Uitspraak
[eiser],
1.De procedure
2.De zaak in het kort
3.De beoordeling
.De proceskosten van [eiser] worden begroot op:
Rechtbank Overijssel
In deze zaak heeft eiser, die op 4 april 2024 in dienst trad bij Taxi Vervoerscentrale Nederland, een kort geding aangespannen nadat zijn arbeidsovereenkomst op 13 mei 2024 tijdens de proeftijd met onmiddellijke ingang was beëindigd. Eiser heeft geen salaris ontvangen over de periode dat hij in dienst was, ondanks diverse aanmaningen. Hij vordert nabetaling van het salaris, vakantiegeld, wettelijke rente, wettelijke verhoging, en vergoeding van proceskosten, alsook salarisspecificaties en een eindafrekening onder dwangsom. De voorzieningenrechter heeft kennisgenomen van de dagvaarding en de mondelinge behandeling op 5 december 2024, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren. Taxi Vervoerscentrale Nederland is niet verschenen, waardoor verstek is verleend.
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er sprake is van een spoedeisend belang bij de gevorderde voorzieningen, gezien het om een loonvordering gaat. De vorderingen van eiser zijn niet onrechtmatig of ongegrond bevonden. Eiser vorderde een loonsom van € 4.009,36 bruto, maar na correctie op basis van het aantal gewerkte dagen is dit bedrag vastgesteld op € 3.515,06 bruto aan salaris en vakantiegeld. De overige vorderingen zijn toegewezen, met inachtneming van een wettelijke verhoging en een dwangsom die is gemaximeerd tot € 2.000,-. Taxi Vervoerscentrale Nederland is in het ongelijk gesteld en moet de proceskosten betalen, die zijn begroot op € 561,00. Het vonnis is uitgesproken door mr. U. van Houten op 12 december 2024.