn aangewezen voor wonen, met inbegrip van aan-huis-gebonden beroepen, en tuinen en erven met daarbij ondergeschikt een ‘bed and breakfast’, boerderijkamers en statische opslag in bestaande gebouwen.
2.2.
In artikel 27.4.1, aanhef en onder b, van de planregels staat dat onder strijdig gebruik met de bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen het gebruik van gronden en bouwwerken in combinatie met bedrijfsdoeleinden anders dan een aan-huis-gebonden beroep.
2.3.
Derde-partij [derde belanghebbende 1] en zijn zoon, [naam], zijn beiden vennoot van het bedrijf [bedrijf] V.O.F. welk bedrijf aan de [adres 3] is gevestigd. Volgens de website van deze onderneming bestaan de bedrijfsactiviteiten uit: de in- en verkoop van bos-, tuin- en parkmachines, elektrisch transportmateriaal en handgereedschap voor professioneel en particulier gebruik. In het verleden heeft de zoon van de derde-partij zijn eigen hoveniersbedrijf gehad. Dit bedrijf is met ingang van 31 maart 2020 opgeheven.
2.4.
Met een brief van 26 september 2022 hebben eisers bij verweerder een handhavingsverzoek ingediend. Volgens eisers vinden in strijd met de bestemming elke dag, zowel overdag en ’s avonds, bedrijfsmatige activiteiten plaats op het perceel .
2.5.
Eisers hebben eerder handhavingsverzoeken ingediend met betrekking tot het perceel. Ze vragen verweerder nu om handhavend optreden zodat aan de overlast ‘voor eens en altijd een einde komt’, door van de derde-partij het volgende te gelasten:

Het verwijderen en verwijderd houden van drie aanhangers.
Volgens eisers stalt de derde-partij op het perceel drie aanhangers die zij drie tot vier keer per week zakelijk, voor hovenierswerkzaamheden, gebruiken, onder meer voor het vervoer van shovels of een minigraver, een kruiwagen, een partij zand, een trap of een grasmaaier. Ook vervoert de derde-partij met de aanhangers machines ten behoeve van hun bedrijf Groentechniek, dat op het industrieterrein is gevestigd.

Een verbod op het parkeren van bedrijfsauto’s van derden en het maximeren van het aantal auto’s van de derde-partij.
Volgens eiser gebruikt de derde-partij het perceel regelmatig als parkeerplaats voor de bedrijfsauto’s van derden. Daarbij is sprake van het laden en lossen van gereedschappen en andere materialen. Dit veroorzaakt geluidsoverlast. Volgens eisers moet verweerder bovendien aan het aantal auto’s van de derde-partij een maximum stellen. De derde-partij heeft drie bedrijfsauto’s, zeker vijf personenauto’s en twee terreinwagens. Zij parkeren die op willekeurige plekken op het perceel.

Een verbod op het stallen van machines voor bedrijfsmatige doeleinden.
Eisers zijn van mening dat op het perceel aanwezige machines moeten worden verwijderd. Zij worden volgens eisers gebruikt voor de hoveniersactiviteiten.

Een verbod op opslag van bedrijfsmatige materialen op het perceel
Volgens eisers bevinden zich op het perceel veel bedrijfsmatige materialen, buiten de (bij)gebouwen, deels achter een overkapping en schuttingen. Het gaat dan om hekwerken, tientallen biervaten, golfplaten, stenen, dakpannen, een centrifuge, oude verroeste fiets en oud ijzer. Verder gaat het om drainageslangen, grasbetonblokken, pallets met straatstenen, fietsenrekken, gazen hekwerk, een deel van een oude overkapping, olievaten, kratten met oud ijzer, houten balken/palen, afvalhout, lege IBC kratten en losse pallets. Aan de voorzijde is sprake van opslag van onder andere een hondenhok, betonnen afrasteringspalen, betonblokken, balken, pallets met stenen, materiaal afgedekt onder kleden.

Een verbod op het stallen van twee caravans en camperbusje.
Volgens eisers stalt de derde-partij buiten op het perceel twee caravans en een camperbusje. Volgens eiser is dit in strijd met de op het perceel rustende bestemming.

Een verbod op de opslag van haardhout
Volgens eisers is op het perceel sprake van een bijzonder grote haardhout-opslag en deze wordt steeds groter. Eisers zijn van mening dat het gaat om statische opslag, waardoor dit gebruik van het perceel in strijd is met de planregels.
Genoemde activiteiten zijn volgens eisers in strijd met de artikelen 27.4.1 sub b, artikel 27.1 sub e en/of artikel 6.1 sub e van het bestemmingsplan.
2.6.
In oktober 2022 hebben eisers het handhavingsverzoek nog aangevuld met een document waarin zij hun eigen constateringen hebben vastgelegd, met als bijlage een reeks foto’s gemaakt in de periode 27 oktober 2020 tot en met 6 augustus 2022.
2.7.
Verweerder heeft het handhavingsverzoek afgewezen. In het primaire besluit staat dat tijdens twee controles op het perceel is geconcludeerd dat van overtreding(en) van het bestemmingsplan geen sprake is dan wel dat sprake is van overtreding(en) van een dusdanig geringe aard en omvang dat verweerder het niet evenredig acht om daartegen handhavend op te treden. Verweerder heeft niet kunnen vaststellen dat op het perceel bedrijfsmatige activiteiten plaatsvinden in strijd zijn het bestemmingsplan.
2.8.
Eisers hebben een bezwaarschrift ingediend. Op 16 mei 2023 heeft de toezichthouder nogmaals een controle uitgevoerd. Eisers zijn in de gelegenheid gesteld om hun bezwaren mondeling toe te lichten bij de Commissie Bezwaarschriften (de commissie).
2.9.
De commissie heeft geadviseerd het bezwaarschrift op één onderdeel gegrond te verklaren. Volgens de commissie moet verweerder handhavend optreden tegen de stalling van de camper en een caravan in de openlucht. Voor de overige onderdelen heeft de commissie geadviseerd het bezwaar ongegrond te verklaren.
2.10.
Verweerder heeft in het bestreden besluit het bezwaar van eisers in afwijking van het advies van de commissie op alle onderdelen ongegrond verklaard.
2.11
Hierna is de procedure vervolgd zoals weergegeven onder het kopje “Inleiding”.

Beoordeling door de rechtbank

Samenvatting
3. De rechtbank beoordeelt of verweerder het handhavingsverzoek van eisers terecht heeft afgewezen. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eisers.
3.1.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder het handhavingsverzoek terecht heeft afgewezen. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Heeft verweerder het handhavingsverzoek van eisers terecht afgewezen?
Algemeen
4. In hoofdstuk 5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zijn regels opgenomen over bestuurlijke handhaving.
4.1.
Op grond van artikel 5:32, eerste lid, van de Awb kan een bestuursorgaan dat bevoegd is een last onder bestuursdwang op te leggen, in plaats daarvan aan de overtreder een last onder dwangsom opleggen.
4.2.
Op grond van artikel 5:1, eerste en tweede lid, van de Awb wordt onder overtreding verstaan: een gedraging die in strijd is met het bepaalde bij of krachtens enig wettelijk voorschrift. Onder ‘overtreder’ wordt verstaan: degene die de overtreding pleegt of medepleegt.
4.3.
Uit vaste jurisprudentie van de Afdeling volgt dat, gelet op het algemeen belang dat is gediend met handhaving, in geval van overtreding van een wettelijk voorschrift het bestuursorgaan dat bevoegd is om met bestuursdwang of een last onder dwangsom op te treden, in de regel van deze bevoegdheid gebruik zal moeten maken.
Slechts onder bijzondere omstandigheden mag van het bestuursorgaan worden gevergd dit niet te doen. Dit kan zich voordoen indien concreet zicht op legalisatie bestaat. Verder kan handhavend optreden zodanig onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van optreden in die concrete situatie behoort te worden afgezien.
Zie hierover onder meer de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 25 november 2020., r.o. 3. [1] .
4.4.
Op het perceel is als gezegd het bestemmingsplan ‘Buitengebied Hardenberg, Reestdal en Bergentheim Zuid’ van toepassing.
In artikel 27.1 (‘Wonen - Essen- en hoevenlandschap’) van het bestemmingsplan staat dat de voor ‘Wonen – Essen- en hoevenlandschap’ aangewezen gronden bestemd zijn voor: :
wonen, met inbegrip van aan-huis-gebonden beroepen;
tuinen en erven.
Met daaraan ondergeschikt bij wonen:
bed and breakfast;
boerderijkamers;
statische opslag in bestaande gebouwen;
een minicamping.
Op grond van artikel 27.4.1 onder b van de planregels wordt onder strijdig gebruik met deze bestemming begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving waaronder in ieder geval wordt begrepen het gebruik van gronden en bouwwerken in combinatie met bedrijfsdoeleinden anders dan een aan-huis-gebonden beroep.
Is er sprake van vooringenomenheid en is het onderzoek voldoende zorgvuldig en volledig geweest?
5. Eisers voeren aan dat er in de besluitvorming sprake is van vooringenomenheid aan de kant van verweerder. Eisers wijzen in dit verband op een passage op pagina 6 van het primaire besluit, waaruit dit zou blijken. Verder is volgens eisers het onderzoek van verweerder in de aanloop naar het bestreden besluit niet voldoende zorgvuldig en volledig geweest en is evident dat op het perceel bedrijfsmatige activiteiten plaatsvinden. Verweerder heeft bovendien geen dan wel onvoldoende aandacht besteed aan het door hen in aanvulling op het handhavingsverzoek ingebrachte document met hun eigen waarnemingen en constateringen. In beroep heeft eiser nog een document bijgevoegd met eigen waarnemingen op de dag dat de controles door de toezichthouder zijn uitgevoerd.
5.1.
De rechtbank ziet in de dossierstukken geen enkel aanknopingspunt dat verweerder vooringenomen zou zijn geweest. Dat op pagina 6 van het primaire eisers erop worden gewezen dat in het kader van dit (deels herhaalde) handhavingsverzoek alsook eerdere handhavingsverzoeken geen overtredingen zijn geconstateerd en dat een nieuw verzoek om handhaving als er geen sprake is van een duidelijke overtreding van het bestemmingsplan of anderszins meteen zal worden afgewezen wegens niet-ontvankelijkheid, leidt niet tot een ander oordeel. Immers, deze behandelwijze van herhaalde verzoeken vloeit voort uit artikel 4:6 van de Awb. In geval van een herhaalde aanvraag kan een bestuursorgaan als er geen sprake is van nieuwe feiten en omstandigheden een aanvraag afwijzen onder verwijzing naar een eerdere afwijzende beschikking. In dit geval heeft verweerder het handhavingsverzoek overigens wel inhoudelijk behandeld. Van vooringenomenheid is geen sprake.
5.2.1.
Op grond van artikel 3:2 van de Awb dient het bestuursorgaan bij de voorbereiding van een besluit de nodige kennis te vergaren omtrent de relevante feiten en de af te wegen belangen. De rechtbank stelt vast dat het document met eisers eigen waarnemingen dat zij in aanvulling van hun handhavingsverzoek hebben ingediend door verweerder bij de besluitvorming is betrokken. De rechtbank is het echter met verweerder eens dat dit document onvoldoende is om vast te stellen dat er sprake is van een overtreding op het perceel. In het kader van de besluitvorming is administratief onderzoek uitgevoerd en hebben op het perceel van de derde-partij drie controlebezoeken door de toezichthouder plaatsgevonden. Niet ter discussie staat dat deze controles zijn uitgevoerd door een ter zake deskundig persoon in opdracht van het bevoegd gezag. De controles vonden plaats op 13 oktober 2022 om 11.15 uur, op 22 februari 2023 om 16:00 uur en op 16 mei 2023 om 9:30 uur. Van de bevindingen tijdens de controles zijn rapportages opgemaakt. Bij de rapportages zijn kleurenfoto’s gevoegd. De controlerapporten zijn door de toezichthouder ondertekend.
5.2.2.
Uit het controlerapport naar aanleiding van het bezoek van 13 oktober 2022 en de bijbehorende foto’s blijkt, verkort weergegeven, dat de toezichthouders die dag hebben gesproken met de derde-partij waarbij werd aangegeven dat op het perceel geen bedrijfsmatige activiteiten meer plaatsvonden. Alles was verhuisd naar het bedrijfspand.
De twee op het perceel aanwezige aanhangers stonden privé op naam evenals de aanwezige caravans en de camper. Op het perceel, achter, zijn door de toezichthouder 30 kratten met (brand-)hout geteld. Ten opzichte van een controle op 14 januari 2021 zijn de slooprestanten van een overkapping achter op het perceel verwijderd. Onder een bestaande overkapping stonden twee auto’s van de familie [derde belanghebbende 1]. Bij de erfafscheiding waren sindsdien enkele palen bijgeplaatst.
5.2.3.
Uit het controlerapport opgemaakt naar aanleiding van het bezoek van 22 februari 2023 en de bijbehorende foto’s blijkt, verkort weergegeven, dat wederom is gesproken met de derde-partij en dat de toestand op het perceel door de toezichthouder is bekeken. Onder een bestaande overkapping was sprake van een nachtverblijf voor de hond en rechts stonden twee auto’s, volgens de omschrijving bij de foto een blauwe Suzuki met kenteken [kenteken 1] en een blauwwitte Landrover met kenteken [kenteken 2]. Er lag verder wat klein huishoudelijk materiaal onder de overkapping. In het rapport worden de foto’s van de overkapping tijdens de vorige controle met die van deze controle vergeleken en de toezichthouder constateert dat er visueel geen verschillen zijn. Ten opzichte van de vorige controle is er een afname van het aantal kratten met hout. Op het perceel staan nu nog 23 kratten met hout. Links van de overkapping stonden twee caravans. Op de plek waar op 13 oktober 2022 de camper stond, stond bij deze controle een grijze Volkswagen Transporter, met kenteken [kenteken 3]. Op de foto’s bij het rapport zijn ook andere materialen die zich op het perceel bevinden vastgelegd. De toestand op het perceel was volgens de toezichthouder , uitgezonderd de afgenomen hoeveelheid haardhout, gelijk aan de toestand op 13 oktober 2022.
5.2.4.
Tijdens de bezwaarprocedure heeft op 16 mei 2023 opnieuw een controle van het perceel plaatsgevonden. In de naar aanleiding van dit bezoek opgemaakte rapportage van 5 pagina’s, met daarbij gevoegd een reeks fotobladen met kleurenfoto’s, heeft de toezichthouder zijn bevindingen naar het oordeel van de rechtbank weergegeven op een heldere, zeer nauwkeurig en gedetailleerde, wijze. Op pagina 3 van de rapportage staat een plattegrond van het perceel met daarop ingetekend de (bij-)gebouwen en aanduidingen van de plekken waarover waarnemingen zijn beschreven. Pagina 4 en 5 bevat een overzichtelijke en gedetailleerde beschrijving van de waarnemingen, opgesomd in een lijst onder 1 tot en met 21. Ook heeft de toezichthouder de bedrijfslocatie van [bedrijf] v.o.f. aan de [adres 3] geïnspecteerd en zijn waarnemingen ter plaatse zijn eveneens in het rapport vastgelegd. Het administratief onderzoek naar ondernemingen van derde-partij zijn eveneens in het rapport opgenomen.
5.2.5.
De rechtbank overweegt dat in de rapporten van de toezichthouder duidelijk is omschreven waar, wanneer en door we de feiten zijn vastgesteld en is inzichtelijk beschreven wat er is vastgesteld en waargenomen. De rechtbank ziet in de documenten met eigen waarnemingen van eisers geen aanleiding voor twijfel aan de juistheid van de rapporten en de waarnemingen van de toezichthouder. Dat sprake zou zijn van een beige Landrover in plaats van een blauwe Suzuki, zoals de omschrijving van de toezichthouder in het rapport van 22 februari 2023 stelt, maakt dit niet anders omdat uit de omschrijving en de foto’s blijkt dat het gaat om dezelfde twee voertuigen die ook door de toezichthouder op 13 oktober 2022 zijn waargenomen. Dat een aantal door eisers op de controledagen waargenomen voertuigen op de foto’s van de toezichthouder niet zijn te zien, treft eveneens geen doel. Immers, uit de omschrijving van eisers blijkt dat zij hun waarnemingen op een ander tijdstip dan verweerder hebben gedaan. Voor zover eisers met dit document en ook het andere document met eigen waarnemingen hebben geprobeerd te stellen dat de controles onvoldoende representatief zouden zijn, volgt de rechtbank hen hierin niet. De eigen waarnemingen van eisers zijn daartoe onvoldoende. De rechtbank is van oordeel dat verweerder het bestreden besluit gelet op wat hiervoor is overwogen voldoende zorgvuldig heeft voorbereid en van strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel van artikel 3:2 Awb geen sprake is.
5.3.
De beroepsgrond slaagt niet.
Is er sprake van bedrijfsmatige activiteiten op het perceel in strijd met het bestemmingsplan?
6. Volgens eisers zijn de bedrijven van de derde-partij weliswaar niet op papier op het perceel gevestigd maar is de werkelijkheid anders. Door een uitspraak van de rechtbank in 2020 is de aan de zoon verleende omgevingsvergunning vernietigd. Volgens eisers zet de derde partij sindsdien de bedrijfsactiviteiten op het perceel gewoon voort, ook al hebben zij een bedrijfspand aan de [adres 3].
6.1.
Uit gegevens van de Kamer van Koophandel blijkt dat het hoveniersbedrijf van de zoon van derde-partij met ingang van 31 maart 2020 is opgeheven. Volgen de gegevens van de Kamer van Koophandel zijn [derde belanghebbende 1] en zijn zoon beiden vennoot van [bedrijf] v.o.f. gevestigd aan de [adres 3]. Volgens de website is dit een bedrijf in in- en verkoop van bos-, tuin- en parkmachines, elektrisch transportmateriaal en handgereedschap voor professioneel en particulier gebruik. Blijkens de rapporten van de controlebezoeken van de toezichthouder die op 13 oktober 2022, 22 februari 2023 en 16 mei 2023 hebben plaatsgevonden, is op die dagen waargenomen dat op het perceel geen bedrijfsactiviteiten plaatsvonden.
6.2.
In het bijzonder de rapportage van het bezoek op 16 mei 2023 is overzichtelijk en zeer gedetailleerd. Uit de bevindingen van de toezichthouder blijkt dat tijdens de visuele inspectie geen aanknopingspunten werden gevonden om te veronderstellen dat bedrijfsactiviteiten plaatsvonden op het perceel. Er waren geen bedrijfsvoorraden aanwezig en grote bos - en tuinbouwmachines zijn niet waargenomen. Er was geen sprake van presentatieruimten, verkoopruimten en dergelijke. De toezichthouder heeft ook geen bedrijfsvoorraden en/of goederen van een hoveniersbedrijf waargenomen. De situatie op het perceel was onveranderd ten opzichte van de controles op 13 oktober 2022 en op 22 februari 2023. Op het perceel stonden twee aanhangers waarover de derde-partij heeft verklaard dat deze privé op naam staan en deze zowel privé alsook zakelijk worden gebruikt. De derde partij verklaarde dat als de aanhangers zakelijk worden gebruikt, ze niet op het perceel op – of afgeladen worden, maar op het bedrijventerrein en/of op een andere locatie. Eén van de aanhangers stond op naam van de zoon van de derde partij.
6.3.
De rechtbank volgt verweerder in zijn standpunt dat op basis van zorgvuldig onderzoek is komen vast te staan dat op het perceel geen sprake is van bedrijfsactiviteiten zodat van strijd met het bestemmingsplan geen sprake is. Het (incidenteel) parkeren van één of meer geladen aanhangers valt in dit geval niet aan te merken als een bedrijfsmatige activiteit. Ook voor het parkeren van eigen bedrijfswagens op eigen (privé) terrein geldt dat dit niet in strijd is met het bestemmingsplan. De ruimtelijke uitstraling daarvan is in dit geval gering en niet wezenlijk anders is dan die van het parkeren van privéauto’s.
6.4.
De beroepsgrond slaagt niet.
Is ten aanzien van de aanhangers, auto’s, caravans en het camperbusje sprake van ‘statische opslag’ en daarmee van strijd met het bestemmingsplan?
7. Volgens eisers gaat het bij de aanwezigheid van de aanhangers, auto’s, caravans en het camperbusje en aangetroffen materialen om ‘statische opslag’ in de zin van artikel 1.88 van de planregels en dienen om die reden die voertuigen en materialen te worden verwijderd van het perceel.
7.1.
Op grond van artikel 27.1 (‘Wonen - Essen- en hoevenlandschap’) van het bestemmingsplan zijn de voor ‘Wonen – Essen- en hoevenlandschap’ aangewezen gronden bestemd zijn voor:
wonen, met inbegrip van aan-huis-gebonden beroepen, en tuinen en erven, met daaraan ondergeschikt bij wonen:
 bed and breakfast;
 boerderijkamers;
 statische opslag in bestaande gebouwen;
7.2.
De rechtbank is van oordeel dat ‘ondergeschikt bij wonen’ impliceert dat de daaronder genoemde activiteiten planologisch (juist) niet gelijk worden gesteld aan ‘wonen’. Bij ‘statische opslag’ gaat het dus om goederen of producten die in basis niet zijn te relateren aan het wonen, zoals bijvoorbeeld een gebouw dat in gebruik is als caravanstalling voor derden. Het stallen van een eigen voertuigen, caravans en aanhangers op het eigen perceel voor privédoeleinden past bij de bestemming / gebruiksactiviteit wonen. De ruimtelijke uitstraling van al deze voertuigen en goederen is bovendien niet zodanig, dat dit in strijd is met de woonfunctie. Daarnaast heeft verweerder zich op goede gronden op het standpunt gesteld dat van
statischeopslag geen sprake is, omdat de voertuigen, caravans en aanhangers regelmatig worden gebruikt.
7.3.
De beroepsgrond slaagt niet.
Is de opslag van de overige materialen, het tuinafval, kratten, fusten en pallets, stenen en fietsen, en/of de opslag van het haardhout in strijd met het bestemmingsplan?
8. Volgens eisers gebruikt de derde-partij de aanhangers ten onrechte voor de bedrijfsmatige (zakelijke) opslag van tuinafval. Het verwijderen van dat tuinafval duurt soms dagen. Ook de aanwezigheid van overige materialen, zoals kratten, fusten en pallets, stenen en fietsen, balken en ander materiaal is volgens eisers in strijd met de bestemming omdat het gaat om bedrijfsmatig materialen afkomstig van (eerdere) bedrijven van de derde-partij. Ten slotte slaat de derde-partij volgens eisers op het perceel meer dan de toegestane hoeveelheid haardhout op. Tijdens de controles hebben de toezichthouders de hoeveelheden haardhout ten onrechte niet opgemeten. Volgens eisers ligt op het perceel veel meer haardhout opgeslagen dan 52,8 m2, zoals de bezwaarcommissie stelt.
8.1.
Verweerder heeft op grond van de controlerapporten opgemaakt naar aanleiding van de bevindingen op 13 oktober 2022, 22 februari 2023 en 16 mei 2023 vastgesteld dat op het perceel geen sprake was van bedrijfsactiviteiten.
Gelet op deze bevindingen en de daarop gegeven toelichting van de derde-partij over de aanwezigheid van de aanwezige materialen, het hier en daar aangetroffen tuinafval, stenen, kratten, balken en overige materialen, heeft verweerder mogen aannemen dat die materialen voor eigen (privé-)gebruik zijn bedoeld. Anders dan eisers stellen maakt het aantal materialen niet dat van privégebruik geen sprake meer zou kunnen zijn.
8.2.
De vraag of een grote hoeveelheid houtopslag in strijd is met de woonbestemming, moet worden beoordeeld aan de hand van de ruimtelijke uitstraling die dat gebruik gezien zijn aard, omvang en intensiteit heeft. Daarbij is bepalend of de uitstraling van dien aard is dat deze planologisch gezien niet meer valt te rijmen met de woonfunctie van het perceel (zie hierover o.a. bijvoorbeeld de uitspraken van de Afdeling van 12 februari 2020, ECLI:NL:RVS:2020:445 en van 13 april 2011, ECLI:NL:RVS:2011:BQ1050).
8.3.
De rechtbank is van oordeel dat op basis van het controlerapport van de controle van 16 mei 2023 kan worden vastgesteld dat op dat moment een hoeveelheid van 52,8 m3 brand- of stookhout op het perceel aanwezig was (onder punt 5 en 18 van het rapport: hoeveelheden van 22,8 m3 en 30 m3. Niet gebleken is dat het gaat om bedrijfsmatige houtopslag. De rechtbank heeft in haar uitspraak van 26 april 2021 (AWB 20/1065) al overwogen dat een dergelijke hoeveelheid stookhout op het perceel niet onverenigbaar is met de woonbestemming. De rechtbank ziet in dit geval geen aanleiding om daar nu anders over te oordelen. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de ligging van het perceel, het landelijke karakter van de omgeving en de oppervlakte van het perceel (ruim 5.000 m2). De rechtbank vindt steun voor dit oordeel in eerdergenoemde uitspraak van de Afdeling van 12 februari 2020 waarin is geoordeeld dat een opslag van 120 m3 stookhout op een perceel van 3.167 m2 niet onverenigbaar is met de woonbestemming.
8.4.
Ten aanzien van de overige op het perceel aangetroffen voorwerpen zoals een hoeveelheid lege fusten, en kratten, fietsen, pallets, stenen en andere voorwerpen is de rechtbank van oordeel dat deze, ieder voor zich, niet in strijd zijn met de bestemming wonen. Het is niet ongebruikelijk dat dergelijke materialen aanwezig zijn op een woonperceel. Anders dan eiser stelt en zoals hiervoor onder 8.1. is overwogen, maakt het aantal materialen dit niet anders.
8.5.
De beroepsgrond slaagt niet.
Visienota en omgevingsvisie
9. Eisers stellen dat het bestreden besluit in strijd is met de ‘Visienota Buitengebied gemeente Hardenberg’ alsmede de Omgevingsvisie.
9.1.
De rechtbank volgt verweerder in zijn standpunt dat de visienota en de omgevingsvisie beleids- en ontwikkelingskaders zijn, dus niet het concrete toetsingskader waaraan de - door eisers gestelde strijdige - activiteiten worden getoetst. Voor de beoordeling van het handhavingsverzoek en de activiteiten waarop dat verzoek betrekking heeft is het beoordelingskader het bestemmingsplan.
9.2.
Deze beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

10. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat verweerder het handhavingsverzoek van eisers terecht heeft afgewezen en dat het bestreden besluit in stand blijft.
Eisers krijgen daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgen ook geen vergoeding van hun proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. van Veelen, rechter, in aanwezigheid van
mr. J.M. van Westerlaak, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
de griffier is verhinderd te ondertekenen
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.