ECLI:NL:RBOVE:2024:667

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
8 februari 2024
Publicatiedatum
8 februari 2024
Zaaknummer
08.314398.22 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een beginnend bestuurder voor het veroorzaken van een verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel

Op 8 februari 2024 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 21-jarige vrouw, die als beginnend bestuurder betrokken was bij een verkeersongeval op 11 juni 2022 op de N36 in Arriën. De rechtbank heeft de vrouw veroordeeld tot een taakstraf van 80 uren, waarvan 40 uren voorwaardelijk, en een voorwaardelijke ontzegging van haar rijbewijs voor de duur van zes maanden met een proeftijd van drie jaren. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het overtreden van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, doordat zij een ongeval heeft veroorzaakt waarbij een ander zwaar lichamelijk letsel is toegebracht.

Tijdens de zitting op 25 januari 2024 heeft de rechtbank kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. R. Boon, en de verdediging door haar raadsvrouw, mr. T.H. Westerhof-Dijkstra. De rechtbank heeft ook slachtofferverklaringen gehoord van de slachtoffers, mevrouw [slachtoffer 1] en mevrouw [slachtoffer 2]. De verdachte reed op het moment van het ongeval met een Peugeot bedrijfsauto en is van haar weghelft afgeweken, waardoor zij frontaal in botsing kwam met een tegemoetkomend voertuig. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte aanmerkelijk onoplettend heeft gereden, wat heeft geleid tot het ongeval en de daaruit voortvloeiende letsels.

De rechtbank heeft de verdediging van de raadsvrouw verworpen, die stelde dat de verdachte mogelijk in een black-outsituatie verkeerde. De rechtbank oordeelde dat er geen bewijs was voor deze claim. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig is aan de overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, en heeft de verdachte veroordeeld tot de opgelegde straf.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08.314398.22 (P)
Datum vonnis: 8 februari 2024
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2002 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 25 januari 2024.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. R. Boon en van wat door verdachte en haar raadsvrouw mr. T.H. Westerhof-Dijkstra, advocaat in Zwolle, naar voren is gebracht.
Ook heeft de rechtbank kennisgenomen van de door mevrouw. [slachtoffer 1] , mede namens haar dochter mevrouw [slachtoffer 2] , voorgedragen slachtofferverklaringen.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte op 11 juni 2022 op de N36 in Arriën als beginnend bestuurder van een bedrijfsauto, schuldig is aan het veroorzaken van een verkeersongeval waarbij mevrouw [slachtoffer 2] en mevrouw [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel of zodanig lichamelijk letsel opliepen dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan.
De verdenking komt er subsidiair op neer dat verdachte het verkeer in gevaar heeft gebracht.
De verdenking komt er meer subsidiair op neer dat verdachte niet zoveel mogelijk rechts heeft gehouden, waarbij letsel aan personen is ontstaan of schade aan goederen is toegebracht.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
zij op of omstreeks 11 juni 2022 te Arriën in de gemeente Ommen, in elk geval in Nederland, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een voertuig (bedrijfsauto), rijdende over de N36,
zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte, terwijl verdachte een beginnend bestuurder was en/of terwijl het zicht van verdachte ter plaatse niet werd belemmerd, beperkt of gehinderd en/of terwijl deze weg een (provinciale) N-weg was, waarbij de rijbanen van elkaar zijn gescheiden door een dubbele doorgetrokken streep en/of terwijl tegemoetkomend verkeer (personenauto) reeds op korte afstand was genaderd,
haar aandacht gedurende enige tijd niet, althans in onvoldoende mate, op het overige verkeer en/of de (verkeers)situatie ter plaatse heeft gericht en/of in strijd met artikel 3 van het Reglement verkeersregels en verkeertekens 1990 niet aan haar, verdachtes, verplichting heeft voldaan, zoveel mogelijk rechts te houden en/of
in strijd met het gestelde in artikel 76 van het Reglement verkeersregels en verkeersteken 1990 dubbele doorgetrokken strepen, die zich niet langs de rand van de rijbaanverharding bevonden, heeft overschreden en/of
zich met het door haar bestuurde voertuig geheel of gedeeltelijk links van die doorgetrokken strepen, welke strepen op die weg waren aangebracht tussen de rijstroken, met verkeer in beide richtingen, heeft bevonden en/of
(aldus) met dat door haar bestuurde voertuig (personenauto), naar links heeft gestuurd, naar links is gegaan, waarbij zij niet het verloop van die weg (de N36) heeft gevolgd en/of geheel of gedeeltelijk op de voor het tegemoetkomend verkeer bestemde rijstrook van die weg (de N36) is terechtgekomen en/of (vervolgens) is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met een (tegemoetkomend) voertuig (personenauto), en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan haar schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden,
waardoor (een) ander(en),
- [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan en/of
- [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
subsidiair
althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
zij op of omstreeks 11 juni 2022 te Arriën in de gemeente Ommen, in elk geval in Nederland, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een voertuig (bedrijfsauto), rijdende over de N36, terwijl verdachte een beginnend bestuurder was en/of terwijl het zicht van verdachte ter plaatse niet werd belemmerd, beperkt of gehinderd en/of terwijl deze weg een (provinciale) N-weg was, waarbij de rijbanen van elkaar zijn gescheiden door een dubbele doorgetrokken streep en/of terwijl tegemoetkomend verkeer (personenauto) reeds op korte afstand was genaderd, haar aandacht gedurende enige tijd niet, althans in onvoldoende mate, op het overige verkeer en/of de (verkeers)situatie ter plaatse heeft gericht en/of in strijd met artikel 3 van het Reglement verkeersregels en verkeertekens 1990 niet aan haar, verdachtes, verplichting heeft voldaan, zoveel mogelijk rechts te houden en/of in strijd met het gestelde in artikel 76 van het Reglement verkeersregels en verkeersteken 1990 dubbele doorgetrokken strepen, die zich niet langs de rand van de rijbaanverharding bevonden, heeft overschreden en/of zich met het door haar bestuurde voertuig geheel of gedeeltelijk links van die doorgetrokken strepen, welke strepen op die weg waren aangebracht tussen de rijstroken, met verkeer in beide richtingen, heeft bevonden en/of (aldus) met dat door haar bestuurde voertuig (personenauto), naar links heeft gestuurd, naar links is gegaan, waarbij zij niet het verloop van die weg (de N36) heeft gevolgd en/of geheel of gedeeltelijk op de voor het tegemoetkomend verkeer bestemde rijstrook van die weg (de N36) is terechtgekomen en/of
(vervolgens) is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met een (tegemoetkomend) voertuig (personenauto), en door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
meer subsidiair
althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
zij op of omstreeks 11 juni 2022 te Arriën, gemeente Ommen als bestuurder van een bedrijfsauto op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de N36, niet zoveel mogelijk rechts heeft gehouden, waarbij letsel aan personen is ontstaan of schade aan goederen is toegebracht.

3.De bewijsmotivering

3.1
De feiten en omstandigheden
De rechtbank gaat uit van de volgende, op grond van de bewijsmiddelen, vastgestelde feiten en omstandigheden. [1]
Verdachte reed op 11 juni 2022, omstreeks 12:00 uur als bestuurder van een Peugeot bedrijfsauto op de provinciale weg N36. Zij kwam vanuit de richting rijksweg N35 en reed richting de rotonde waar de N36 aansluit op de rijksweg N48 en de provinciale weg N340. [2] Verdachte was op dat moment een beginnend bestuurder. [3] De maximum snelheid ter plaatse is 100 kilometer per uur en de rijbaan is door middel van een dubbele doorgetrokken streep verdeeld in twee rijstroken. De weersomstandigheden die middag worden omschreven als zonnig, droog en helder. Het uitzicht van verdachte werd niet belemmerd. [4]
Om onbekend gebleven reden is verdachte van haar weghelft afgeweken en de linker rijstrook opgereden voor tegemoetkomend verkeer. Getuige [getuige] verklaart dat de auto van verdachte heel langzaam en geleidelijk op dezelfde snelheid op de verkeerde weghelft terechtkwam. [5] Op het moment dat de auto van verdachte zich geheel op de linker rijstrook bevond, botste zij frontaal op de tegemoet rijdende Opel die werd bestuurd door [slachtoffer 1] . Door de kracht van de botsing werd de Opel met kracht naar achteren gedrukt. Tijdens de achterwaartse beweging botste de achterzijde van de Opel tegen de voorzijde van de Chevrolet die achter de Opel reed. De Opel werd, ook na de secondaire botsing met de Chevrolet, in totaal ongeveer dertien meter achterwaarts gedrukt. [6]
Verdachte kan niet verklaren waarom zij met haar auto op de verkeerde weghelft terecht is gekomen. Tijdens de autorit stond de navigatie op haar telefoon aan. Haar telefoon stond op het dashboard van de auto. Verdachte verklaart dat de navigatie haar niet afleidde. Uit onderzoek volgt dat er kort voor, en/of ten tijde van het ongeval geen actieve gebruikershandelingen op de telefoon plaatsvonden. [7] Uit het onderzoek volgt verder dat het ongeval niet is veroorzaakt door een technisch mankement aan de auto van verdachte. [8]
Verdachte heeft ten gevolge van de aanrijding letsel aan haar schouder opgelopen. De bestuurder van de Opel, mevrouw [slachtoffer 1] , heeft ook letsel opgelopen. Haar letsel bestaat uit een botbreuk in het bovenste deel van haar scheenbeen dat onderdeel uitmaakt van het kniegewricht en uit botbreuken in haar middenvoetsbeentjes. De prognose was dat het letsel in haar been zal genezen tussen de drie en twaalf maanden en het letsel in de voet binnen vier tot zes weken. [9] Het herstel verloopt echter niet volgens prognose. Mevrouw [slachtoffer 1] heeft nog veel last van haar knie en kan zich alleen verplaatsen met behulp van krukken of een rollator. [10] Ook haar beide dochters, [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] , hebben letsel opgelopen.
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vindt dat het primaire feit wettig en overtuigend bewezen kan worden. Volgens de officier van justitie is er voldoende bewijs voor aanmerkelijke schuld in de zin van artikel 6 Wegenverkeerswet 1994 (WVW).
3.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw stelt zich op het standpunt dat verdachte van het primaire feit, artikel 6 WVW, vrijgesproken moet worden omdat niet bewezen kan worden dat verdachte schuldig is aan het verkeersongeval. Voor het subsidiaire en meer subsidiaire feit geldt volgens de raadsvrouw dat er sprake is van afwezigheid van alle schuld waardoor verdachte ontslagen moet worden van alle rechtsvervolging. De raadsvrouw bepleit dat in het geval de rechtbank wel tot een bewezenverklaring komt, verdachte ook ontslagen moet worden van alle rechtsgevolgen omdat niet uitgesloten kan worden dat verdachte in een black-outsituatie verkeerde waardoor haar geen verwijt kan worden gemaakt.
3.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt het volgende. Om tot het oordeel te komen dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW, moet in ieder geval sprake zijn van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid of onoplettendheid. In zijn algemeenheid valt niet aan te geven of één verkeersovertreding voldoende kan zijn voor bewezenverklaring van schuld. Gelet op vaste rechtspraak van de Hoge Raad zijn voor de bewezenverklaring van schuld verschillende factoren van belang, zoals het geheel van gedragingen van verdachte, de aard en de concrete ernst van de verkeersovertreding en de omstandigheden waaronder die overtreding is begaan.
Het is een feit van algemene bekendheid dat provinciale autowegen vanuit verkeerstechnisch oogpunt voor gevaarlijke situaties kunnen zorgen doordat de rijbanen niet door een berm of vangrail van elkaar zijn gescheiden, maar slechts door een dubbele doorgetrokken streep. Het gebruik van dergelijke wegen vergt daarom meer oplettendheid en voorzichtigheid van weggebruikers. Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte op enig moment met haar auto geleidelijk naar links heeft gestuurd en na enige tijd volledig op de linker weghelft terecht is gekomen. Verdachte heeft hiermee niet voldaan aan haar verplichting zoveel mogelijk rechts te houden en heeft de dubbele doorgetrokken streep overschreden. Dit verkeersgedrag maakt dat de rechtbank van oordeel is dat verdachte gedurende een langere tijd dan een enkel ogenblik aanmerkelijk onoplettend is geweest. Van een zogeheten momentane onoplettendheid is dan ook geen sprake.
Dit leidt tot de conclusie dat de verdachte aanmerkelijk onoplettend heeft gereden en dat het verkeersongeval aan haar schuld is te wijten.
De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsvrouw dat niet uitgesloten kan worden dat verdachte in een black-outsituatie verkeerde en dat haar daardoor geen verwijt kan worden gemaakt. Voor de stelling dat verdachte een black-out had of dat een medische oorzaak ten grondslag lag aan haar rijgedrag zijn geen aanknopingspunten in het dossier te vinden. Van dergelijke feiten en omstandigheden is niet gebleken.
Door het verkeersongeval heeft mevrouw [slachtoffer 1] meerdere botbreuken opgelopen. Naar het oordeel van de rechtbank is het letsel dermate ingrijpend, dat dit naar gewoon spraakgebruik kan worden aangeduid als zwaar lichamelijk letsel. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat het slachtoffer is geopereerd aan haar been en ten tijde van de zitting nog steeds pijnklachten heeft en niet zonder hulpmiddelen kan lopen.
Ook [slachtoffer 2] heeft letsel opgelopen. De rechtbank heeft echter uit het dossier niet kunnen herleiden dat sprake is van lichamelijk letsel, zoals bedoeld in artikel 6 WVW.
De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte artikel 6 WVW overtreden heeft.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
zij op 11 juni 2022 te Arriën in de gemeente Ommen, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een voertuig (bedrijfsauto), rijdende over de N36,
aanmerkelijk onoplettend heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte, terwijl verdachte een beginnend bestuurder was en terwijl het zicht van verdachte ter plaatse niet werd belemmerd, beperkt of gehinderd en terwijl deze weg een (provinciale) N-weg was, waarbij de rijbanen van elkaar zijn gescheiden door een dubbele doorgetrokken streep en tegemoetkomend verkeer (personenauto) reeds op korte afstand was genaderd,
haar aandacht gedurende enige tijd niet op het overige verkeer en de (verkeers)situatie ter plaatse heeft gericht en in strijd met artikel 3 van het Reglement verkeersregels en verkeertekens 1990 niet aan haar, verdachtes, verplichting heeft voldaan, zoveel mogelijk rechts te houden en
in strijd met het gestelde in artikel 76 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 dubbele doorgetrokken strepen, die zich niet langs de rand van de rijbaanverharding bevonden, heeft overschreden en
zich met het door haar bestuurde voertuig geheel en gedeeltelijk links van die doorgetrokken strepen, welke strepen op die weg waren aangebracht tussen de rijstroken, met verkeer in beide richtingen, heeft bevonden en
(aldus) met dat door haar bestuurde voertuig, naar links heeft gestuurd, naar links is gegaan, waarbij zij niet het verloop van die weg (de N36) heeft gevolgd en geheel en gedeeltelijk op de voor het tegemoetkomend verkeer bestemde rijstrook van die weg (de N36) is terechtgekomen en vervolgens in aanrijding is gekomen met een tegemoetkomend voertuig (personenauto),
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan haar schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander, [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel werd toegebracht.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij haar daarvan zal vrijspreken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 6 en 175 van de WVW. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1 primair
het misdrijf:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander zwaar lichamelijk letsel wordt toegebracht.

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert verdachte te veroordelen tot een taakstraf voor de duur van 120 uren en een geheel voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid van zes maanden met een proeftijd van drie jaar.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw verzoekt een voorwaardelijke taakstraf en een voorwaardelijke rijontzegging aan verdachte op te leggen, beide met een proeftijd van twee jaar.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen.
Verdachte heeft als beginnend bestuurder een verkeersongeval veroorzaakt. Het verkeersongeval is aan haar schuld te wijten en als gevolg van het ongeluk heeft mevrouw [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel opgelopen. Tijdens de zitting heeft mevrouw [slachtoffer 1] verteld dat het ongeluk en het letsel nog altijd voor veel pijn en mentale klachten zorgen. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat zij zeer geraakt is door de gevolgen die het ongeluk tot op de dag van vandaag voor het slachtoffer en haar familie heeft
Het ongeluk heeft ook vergaande gevolgen voor verdachte zelf gehad. Zij kampt nog steeds met schouder- en mentale klachten. Verdachte heeft zich schuldbewust getoond en zij neemt haar verantwoordelijkheid door onder meer open te staan voor contact met het slachtoffer. Verdachte is niet eerder met politie en justitie in aanraking geweest.
De rechtbank zal een taakstraf voor de duur van 80 uur en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van zes maanden aan verdachte opleggen. Omdat verdachte niet eerder voor verkeersdelicten met justitie in aanraking is geweest en zij voor haar werk in hoge mate afhankelijk is van haar rijbewijs, legt de rechtbank de rijontzegging in voorwaardelijke vorm op.

7.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op artikel 179 WVW en de artikelen 9, 22c, 22d Sr.

8.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt haar daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
feit 1 primair, het misdrijf:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994,
terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander zwaar lichamelijk letsel wordt
toegebracht.
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
tachtig uren;
- beveelt, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
veertig dagen;
-
ontzegtde verdachte de
bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigenvoor de duur van
zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.H. Meijer, voorzitter, en mr. M.J.A.L. Beljaars en mr. J.L. Souman, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Y.W. van den Bosch, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 8 februari 2024.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2022259796-1. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Het proces-verbaal verkeersongevalsanalyse, pagina’s 23 t/m 54.
3.Een geschrift, uittreksel NL-RDW, pagina 101
4.Het proces-verbaal verkeersongevalsanalyse, pagina’s 23 t/m 54.
5.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] , pagina 85
6.Het proces-verbaal verkeersongevalsanalyse, pagina’s 23 t/m 54.
7.Het proces-verbaal van bevindingen telefoongebruik, pagina’s 95, 96
8.Het proces-verbaal verkeersongevalsanalyse, pagina 26.
9.Een geschrift, Forensisch Geneeskundige Letselbeschrijving, 8 november 2022
10.Het proces-verbaal aanrijding misdrijf, pagina 9