ECLI:NL:RBOVE:2024:6664

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
10 december 2024
Publicatiedatum
12 december 2024
Zaaknummer
11158721 \ CV EXPL 24-2305
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van een consumentenovereenkomst na het verstrijken van de bedenktermijn en informatieplicht

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Overijssel, is de vraag aan de orde of eisers, na de wettelijke bedenktermijn van 14 dagen, de overeenkomst met gedaagde mochten ontbinden. De kantonrechter heeft deze vraag bevestigend beantwoord. De eisers, vertegenwoordigd door hun gemachtigde mr. T.A. Postma, hebben op 9 januari 2024 een pannenset gekocht van gedaagde, die zich bezighoudt met straathandel. Na de aankoop hebben eisers op 7 maart 2024 de koopovereenkomst ontbonden, omdat gedaagde hen niet had geïnformeerd over de wijze waarop zij de overeenkomst konden herroepen.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat gedaagde niet aan zijn informatieplicht heeft voldaan, zoals voorgeschreven in de artikelen 6:230m en 6:230t van het Burgerlijk Wetboek. Gedaagde heeft weliswaar een informatieformulier overhandigd, maar dit was niet voldoende onderbouwd. Bovendien heeft gedaagde niet zijn contactgegevens verstrekt, waardoor eisers pas later in staat waren om de overeenkomst te ontbinden. De kantonrechter heeft geoordeeld dat eisers de overeenkomst rechtsgeldig hebben ontbonden en dat gedaagde het aankoopbedrag van € 1.000,00 aan eisers moet terugbetalen, evenals de buitengerechtelijke incassokosten van € 181,50.

Daarnaast is gedaagde veroordeeld tot betaling van de proceskosten, die zijn begroot op € 696,34. Het vonnis is uitgesproken op 10 december 2024 door mr. A.M. Koene en is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANKOVERIJSSEL
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer: 11158721 \ CV EXPL 24-2305
Vonnis van 10 december 2024
in de zaak van

1.[eiser 1],

te [woonplaats 1],
2.
[eiser 2],
te [woonplaats 2],
eisende partijen,
hierna samen te noemen: [eisers],
gemachtigde: mr. T.A. Postma,
tegen
[gedaagde] T.H.O.D.N. [gedaagde],
te [woonplaats 3],
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde],
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding,
- de conclusie van antwoord,
- de brief waarin een mondelinge behandeling is bepaald,
- de mondelinge behandeling van 6 november 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt. [eisers] zijn verschenen, bijgestaan door mr. T.A. Postma. [gedaagde] is niet verschenen.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De zaak in het kort

2.1.
Dit geschil gaat om de vraag of [eisers] na de wettelijke bedenktermijn van
14 dagen de overeenkomst met [gedaagde] mochten ontbinden. De kantonrechter zal deze vraag bevestigend beantwoorden omdat niet is komen vast te staan dat [gedaagde] [eisers] heeft geïnformeerd over de wijze waarop zij de overeenkomst konden herroepen. Dit oordeel zal hierna worden toegelicht.
3. De feiten
3.1.
[gedaagde] houdt zich bedrijfsmatig bezig met straathandel in potten en pannen.
3.2.
Op 9 januari 2024 heeft [gedaagde] aan [eisers] aan de deur een pannenset verkocht voor € 1.000,00. [eisers] hebben het aankoopbedrag per pin betaald.
3.3.
Op 7 maart 2024 heeft de gemachtigde van [eisers] de koopovereenkomst ontbonden. Ook heeft de gemachtigde van [eisers] [gedaagde] gesommeerd om het aankoopbedrag binnen 15 dagen terug te betalen aan [eisers]
3.4.
[gedaagde] is vervolgens niet tot terugbetaling van het aankoopbedrag overgegaan.

4.Het geschil

4.1.
[eisers] vorderen - kort samengevat - dat de kantonrechter voor recht zal verklaren dat de tussen partijen gesloten overeenkomst is ontbonden op 7 maart 2024. Daarnaast vorderen [eisers] dat [gedaagde] zal worden veroordeeld om de hoofdsom van € 1.000,00 (plus rente) te betalen, de buitengerechtelijke kosten van € 181,50 (plus rente) en de proceskosten.
4.2.
[eisers] leggen aan hun vorderingen het navolgende ten grondslag. [eisers] hebben met [gedaagde] een koopovereenkomst buiten de verkoopruimte gesloten. Ten tijde van het sluiten van de overeenkomst heeft [gedaagde] zijn informatiegegevens niet verstrekt. Daarom konden [eisers] de overeenkomst, zonder opgave van redenen, niet ontbinden binnen 14 dagen. Dit maakt volgens [eisers] dat hun herroepingsrecht is verlengd totdat zij bekend werden met de gegevens van [gedaagde], zoals is bedoeld in de artikelen 6:230m jo. 6:230o lid 2 Burgerlijk Wetboek (BW). Omdat [eisers] vervolgens de overeenkomst mochten ontbinden, moet [gedaagde] het aankoopbedrag terugbetalen. Ook is [gedaagde] de wettelijke rente verschuldigd en een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten voor de incassowerkzaamheden die de gemachtigde van [eisers] heeft moeten verrichten.
4.3.
[gedaagde] voert verweer. [gedaagde] voert aan dat hij bij de verkoop een informatieformulier heeft verstrekt aan [eisers] In dit formulier staat informatie opgenomen over het herroepingsrecht van 14 dagen. Daarnaast verstrekt hij altijd een garantiepakket, zo ook bij [eisers] Verder hebben [eisers] de pinbon getekend. Daarom is [gedaagde] van mening dat [eisers] de overeenkomst niet meer konden ontbinden en de vorderingen van [eisers] moeten worden afgewezen.
4.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

5.De beoordeling

De kern van het geschil
5.1.
Tussen partijen staat vast dat sprake is van een consumentenovereenkomst buiten de verkoopruimte en [gedaagde] moet voldoen aan de wettelijke informatieplichten van de artikelen 6:230m jo. 6:230t BW, waaronder het geven van informatie aan [eisers] over het herroepingsrecht.
5.2.
De vraag die de kantonrechter moet beantwoorden is of [gedaagde] [eisers] heeft geïnformeerd over de wijze waarop zij het herroepingsrecht konden uitoefenen. Indien dit niet het geval is, mochten [eisers] een beroep doen op artikel 6:230o lid 2 BW en de overeenkomst op 7 maart 2024 ontbinden.
5.3.
Voorop wordt gesteld dat het op de weg van [gedaagde] ligt om te onderbouwen dat hij aan [eisers] informatie heeft verstrekt over de wijze waarop zij het herroepingsrecht van 14 dagen konden uitoefenen. Dit heeft hij naar het oordeel van de kantonrechter onvoldoende onderbouwd en daarvoor is het volgende van belang.
[eisers] mochten de overeenkomst ontbinden
5.4.
Bij antwoord heeft [gedaagde] een informatieformulier in het geding gebracht, maar hiermee heeft hij niet onderbouwd dat [eisers] dit formulier hebben ontvangen. Dit zou anders zijn geweest als [gedaagde] dit formulier had laten ondertekenen door [eisers], maar dat is in dit geval niet gebleken. Verder heeft [gedaagde] gesteld dat [eisers] een pinbon hebben getekend, maar op de pinbon staat geen informatie over het herroepingsrecht vermeld, zodat dit eveneens onvoldoende is.
5.5.
Tijdens de zitting hebben [eisers] de gang van zaken bij het tot stand komen van de overeenkomst toegelicht. [gedaagde] heeft mondeling aan [eisers] laten weten dat zij de overeenkomst binnen 14 dagen konden ontbinden, maar hij heeft niet zijn informatiegegevens verstrekt. [eisers] hebben de pannenset niet in gebruik genomen, zij wilden van de koop af. In de doos met de pannenset troffen [eisers] enkel de gegevens van de fabrikant aan. Daarmee hebben zij contact opgenomen, maar de fabrikant was niet bekend met de gegevens van [gedaagde]. [eisers] raakte op de hoogte van de contactgegevens van [gedaagde] nadat zij een artikel in RTV Oost over hem hadden gelezen en konden daarna pas de overeenkomst ontbinden. Doordat [gedaagde] niet is verschenen op de zitting, geldt de door [eisers] geschetste gang van zaken als niet weersproken zodat de kantonrechter zal uitgaan van de juistheid hiervan.
5.6.
Het vorenstaande betekent dat niet vast is komen te staan dat [gedaagde] informatie heeft verstrekt aan [eisers] over de wijze waarop zij hun herroepingsrecht konden uitoefenen. Daarom is de kantonrechter van oordeel dat [eisers] de overeenkomst mochten ontbinden op 7 maart 2024. De gevorderde verklaring voor recht dat de overeenkomst is ontbonden op deze datum zal dan ook worden toegewezen.
[gedaagde] moet [eisers] het aankoopbedrag terugbetalen
5.7.
Als gevolg van de ontbinding van de overeenkomst moet [gedaagde] het aankoopbedrag van € 1.000,00 terugbetalen aan [eisers] De hoofdsom zal dan ook worden toegewezen. Dit geldt ook voor de gevorderde wettelijke rente vanaf 30 maart 2024 nu [gedaagde] het aankoopbedrag niet op tijd heeft terugbetaald aan [eisers] Verder merkt de kantonrechter op dat, omdat de overeenkomst is ontbonden, partijen er zelf voor moeten zorgdragen dat [gedaagde] de pannenset terugkrijgt van [eisers]
[gedaagde] is de buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd
5.8.
[eisers] vorderen verder vergoeding van de buitengerechtelijke incassokosten. Aan de wettelijke eisen voor een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is voldaan. De hoogte van de vordering zal worden getoetst aan het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (het Besluit). De gevorderde vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is niet hoger dan het tarief dat in het Besluit is bepaald. Daarom is [gedaagde] het gevorderde bedrag van € 181,50 verschuldigd, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 7 juni 2024.
[gedaagde] moet ook de proceskosten betalen
5.9.
[gedaagde] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eisers] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
140,84
- griffierecht
218,00
- salaris gemachtigde
270,00
(2 punt × € 135,00)
- nakosten
67,50
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
696,34

6.De beslissing

De kantonrechter
6.1.
verklaart voor recht dat de overeenkomst op 7 maart 2024 rechtsgeldig is ontbonden;
6.2.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eisers] te betalen de hoofdsom van € 1.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf 30 maart 2024 tot en met de dag van volledige betaling,
6.3.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eisers] te betalen een bedrag van € 181,50 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf 7 juni 2024, tot en met de dag van volledige betaling,
6.4.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 696,34, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
6.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. Koene en in het openbaar uitgesproken op 10 december 2024 (cjs).