ECLI:NL:RBOVE:2024:6663

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
10 december 2024
Publicatiedatum
12 december 2024
Zaaknummer
11168894 \ CV EXPL 24-2417
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Inbreuk op auteursrecht door publicatie van een foto en schadevergoeding

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Overijssel op 10 december 2024 uitspraak gedaan in een civiele procedure over inbreuk op het auteursrecht. De eiser, een professioneel fotograaf, heeft een schadevergoeding gevorderd van de gedaagde, die zonder toestemming een foto van de eiser op zijn website heeft gepubliceerd. De foto, gemaakt in opdracht van een bedrijf, werd zonder vermelding van de naam van de maker gebruikt. De eiser ontdekte de inbreuk op 15 januari 2024 en heeft de gedaagde schriftelijk verzocht om de schade te vergoeden. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de foto auteursrechtelijk beschermd is en dat de gedaagde inbreuk heeft gemaakt door de foto zonder toestemming te gebruiken. De kantonrechter heeft de gedaagde veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding van € 475,00, bestaande uit € 380,00 voor de kosten van een licentie en € 95,00 voor het ontbreken van de naamvermelding. Daarnaast is de gedaagde veroordeeld tot betaling van buitengerechtelijke incassokosten van € 71,25 en proceskosten van € 634,39, vermeerderd met wettelijke rente. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de gedaagde niet kan worden vrijgesteld van schadevergoeding, ook niet vanwege zijn financiële situatie. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer: 11168894 \ CV EXPL 24-2417
Vonnis van 10 december 2024
in de zaak van
[eiser], tevens handelend onder de naam
[bedrijf 1],
wonende in [woonplaats 1],
eisende partij, hierna te noemen: [eiser],
gemachtigde: mr. K.M. van Boven,
tegen
[gedaagde],
wonende in [woonplaats 2],
gedaagde partij, hierna te noemen: [gedaagde],
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties van 12 juni 2024;
- de brief van [gedaagde], aangemerkt als conclusie van antwoord;
- de aanvullende producties van [eiser];
- de mondelinge behandeling van 12 november 2024, waar mr. Van Boven een pleitnota heeft overgelegd en waar de griffier aantekeningen heeft gemaakt van wat er is besproken.
1.2.
Ten slotte heeft de kantonrechter bepaald dat vonnis zal worden gewezen.

2.De feiten

2.1.
[eiser] is professioneel fotograaf. Hij heeft in opdracht van het bedrijf [bedrijf 2] een aantal luchtfoto’s gemaakt, waaronder de foto die in deze zaak centraal staat. De foto is genaamd [bedrijf 2].
2.2.
[gedaagde] bezit en beheert de website [website]. [gedaagde] heeft de foto van [eiser] op 23 april 2018 gebruikt bij een artikel op de website. In de foto staat het logo ‘[naam]’, een afkorting van de naam [naam]. De naam van [eiser] is niet bij de foto vermeld. Wel heeft [gedaagde] de naam van [eiser] in de metadata bij de foto laten staan.
2.3.
[eiser] heeft voor het gebruik van de foto geen toestemming verleend. Op 15 januari 2024 heeft [eiser] het gebruik van de foto ontdekt. [eiser] heeft [gedaagde] schriftelijk medegedeeld dat [gedaagde] geen toestemming heeft om de foto openbaar te maken of te verveelvoudigen en dat hij dit financieel met [gedaagde] wenst te regelen.
2.4.
[gedaagde] heeft de foto van zijn website verwijderd. [eiser] heeft [gedaagde] meerdere malen gevraagd om een schadevergoeding te betalen. Daar is [gedaagde] niet mee akkoord gegaan.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert dat de kantonrechter [gedaagde] zal veroordelen om aan [eiser] te betalen:
  • een bedrag van € 655,00 aan schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 24 januari 2024 tot de dag van volledige betaling;
  • de buitengerechtelijke incassokosten van
primair: € 542,85 op grond van artikel 1019h Rv;
subsidiair: € 98,70 op grond van artikel 6:96 lid 2 sub b BW en
€ 98,25 op grond van artikel 6:96 lid 2 sub c BW;
- de proceskosten van
primair: op grond van artikel 1019h Rv inclusief € 518,17 aan salaris;
subsidiair: een significant en passend deel van de redelijke kosten;
  • de nakosten;
  • de wettelijke rente over de proceskosten.
3.2.
[gedaagde] heeft verweer gevoerd.

4.De beoordeling

Inbreuk op het auteursrecht
4.1.
Tussen partijen is niet in geschil dat de foto een werk is dat een eigen, oorspronkelijk karakter bezit en het persoonlijk stempel van de maker draagt. De foto is namelijk het resultaat van scheppende menselijke arbeid en van creatieve arbeid en creatieve keuzes van [eiser]. Daarnaast staat vast dat [eiser] de foto heeft gemaakt. Op grond van deze vaststaande feiten concludeert de kantonrechter dat de foto een auteursrechtelijk beschermd werk is en dat [eiser] als rechthebbende kan optreden tegen een inbreuk op zijn auteursrecht.
4.2.
[gedaagde] heeft de foto zonder toestemming van [eiser] gebruikt op zijn website. Ook heeft hij de naam van [eiser] niet bij de foto vermeld (zoals artikel 25 van de Auteurswet vereist). Daarmee heeft [gedaagde] inbreuk gemaakt op het auteursrecht van [eiser]. Dat [gedaagde] de naam van [eiser] wel in de metadata van de foto heeft laten staan, doet daaraan niet af. De naam in de metadata is volgens [gedaagde] meteen te zien voor professionals, maar in het kader van het auteursrecht gaat het er juist om dat iedereen die de foto ziet in één oogopslag de naam van de maker te zien krijgt zonder daarvoor nog handelingen te hoeven verrichten. Verder kan de omstandigheid dat [gedaagde] de website enkel hobbymatig beheert, [gedaagde] evenmin baten, want dan nog steeds geldt dat [gedaagde] de foto heeft gepubliceerd zonder dat [eiser] daarvoor toestemming heeft gegeven.
4.3.
[gedaagde] heeft aangevoerd dat hij de foto heeft gekregen van [bedrijf 2] en dat [bedrijf 2] niets heeft vermeld over het auteursrecht op de foto. De kantonrechter overweegt daarover dat die omstandigheid niet aan [eiser] kan worden tegengeworpen. Dat [gedaagde] niet opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op het auteursrecht, betekent niet dat de inbreuk niet voor zijn risico komt. Ook iemand die uit onwetendheid of per ongeluk een foto zonder toestemming publiceert, maakt inbreuk op het auteursrecht. Het feit dat [bedrijf 2] toestemming had om de foto te plaatsen betekent niet dat [gedaagde] dat recht ook had. Ook als [gedaagde] door de gestelde uitlatingen van [bedrijf 2] de indruk heeft gekregen dat hij de foto mocht gebruiken, had hij nader onderzoek moeten doen naar de herkomst en status van de foto. Dan was gebleken dat [bedrijf 2] een licentie heeft verkregen voor het eenmalig gebruik van de foto en dat voor plaatsing van de foto door [gedaagde] toestemming vereist was van [eiser]. Het publiceren van de foto komt dan ook voor rekening van [gedaagde].
4.4.
[gedaagde] heeft ook een beroep gedaan op het citaatrecht als bedoeld in artikel 15a van de Auteurswet. Die uitzondering op het auteursrecht is hier echter niet van toepassing. Het citaatrecht ziet op het mogen gebruiken van een (deel van een) foto als dat inhoudelijk relevant en functioneel is en niet slechts ter versiering of illustratie, en als deze slechts een klein onderdeel is van de publicatie. In dit geval is er naar het oordeel van de kantonrechter geen sprake van een toelaatbaar citaat. Er ligt veel nadruk op de foto, vooral doordat de foto groot is in relatie tot de tekst. De foto wordt niet besproken in de tekst en er wordt niet naar verwezen. Daarmee krijgt de foto de functie van een versiering van het artikel. Er is dus geen functioneel verband op grond waarvan het gebruik van de foto een gerechtvaardigd doel heeft. Bovendien geldt ook bij gebruik van een foto op grond van het citaatrecht dat altijd de naam van de auteur moet worden vermeld. Het beroep van [gedaagde] op het citaatrecht slaagt dus niet. Vast komt te staan dat [gedaagde] inbreuk heeft gemaakt op het auteursrecht van [eiser].
Schadevergoeding
4.5.
[eiser] heeft gesteld dat hij door de inbreuk op zijn auteursrecht schade heeft geleden. Die schade bestaat volgens [eiser] uit de kosten van een licentierecht van € 380,00 en verder uit € 275,00 aan aanvullende schade.
4.6.
Naar het oordeel van de kantonrechter zijn de kosten van een licentierecht voor gebruik van de foto toewijsbaar. Indien [gedaagde] geen inbreuk op het auteursrecht zou hebben gemaakt en toestemming had gevraagd voor het gebruik van de foto, zou hij de kosten van een licentie voor het gebruik van de foto hebben moeten betalen. De door [eiser] gevorderde vergoeding van € 380,00 is naar het oordeel van de kantonrechter marktconform, want dit tarief ligt niet alleen onder het tarief voor Internet/Websites voor “bedrijven en instellingen”, maar gelet op de periode waarin de foto online heeft gestaan (van 2018 tot en met 2024) óók onder het tarief voor “cultureel en educatief” en “internet particulieren” die als leidraad worden gebruikt door Stichting BeeldAnoniem. [eiser] had over de jaren 2018 tot 2024 vergoeding kunnen vorderen, wat maakt dat de kantonrechter het tarief van € 380,00 een redelijk tarief vindt.
Dat [eiser] in 2016 aan [bedrijf 2] (slechts) een bedrag van € 175,00 in rekening heeft gebracht, maakt dat niet anders. [eiser] heeft verklaard dat hij destijds met [bedrijf 2] onderhandelde over een schikking, terwijl hij tevens een zakelijke relatie met [bedrijf 2] probeerde op te bouwen. [eiser] heeft daarmee voldoende onderbouwd dat het bedrag van € 175,00 een lager tarief is dan wat hij gebruikelijk in rekening brengt. Tot slot heeft [eiser] aangevoerd dat het maken van dit soort luchtfoto’s hoge kosten met zich meebrengt, onder andere omdat de foto’s van hoge kwaliteit zijn en omdat hij de foto’s maakt vanuit een vliegtuigje dat hij huurt. De kantonrechter zal het bedrag van € 380,00 ter hoogte van de licentievergoeding dan ook toewijzen.
4.7.
Aan de gevorderde aanvullende schadevergoeding van € 275,00 heeft [eiser] ten grondslag gelegd dat hij schade heeft geleden door het ontbreken van zijn naam bij de foto.
Deze schadevergoeding is toewijsbaar. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft [eiser] voldoende onderbouwd dat hij schade lijdt wanneer zijn naam niet bij zijn foto’s wordt vermeld. [eiser] heeft namelijk betoogd dat de naamvermelding bij zijn foto’s de enige manier is waarop hij naamsbekendheid krijgt. Er is geen andere weg om zijn werk onder de aandacht te kunnen brengen en zonder naamsbekendheid komt hij niet aan klanten. Nu de foto zes jaar op de website heeft gestaan, is het naar het oordeel van de kantonrechter voldoende aannemelijk dat [eiser] in ieder geval enige schade heeft geleden. Op grond van artikel 27 lid 2 van de Auteurswet kan de kantonrechter de schadevergoeding vaststellen op een forfaitair bedrag. De kantonrechter zal in aansluiting op de lijn in de rechtspraak 25% van de kosten van een licentie, dus een bedrag van € 95,00, aan schadevergoeding wegens het ontbreken van de naamvermelding toewijzen.
4.8.
De financiële omstandigheden van [gedaagde] die hij als verweer aanvoert, kunnen hoe betreurenswaardig ook, niet leiden tot afwijzing van de vordering van [eiser]. Dat [gedaagde] buiten zijn schuld afhankelijk is van een bijstandsuitkering kan niet aan [eiser] worden tegengeworpen. Dit neemt niet weg dat het partijen vrij staat een betalingsregeling te treffen, zoals ter zitting aan de orde is geweest.
4.9.
[gedaagde] moet dus een bedrag van € 380,00 + € 95,00 = € 475,00 aan schadevergoeding aan [eiser] betalen. [gedaagde] is over dat bedrag ook de wettelijke rente verschuldigd. Die zal worden toegewezen vanaf 24 januari 2024 tot de dag van volledige betaling.
De buitengerechtelijke incassokosten
4.10.
Voor zover [eiser] heeft gesteld dat het hem tijd en moeite heeft gekost om zijn rechten te handhaven, geldt dat dit deels kosten zijn zoals bedoeld in artikel 6:96 lid 2 sub b. Deze kosten vallen op grond van artikel 6:96 lid 3 BW en artikel 241 Rv vanaf het moment dat een procedure wordt gestart onder de proceskostenvergoeding. De primaire vordering tot betaling van de werkelijk gemaakte buitengerechtelijke incassokosten van € 542,85 wordt daarom afgewezen, ook gelet op hetgeen hierna over de werkelijke proceskosten zal worden overwogen. Datzelfde geldt voor de subsidiaire vordering tot betaling van € 98,70 op grond van artikel 6:96 sub b BW. De vordering tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten op basis van artikel 6:96 lid 2 sub c BW zal wel worden toegewezen, nu [eiser] voldoende heeft gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden hebben plaatsgevonden. De kantonrechter zal [eiser] volgen in zijn berekening en acht aan de hand van de toegewezen hoofdsom van € 475,00 een bedrag van € 71,25 aan buitengerechtelijke incassokosten toewijsbaar.
De proceskosten
4.11.
[gedaagde] wordt in deze procedure grotendeels in het ongelijk gesteld. Hij moet daarom de proceskosten van [eiser] betalen. [eiser] heeft primair op basis van artikel 1019h Rv vergoeding van de werkelijk gemaakte proceskosten gevorderd. De kantonrechter zal aansluiting zoeken bij de in de rechtspraak ontwikkelde indicatietarieven. Naar het oordeel van de kantonrechter betreft deze zaak geen gecompliceerde zaak, zoals [eiser] heeft betoogd, maar een zeer eenvoudige, niet bewerkelijke zaak. Het gaat slechts om een kleine inbreuk, namelijk het gebruik van één foto, en een eenvoudig feitencomplex. [gedaagde] heeft erkend dat hij de foto zonder toestemming heeft gebruikt en hij heeft de foto op eerste verzoek verwijderd. Dat betekent dat de kantonrechter voor de proceskosten de liquidatietarieven, die lager zijn dan de gevorderde vergoeding, zal toepassen. De vordering tot betaling van de werkelijke proceskosten en de vordering tot betaling van een significant en passend deel daarvan worden dan ook afgewezen. Op grond van het gebruikelijke liquidatietarief worden de proceskosten begroot op:
kosten dagvaarding € 116,39
griffierecht € 248,00
salaris gemachtigde
€ 270,00(2 punten x tarief € 135,00)
totaal € 634,39
4.12.
De wettelijke rente over de proceskosten zal worden toegewezen zoals hierna is vermeld.
4.13.
De na het vonnis te maken kosten worden begroot op € 67,50 (½ punt van het liquidatietarief).

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] een bedrag van € 475,00 aan schadevergoeding te betalen;
5.2.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] een bedrag van € 71,25 aan buitengerechtelijke incassokosten te betalen;
5.3.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] begroot op € 634,39, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf de vijftiende dag na de datum van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
5.4.
veroordeelt [gedaagde] in de nakosten, begroot op € 67,50;
5.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.N. Bartels en in het openbaar uitgesproken op 10 december 2024.(SB)