ECLI:NL:RBOVE:2024:6661

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
12 december 2024
Publicatiedatum
12 december 2024
Zaaknummer
11361623 CV EXPL 24-3338
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot contact- en locatieverboden tussen moeder en zoon in geschil over woonboerderij

In deze zaak gaat het om een geschil tussen een moeder, eiseres, en haar zoon en diens vriendin, gedaagden, die samen op een landgoed wonen in een woonboerderij. De moeder woont in het achterste gedeelte van de boerderij, terwijl de zoon en zijn vriendin in het voorste gedeelte wonen. De verhouding tussen de partijen is verstoord, wat heeft geleid tot regelmatige confrontaties, die door beide partijen zijn vastgelegd op camera. Om verdere escalatie te voorkomen, hebben beide partijen contact- en locatieverboden gevorderd. De rechtbank heeft deze vorderingen toegewezen als noodmaatregelen, terwijl andere vorderingen zijn afgewezen. De zaak is behandeld in kort geding, waarbij de rechter heeft vastgesteld dat er een spoedeisend belang is voor de vorderingen van de moeder, gezien de verstoorde verhoudingen en de dreiging van verdere escalatie. De rechter heeft ook geoordeeld dat de moeder recht heeft op huurgenot en privacy, en dat dit door de gedaagden wordt geschonden. De vorderingen zijn onderbouwd met bewijsstukken, waaronder video- en geluidsfragmenten. De rechter heeft de vorderingen in conventie en reconventie beoordeeld en een aantal vorderingen toegewezen, waaronder contactverboden en het verbod op het gebruik van bepaalde ruimtes en voorzieningen op het landgoed.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Enschede
Zaaknummer: 11361623 CV EXPL 24-3338
Vonnis in kort geding van 12 december 2024
in de zaak van
[partij A] ,
wonende te [woonplaats 1] ,
eiseres in conventie, verweerster in reconventie, hierna te noemen [partij A] ,
gemachtigde: mr. J.W. Stegeman, advocaat,
tegen
[partij B 1] en
[partij B 2] ,
beiden wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagden in conventie, eisers in reconventie, ieder voor zich [partij B 1] of [partij B 2] en gezamenlijk [partij B] te noemen,
procederende in persoon.
samenvatting
Partijen wonen op een landgoed in een woonboerderij die bestaat uit twee zelfstandige woonruimtes. Eiseres (moeder) woont in het achterste gedeelte, gedaagden (zoon + vriendin) in het voorste gedeelte. De verhouding tussen partijen is verstoord geraakt met als gevolg dat zich regelmaat confrontaties hebben voorgedaan, die wederzijds op beeld zijn vastgelegd met vaste camera’s en mobiele telefoons. Om verdere escalatie te voorkomen vorderen beide partijen over en weer contact- en locatieverboden. Die vorderingen worden bij wijze van noodmaatregelen toegewezen. De andere vorderingen worden afgewezen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties waaronder een USB-stick met beeld- en geluidsfragmenten,
- het exploot wijziging van eis en verstrekking (aanvullende) producties
- het verweer en de vorderingen in reconventie van [partij B] met producties waaronder een USB-stick met beeld- en geluidsfragmenten;
- de mondelinge behandeling d.d. 28 november 2024;
- de pleitnota van [partij A] ;
- de pleitaantekeningen van [partij B] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Achtergrond en feiten

2.1.
[partij A] was gehuwd met [naam 1] . Uit dit huwelijk zijn drie kinderen geboren, te weten [partij B 1] , [naam 2] en [naam 3] . [naam 1] is op [overlijdensdatum] 1996 overleden. Hij was eigenaar van de woonboerderij aan de [adres 1] . Na het overlijden van haar echtgenoot heeft [partij A] het eigendom van de woonboerderij verkregen.
2.2.
[partij A] heeft nadien grond aangekocht waardoor het perceel met opstallen de status van landgoed kreeg (hierna aangeduid als: het Landgoed).
2.3.
Op 21 juli 2017 heeft [partij A] het Landgoed aan [partij B 1] overgedragen. De koopsom bedroeg € 850.000,--. [partij B 1] heeft daarvan een bedrag van € 222.096,70 voldaan. Een gedeelte van de koopsom, € 70.000,-- werd omgezet in een geldlening en het restant,
€ 522,903,30 werd door [partij A] geschonken.
2.4.
Op 7 augustus 2017 zijn [partij A] en haar drie kinderen een familieovereenkomst aangegaan. Onder hoofdstuk 3 (Gebruiksrecht Landgoed) van die overeenkomst is het volgende bepaald:
3.1
De Familie woont thans op het Landgoed zonder titel. [partij B 1] , Moeder en [naam 2] hebben de wens gezamenlijk langdurig op het Landgoed te wonen.
3.2
[partij B 1] , Moeder en [naam 2] zijn voornemens de voorwaarden en bepalingen ten aanzien van dit gebruik nader vast te leggen in een huurovereenkomst, ten aanzien waarvan zij nu reeds het volgende zijn overeengekomen:

de huurovereenkomst kan niet door [partij B 1] worden opgezegd, behoudens in de gevallen zoals vermeld in de wet;

Moeder is niet gehouden tot een periodieke betaling van de huurprijs, maar kan deze desgewenst ook schuldig blijven aan [partij B 1] ;

[naam 2] is bevoegd de huurprijs te verrekenen met haar hierna onder 5.2 vermelde vordering op [partij B 1] ;

de huurprijs voor Moeder bedraagt tweehonderdvijftig euro (€ 250,00) per maand en de huurprijs voor [naam 2] bedraagt tweehonderdvijftig euro (€ 250,00) per maand. Deze huurprijzen zullen vanaf 1 januari 2018 worden geïndexeerde overeenkomstig de consumentenprijsindex alle huishoudens, gepubliceerd door het Centraal Bureau voor de Statistiek (2015=100).
3.3
[partij B 1] is onvoorwaardelijk gehouden medewerking te verlenen aan het totstandkomen van voormelde huurovereenkomsten op basis van voormelde uitgangspunten.
2.5.
De woonboerderij is opgedeeld in twee afzonderlijke wooneenheden, genummerd [nummer 1] (het achterhuis) en [nummer 2] (het voorhuis). Reeds vanaf de overdracht van het Landgoed aan [partij B 1] bewoont [partij A] het achterhuis, hoewel er geen schriftelijke huurovereenkomst is opgemaakt. In eerste instantie woonde zij daar samen met [naam 2] . Zij heeft het Landgoed in 2022 verlaten. [partij B 1] bewoonde en bewoont het voorhuis, inmiddels samen met [partij B 2] .
2.6.
[naam 2] heeft over de omvang van het door [partij A] bewoonde gedeelte bij haar e-mail van 18 oktober 2023 het volgende verklaard:
In 2017 is mijn broertje ( [partij B 1] ) eigenaar geworden van het huis/landgoed, is de hypotheek overgenomen en is hij destijds in het voorste gedeelte (het voorhuis) van het huis blijven wonen. Ik woonde toen nog met mijn moeder ( [partij A] ) in het achterste gedeelte van het huis, dat vroeger omgebouwd is van koeienstal (deel) naar woonhuis. Zij woont hier nog steeds en woont hier als ik het goed heb al wel sinds 1981, voordat ik geboren ben in ieder geval (ouderlijk huis). Wij hadden het hele achterste gedeelte in gebruik, dus zeg maar de benedenverdieping met (bij)keuken, woonkamer, badkamer, hal, slaapkamer en ook de (slaap) kamers op de bovenverdieping, waar ik zelf ook mijn kamer(s) had. Verder was er bij dag gedeelte een grote tuin bij met 2 terrassen en tuinhuis waar gebruik van gemaakt werd. De schuur was gedeeltelijk vrij toegankelijk voor opslag of om spullen uit te gebruiken. Een ander gedeelte van de schuur werd verhuurd en een gedeelte was carport waar de auto onder kon staan. Alleen dit is in de afgelopen jaren sinds ik daar weg ben veranderd naar andere doeleinden, de schuur met grond er achter is nu een paardenstal met paardenbak, de carport is dichtgemaakt en dient als hondenhok en de tuin is volgens mij niet meer toegankelijk en het huisje zou worden weggehaald. Verder is de woonsituatie qua verdeling tot op heden hetzelfde gebleven.
2.7.
Op 19 oktober 2023 werd in een door [partij A] tegen [partij B 1] aanhangig gemaakt kort geding vastgesteld dat de bovenverdieping van de woonboerderij deel uit maakt van het achterhuis. Als voorlopig oordeel werd het [partij B 1] verboden het achterhuis te betreden onder verbeurte van een dwangsom. Aanleiding voor dit kort geding was dat [partij B 1] bij brief had aangekondigd die bovenverdieping in gebruik te willen nemen. Hoger beroep werd niet ingesteld.
2.8.
Zowel [partij A] als [partij B 1] heeft ter zitting erkend dat het altijd de intentie was dat [partij A] , na verbouwing, naar het (kleinere) voorhuis zou verhuizen en [partij B 1] naar het (grotere) achterhuis.
2.9.
Met het oog op een op te starten bodemprocedure heeft [partij A] op
21 november 2024 conservatoir beslag laten leggen op de registergoederen van [partij B 1] .

3.Het geschil in conventie en in reconventie

3.1.
[partij A] vordert - na wijziging van eis - in conventie:
1. het [partij B] hoofdelijk te verbieden op enigerlei wijze (waaronder schriftelijk, mondeling, telefonisch, per sms, e-mail of social media of via derden, anders dan contact tussen advocaten) contact op te nemen of zich op welke wijze dan ook in verbinding te stellen met [partij A] , op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,- per overtreding, met een maximum van € 25.000,- dan wel een bedrag of vergelijkbaar verbod door U E.A. in goede justitie te bepalen, alsmede;
2. het [partij B] hoofdelijk te verbieden om zich te bevinden in het gebied, deel uitmakende van het perceel kadastraal bekend gemeente [locatie] , dat gelegen is binnen de als volgt omschreven grenzen:
Een rechte lijn, met als beginpunt het midden tussen de toegangsdeur van [partij A] en de toegangsdeur van [partij B] , welke lijn loodrecht (90 graden) staat op de noordoostelijke zijgevel van de woning, en welke loopt tot de schuur (welke lijn bij benadering 10 meter lang is)
Een rechte lijn lopende langs de gevel van de schuur annex paardenstal en langs de paardenbak in noordwestelijke richting tot aan de sloot
Een rechte lijn lopende parallel aan de sloot in zuidwestelijke richting, tot het snijpunt met:
Een rechte lijn lopende parallel aan de noordwest-zuidoost liggende sloot, tot het snijpunt met:
Een rechte lijn lopende parallel aan de zuidwest-noordoost gelegen heg die de afscheiding vormt tussen de tuin van het achterhuis en de tuin van het voorhuis en die (enigszins) in het verlengde ligt van de onder 1 bedoelde lijn, een en ander zoals bij benadering aangegeven op onderstaande schets:
[Afbeelding]
alsmede het hen te verbieden zich binnen een straal van tien meter rondom [partij A] te bevinden wanneer [partij A] vanuit het geel gemarkeerde gebied naar de openbare weg loopt of zich elders in het geel gemarkeerde gebied bevindt, alles op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,- per overtreding, met een maximum van € 5.000,- dan wel een bedrag of vergelijkbaar verbod door de kantonrechter in goede justitie te bepalen, alsmede;
3. [partij B 1] te veroordelen om binnen twee weken na betekening van het in deze te wijzen vonnis de camera's A, B, E, F, en G (productie 17) te verwijderen en verwijderd te houden alsmede het hem te verbieden een (nieuwe) camera te plaatsen die zicht heeft op het Gehuurde (het geel gearceerde gedeelte zoals weergegeven op productie 15), op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 250,00 voor iedere dag of gedeelte van een dag dat [partij B 1] met voldoening aan deze veroordeling in gebreke blijft, met een maximum van € 25.000,00, dan wel een bedrag of vergelijkbaar verbod door de kantonrechter in goede justitie te bepalen, alsmede;
4. het [partij B] hoofdelijk te verbieden, [partij A] (met haar auto) dan wel bezoek (met auto) van [partij A] de toegang tot het Landgoed te weigeren, actief te benaderen en aan te spreken, dan wel [partij A] of haar bezoek de toegang tot het Landgoed op enige andere wijze te ontzeggen (door bijvoorbeeld objecten op de weg te plaatsen dan wel andersoortige blokkades op te werpen) alsmede te verbieden beletselen op te werpen tegen parkeren door [partij A] dan wel haar bezoek van zijn/haar auto in het geel gemarkeerde gebied zoals aangegeven op productie 15, alsmede het [partij B] te verbieden hun honden los te laten lopen in het geel gemarkeerde gebied of het gebied tussen het geel gemarkeerde gebied en de openbare weg, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,­ voor iedere dag of gedeelte van een dag dat zij met voldoening aan deze veroordeling in gebreke blijven, met een maximum van € 25.000,- dan wel een bedrag of vergelijkbaar verbod door de kantonrechter in goede justitie te bepalen, alsmede;
5. het [partij B] hoofdelijk te verbieden de door [partij A] opnieuw te plaatsen brievenbus te verwijderen dan wel haar post te verwijderen, te verplaatsen of onder zich te nemen, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 100,- voor iedere dag of gedeelte van een dag dat zij met voldoening aan deze veroordeling in gebreke blijven, met een maximum van € 5.000,- dan wel een bedrag of vergelijkbaar verbod door de kantonrechter in goede justitie te bepalen, alsmede;
6. [partij B] te veroordelen om binnen vier weken na betekening van het in deze te wijzen vonnis hun inschrijving op het adres [adres 1] door te hebben gehaald en zich te hebben ingeschreven op het adres [adres 2] , op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 250,00 voor iedere dag of gedeelte van een dag dat zij met voldoening aan deze veroordeling in gebreke blijft, met een maximum van € 5.000,00, dan wel een bedrag of vergelijkbaar gebod door de kantonrechter in goede justitie te bepalen, alsmede;
7. het [partij B] hoofdelijk te verbieden de gft-, papier- en rest- afvalcontainer van [partij A] (geregistreerd op huisnummer [nummer 1] ) te gebruiken of te verwijderen, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 100,- voor iedere dag of gedeelte van een dag dat zij met voldoening aan deze veroordeling in gebreke blijven, met een maximum van
€ 5.000,- dan wel een bedrag of vergelijkbaar verbod door de kantonrechter in goede justitie te bepalen, alsmede;
8. [partij B] hoofdelijk te veroordelen in de kosten van deze procedure, te vermeerderen met de gebruikelijke nakosten, een en ander te voldoen binnen twee dagen na betekening van het vonnis, en - voor het geval voldoening van de (na)kosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt-te vermeerderen met de wettelijke rente over de (na)kosten te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening.
3.2
De vorderingen zijn gebaseerd op de stelling dat het huurgenot van [partij A] ernstig verstoord wordt door onrechtmatige gedragingen van [partij B] . [partij B] respecteren de omvang van het gehuurde niet en [partij B 1] meent – omdat hij eigenaar is – dat hij alles met het gehuurde kan doen. Op dit moment kan [partij A] haar tuin,
de schuur en de carport niet meer gebruiken. Haar tuin is volledig overhoop gehaald, het tuinhuis heeft [partij B 1] met een trekker omver gereden en afgevoerd. [partij A] mag niet meer met haar auto op het terrein komen, haar ramen zijn dichtgeschroefd en recentelijk is haar slaapkamerraam midden in de nacht ingegooid met een baksteen. [partij A] kan geen stap meer zetten op het Landgoed zonder dat zij door [partij B 1] , [partij B 2] en hun honden wordt lastig gevallen. Indien een derde [partij A] probeert te bezoeken, wordt deze persoon door [partij B] van het Landgoed gestuurd. [partij A] heeft haar vorderingen dan ook ingesteld op grond van artikel 7:203 BW (verplichtingen verhuurder) en 7:204 BW (gebreken verhuurde zaak) juncto artikel 6:162 BW (onrechtmatige daad) en artikel 3:296 BW (vordering tot nakoming).
Ter onderbouwing van haar stellingen heeft [partij A] foto’s en een usb-stick in het geding gebracht met geluids- en videofragmenten waarop het onrechtmatig handelen van [partij B] te horen en te zien is. De grenzen van het betamelijke worden door [partij B] overschreden en de dreiging van verder onrechtmatig handelen is reëel. Nu zij recht heeft op huurgenot en privacy en dit door [partij B] wordt geschonden, heeft zij een spoedeisend belang bij haar vorderingen.
3.3
[partij B] voeren verweer en stellen dat [partij A] van meet af aan niet heeft geaccepteerd dat [partij B 2] de belangrijkste vrouw in het leven van [partij B 1] is geworden. Vanaf dat moment heeft [partij A] er alles aan gedaan om de situatie te laten escaleren. De escalaties zijn de afgelopen jaren van kwaad tot erger gegaan waarbij haar acties ook voor heftige tegenreacties, waar zij niet trots op zijn, gezorgd hebben. Ter onderbouwing van hun verweer hebben ook [partij B] o.a. een usb-stick in het geding gebracht met geluids- en videofragmenten van de acties van [partij A] . In reconventie vorderen [partij B] dan ook:
i. [partij A] te veroordelen om binnen drie maanden -met een maximum van zes maanden- na betekening van het in dezen te wijzen vonnis, het landgoed in lege en in behoorlijke staat te verlaten, met verwijdering van al haar eigendommen, met afgifte van de sleutel, het pand ter vrije beschikking aan [partij B 1] te stellen, alles met machtiging aan [partij B 1] om die ontruiming zelf te doen bewerkstelligen door inschakeling van deurwaarder zulks op kosten van [partij A] ;
het [partij A] per direct te verplichten mee te werken aan een interne verbouwing, waarbij de bovenverdieping in zijn geheel door [partij B 1] aan [nummer 2] kan worden toegevoegd, inclusief een toegang naar de hoofdmeterkast. dit binnen een week na betekening van het in dezen te wijzen vonnis, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,- per dag, voor iedere dag of gedeelte van een dag dat zij met voldoening aan deze veroordeling in gebreke blijft, met een maximum van € 25.000,- dan wel een bedrag of vergelijkbaar veroordeling door de kantonrechter in goede justitie te bepalen.
het [partij A] te verbieden op enigerlei wijze (waaronder schriftelijk, mondeling telefonisch, per sms, e-mail of social media of via derden) contact op te nemen of zich op welke wijze dan ook in verbinding te stellen met [partij B 1] of [partij B 2] inclusief hun bezoek en/of gasten, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,- per overtreding, met een maximum van € 25.000,-, dan wel een bedrag of vergelijkbaar verbod door de kantonrechter in goede justitie te bepalen;
het [partij A] per direct te verbieden tot het maken van video, en-/ of geluidsopnamen, alsmede het verbieden tot het maken van foto's, met mobiele telefoon (smartphone), videocamera of enigerlei andere apparatuur waarmee dit mogelijk is, alsmede haar te verplichten er zorg voor te dragen zich in gelijke zin verantwoordelijk te houden voor haar bezoekers voor dit verbod, dit binnen vierentwintig uur na betekening van het in dezen te wijzen vonnis op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,- per overtreding, met een maximum van € 25.000,-, dan wel een bedrag of vergelijkbaar verbod door de kantonrechter in goede justitie te bepalen;
[partij A] te veroordelen en verplicht te stellen om de woning weer in oorspronkelijk staat terug te brengen, daartoe inbegrepen de wijzigingen die zonder toestemming zijn aangebracht te herstellen en [partij A] te veroordelen voor de kosten van dit herstel, dit binnen vier weken na betekening van het in dezen te wijzen vonnis, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,- per dag, voor iedere dag of gedeelte van een dag dat zij met voldoening aan deze veroordeling in gebreke blijft, met een maximum van € 25.000,-, dan wel een bedrag of vergelijkbaar veroordeling door de kantonrechter in goede justitie te bepalen;
[partij A] te veroordelen en verplicht te stellen om de meterkast weer in oorspronkelijke staat terug te brengen, daartoe inbegrepen de wijzigingen die zonder toestemming zijn aangebracht te herstellen en [partij A] te veroordelen voor de kosten van dit herstel, dit binnen vier weken na betekening van het in dezen te wijzen vonnis, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,- per dag, voor iedere dag of gedeelte van een dag dat zij met voldoening aan deze veroordeling in gebreke blijft, met een maximum van € 25.000,- dan wel een bedrag of vergelijkbaar veroordeling door de kantonrechter in goede justitie te bepalen;
het [partij A] per direct te verbieden om zich te begeven op het landgoed, anders dan de snelste route van en naar de openbare weg, alsmede haar te verplichten er zorg voor te dragen zich in gelijke zin verantwoordelijk te houden voor haar bezoekers voor dit verbod, dit binnen vierentwintig uur na betekening van het in dezen te wijzen vonnis, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,- per overtreding met een maximum van € 25.000,-, dan wel een bedrag of vergelijkbaar verbod door de kantonrechter in goede justitie te bepalen;
het [partij A] te verbieden haar auto te parkeren op het landgoed, alsmede haar te verplichten er zorg voor te dragen zich in gelijke zin verantwoordelijk te houden voor haar bezoekers voor dit verbod, dit binnen vierentwintig uur na betekening van het in dezen te wijzen vonnis, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,- per overtreding, met een maximum van € 25.000,-, dan wel een bedrag of vergelijkbaar verbod door de kantonrechter in goede justitie te bepalen;
Het [partij A] expliciet te verbieden haar partner nog langer uit te nodigen op het landgoed vanwege het feit dat hij reeds meerdere bedreigingen heeft geuit aan het adres van [partij B] , alsmede een poging tot zware mishandeling heeft gepoogd op [partij B 2] , dit binnen vierentwintig uur na betekening van het in dezen te wijzen vonnis, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,­ per overtreding, met een maximum van € 25.000,-, dan wel een bedrag of vergelijkbaar verbod door de kantonrechter in goede justitie te bepalen;
ontbinding van de huurovereenkomst met [partij A] en ontruiming van het door haar gehuurde deel van de woning;
opheffing van het op 21 november 2024 door [partij A] gelegde conservatoire beslag op de registergoederen van [partij B 1] .
3.4
Op de stellingen van partijen en hun vorderingen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling in conventie en reconventie

het beoordelingskader in een kort geding
4.1
In dit kort geding moet de kantonrechter allereerst beoordelen of [partij A] een spoedeisend belang heeft bij haar vorderingen. Van een spoedeisend belang is sprake als, gelet op de belangen van partijen, een onmiddellijke voorziening nodig is en van [partij A] niet kan worden verwacht dat zij de uitkomst van een bodemprocedure afwacht.
4.2
De kantonrechter is van oordeel dat het vereiste spoedeisend belang, gelet op de huidige verhoudingen tussen partijen in voldoende mate aanwezig is. Immers, niet uit te sluiten is dat de confrontaties tussen partijen verder zullen escaleren en de gevorderde voorlopige ordemaatregelen zouden voor enige rust (en bezinning) kunnen zorgen zodat beide partijen over en weer vooralsnog niet meer worden geschaad in hun huur- en woongenot.
4.3
Het gaat echter niet alleen om de spoedeisendheid, ook de aard van de voorziening is van belang. Het gevorderde in kort geding moet gaan om een veroordeling tot een geven, doen of nalaten. In kort geding kan geen nieuwe rechtstoestand worden geschapen of een bestaande rechtstoestand worden opgeheven. Evenmin kan in kort geding een bepaalde rechtstoestand vastgesteld worden. Kortom, het veranderen of vaststellen van de rechtsverhoudingen tussen partijen is iets wat niet past bij een voorlopige ordemaatregel maar wat in een bodemprocedure thuishoort.
Toegepast op deze kwestie moet op voorhand geconstateerd worden dat een aantal reconventionele vorderingen niet toegewezen kunnen worden in kort geding. Het gaat daarbij om de vorderingen zoals hiervoor genummerd onder ii, v, vi, en x.
4.4
Vervolgens moet de kantonrechter beoordelen of de overige vorderingen van partijen in een bodemprocedure een zodanige kans van slagen hebben dat het gerechtvaardigd is om op de toewijzing daarvan vooruit te lopen. In dit vonnis in kort geding geeft de kantonrechter alleen een voorlopig oordeel over het geschil tussen partijen en hun wederzijdse vorderingen.
De situatie op het Landgoed en de ingestelde vorderingen
4.5
Hoewel het in de Familieovereenkomst genoteerde voornemen om de voorwaarden en bepalingen ten aanzien van het gebruik van de woonruimte door [partij A] nader vast te leggen in een huurovereenkomst niet is uitgevoerd, staat vast dat [partij A] de woonruimte gebruikt en daarvoor huur betaalt. Het lijdt daarom geen twijfel dat tussen partijen een huurovereenkomst bestaat.
4.6
Niet ter discussie staat dat de verhoudingen tussen enerzijds [partij A] en anderzijds [partij B] ernstig verstoord zijn. Dat blijkt afdoende met name uit de door beide partijen overgelegde video- en geluidsfragmenten waarop onder meer de confrontaties tussen partijen te zien en te horen zijn. Ter zitting werd daarover al een oordeel gegeven: een beschamende vertoning waarbij [partij A] , [partij B] zich niet onbetuigd hebben gelaten en de grenzen van het betamelijke overschreden hebben. Beide partijen kunnen in ieder geval in meer of mindere mate onrechtmatig handelen verweten worden. Daaruit volgt dat niet alleen [partij A] ernstig wordt geschaad in haar huur- en woongenot maar dat dit ook geldt voor [partij B] . Voldoende aannemelijk wordt geacht dat in een bodemprocedure tot dezelfde conclusie wordt gekomen.
4.7
Uit de vorderingen van partijen volgt dat ze over en weer met rust willen worden gelaten, hetgeen ter zitting ook door hen werd bevestigd. Beide partijen willen een contactverbod en, hoewel het niet meer is dan een noodmaatregel, die verboden zijn toewijsbaar.
[partij A] heeft in dat kader ook een locatieverbod gevorderd inhoudende dat [partij B] verboden wordt zich in het gehuurde van [partij A] te begeven/te bevinden. Alvorens een dergelijk verbod – in het kader van het elkaar met rust laten – kan worden toegewezen, dient eerst vastgesteld te worden wat nu (bij benadering) de omvang van het door [partij A] gehuurde deel van het Landgoed is. De verklaring van [naam 2] d.d. 18 oktober 2023 geeft op dat punt enige houvast:
[partij A] (in eerste instantie samen met [naam 2] ) had het achterhuis met bovenverdieping in gebruik met daarbij een grote tuin met 2 terrassen en tuinhuis.
Onder punt 5 van haar vordering onder 2 (het locatieverbod) heeft [partij A] op een satellietfoto van de woonboerderij en overige opstallen met gele lijnen de grenzen van het door en volgens haar gehuurde deel aangegeven. Deze schetst past wat de kantonrechter betreft bij de verklaring van [naam 2] . Daarom zal daar van worden uitgegaan nu [partij B] de juistheid van die bij benadering gegeven omvang niet dan wel onvoldoende betwist hebben. Wel zal de lijn, die op de schets langs de gevel van de schuur loopt, verplaatst worden op anderhalve meter van de voormalige carport, thans hondenhok. De kantonrechter gaat er daarbij vanuit dat de twee honden die in dit hok verblijven, van [partij B 1] zijn en hij (en [partij B 2] ) onbeperkte toegang daartoe moeten hebben.
De aangepaste schets zal onder het dictum worden opgenomen.
4.8
Hierna zullen zowel de vorderingen in conventie als de resterende vorderingen in reconventie beoordeeld worden, te beginnen met de vorderingen in conventie.
de vorderingen onder 1 en 2 :
Beide vorderingen houden een contactverbod in. Aangezien beide partijen een contact-verbod willen, zijn deze vorderingen toewijsbaar met inachtneming van hetgeen hiervoor is bepaald over de omvang van het gehuurde. De gevorderde dwangsommen zijn eveneens toewijsbaar met dien verstande dat de gevorderde dwangsom onder vordering 1 toewijsbaar is tot een maximum van € 10.000,00.
vordering 3: camera verbod:
[partij A] heeft als aanvullende productie 17.2 een satellietfoto overgelegd met daarin opgenomen de posities van de door [partij B] geplaatste camera’s en waar die camera’s op zijn gericht: het woongedeelte van [partij A] en haar tuin. De juistheid van dit overzicht is door [partij B] niet betwist. De kantonrechter onderschrijft de stelling van [partij A] dat de camera’s die gericht zijn op haar directe woonomgeving, een onrechtmatige inbreuk maken op haar persoonlijke levenssfeer, zodat deze camera’s– mede om herhaling te voorkomen – verwijderd dienen te worden. Deze vordering is dan ook toewijsbaar. De gevorderde dwangsom is eveneens toewijsbaar tot een maximum van
€ 5.000,-.
vordering 4: toegang [naam 4]
[partij A] als huurder en haar bezoek moeten (met of zonder auto) onbeperkte toegang hebben tot het gehuurde. Waar het hierbij met name om gaat is dat de partner/vriend van [partij A] , [naam 4] , de toegang tot het Landgoed door [partij B] is ontzegd om reden dat hij getracht zou hebben [partij B 2] aan te rijden met de taxi-bus van zijn werk. [partij A] betwist uitdrukkelijk dat een dergelijk incident zou hebben plaatsgevonden. [partij B] verwijzen in dat kader naar het proces-verbaal van aangifte opgemaakt d.d. 12 november 2024. Opmerkelijk hierbij is dat het incident zich zou hebben afgespeeld op 9 juli 2004 terwijl niet eerder dan vier maanden later aangifte is gedaan. Eveneens opmerkelijk is dat [partij B 2] als aangeefster zelf al tegenover de verbalisant verklaard heeft dat het voor de politie lastig zal worden de zaak te onderzoeken vanwege het ontbreken van bewijzen. Het lijkt er dan ook op dat de aangifte vooral is gedaan met het oog op deze procedure. Er is in deze procedure geen enkel bewijs overgelegd waaruit geconcludeerd zou kunnen worden dat [naam 4] getracht zou hebben [partij B 2] aan te rijden. Een valide reden om [naam 4] de toegang tot [partij A] te ontzeggen ontbreekt dus.
Dit deel van de vordering is daarom toewijsbaar, evenals het deel waarin (onweersproken) gevorderd wordt dat het [partij B] verboden wordt hun honden los te laten lopen in het geel/rood belijnde gebied. De gevorderde dwangsom is toewijsbaar maar ook in dit geval tot een maximum van € 10.000,00.
vordering 5: de brievenbus:
Het weghalen van de brievenbus van [partij A] dan wel haar post verwijderen zonder haar toestemming is een onrechtmatige daad en levert tevens een beperking op van het huurgenot van [partij A] . Deze vordering is daarom toewijsbaar evenals de gevorderde dwangsom, gemaximeerd tot € 2.000,00.
vordering 6: inschrijven huisnummer [nummer 2] .
Vast staat dat [partij A] woont op nummer [nummer 1] en [partij B 1] (later samen met [partij B 2] ) op [nummer 2] . Die situatie bestaat al jaren. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft [partij A] op dit moment bij deze vordering vooralsnog onvoldoende belang. Dat [partij A] enig nadeel ondervindt van het gegeven dat [partij B] bij de gemeente Enschede niet staan ingeschreven op [nummer 2] is niet gemotiveerd onderbouwd of anderszins gebleken. Deze vordering wordt dan ook afgewezen.
vordering 7: verbod gebruik container:
[partij B] betwisten niet dat zij gebruikmaken van de vuilniscontainers die behoren bij huisnummer [nummer 1] , het woongedeelte van [partij A] . In stand laten van de huidige situatie zou, zo schat de kantonrechter in, onherroepelijk het vuur weer doen oplaaien. Het is dan ook aan [partij B] om bij de gemeente Enschede een eigen set containers aan te vragen. Deze vordering is toewijsbaar inclusief dwangsom, gemaximeerd tot
€ 2.000,00.
De vorderingen in reconventie:
4.9
Hiervoor was al geoordeeld dat de vorderingen onder ii, v, v1 en x in het kader van kort geding niet toegewezen kunnen worden. Die vorderingen worden dan ook afgewezen.. Over de overige vorderingen wordt als volgt geoordeeld.
vordering i:
Gevorderd wordt ontruiming van het door [partij A] gehuurde achterhuis. Ontruimingsvorderingen kunnen zeker in kort geding behandeld worden. De toets is dan of voldoende aannemelijk is dat in de bodemprocedure de huurovereenkomst zal worden ontbonden om reden dat de huurder zich niet als een goed huurder gedragen heeft.
Een specifieke onderbouwing van de vordering tot ontruiming werd echter niet aangetroffen zodat een afwijzing op grond van het niet voldaan hebben aan de stelplicht voor de hand ligt. Voor zover [partij B] op basis van de overgelegde beeld- en geluidsfragmenten van mening zijn dat de gedragingen en de uitlatingen van [partij A] in strijd zijn met goed huurderschap geldt dat uit andere beeld- en geluidsfragmenten volgt dat [partij B 1] op zijn beurt zich niet bepaald als een goed verhuurder gedragen heeft. Er is geen enkele aanleiding om aan de ene misdraging een zwaarder gewicht toe te kennen dan de andere. Een ontruiming op basis van het zich niet als een goed huurder gedragen is dan ook niet aan de orde. Deze vordering wordt daarom afgewezen.
vordering iii en vii:
Dit zijn contactverbod-vorderingen en aangezien beide partijen een contactverbod willen, zijn deze vorderingen toewijsbaar met dien verstande dat de gevorderde dwangsommen toewijsbaar zijn tot maximaal € 10.000,00.
vordering iv: verbod op het maken van foto-, video, en -/of geluidsopnamen door [partij A] en haar bezoek:
De achterliggende gedachte van deze vordering is niet onbegrijpelijk: [partij A] staat telkens klaar met haar mobiele telefoon om van alles op beeld vast te leggen. Dat dit handelen irritatie opwekt, zoals genoegzaam blijkt uit de reacties van [partij B] , is niet verwonderlijk. Daarentegen filmen [partij B] alles met een negental vaste camera’s die her en der op het Landgoed zijn geplaatst en die met name gericht zijn op het door [partij A] gehuurde deel. Ook dat wekt de nodige wrevel, getuige het uit de boom slaan van een camera door [partij A] . Alleen het opwekken van irritatie is onvoldoende om een dergelijke vordering toe te wijzen. Daarvoor is meer nodig, zoals onrechtmatig inbreuk maken op de persoonlijke levenssfeer van [partij B] , hetgeen niet direct blijkt uit de door partijen overgelegde video-opnamen. Voor beide partijen geldt dat zij kennelijk een onbedwingbare behoefte hebben om bewijs te verzamelen voor het aantonen van onrechtmatig gedrag van de tegenpartij. Het zij zo. Wellicht dat de contact- en locatieverboden die behoefte wat reduceren. In ieder geval wordt deze vordering als niet althans als onvoldoende onderbouwd afgewezen.
vordering viii: parkeerverbod op het Landgoed
[partij B] vorderen een verbod voor [partij A] en/of haar bezoekers om auto’s te parkeren op het Landgoed. Die vordering is in het kader van het elkaar met rust laten toewijsbaar met dien verstande dat het [partij A] en/of haar bezoek niet verboden kan worden om de auto te parkeren op het gehuurde, voor zover daar plaats voor is. Is daar geen ruimte voor bezoekers om hun auto te parkeren dan is het aan [partij A] om er voor zorg te dragen dat haar bezoekers niet op het Landgoed parkeren maar ergens anders, bijvoorbeeld langs de openbare weg.
vordering xi: opheffing conservatoir beslag
Op grond van artikel 705 lid 2 Rv kan de opheffing van het beslag onder meer worden uitgesproken indien op straffe van nietigheid voorgeschreven vormen zijn verzuimd, summierlijk blijkt van de ondeugdelijkheid van het door de beslaglegger ingeroepen recht of van het onnodige van het beslag (of, als het beslag is gelegd voor een geldvordering, indien voor deze vordering voldoende zekerheid is gesteld). Daarnaast geldt dat de voorzieningenrechter bij een opheffingsvordering de belangen van partijen dient af te wegen.
Allereerst, [partij B 1] heeft niets gesteld waaruit zou kunnen worden afgeleid dat sprake is van verzuim van op straffe van nietigheid voorgeschreven vormen op basis waarvan het verzoek tot het leggen van conservatoir beslag is opgesteld. Dit is evenmin op een andere wijze gebleken.
Bij de beoordeling of sprake is van een ondeugdelijke vordering waarvoor beslag is gelegd of dat sprake is van een onnodig gelegd beslag, dient terughoudendheid betracht te worden aangezien die vordering door de bodemrechter beoordeeld dient te worden. Op basis van de stellingen van [partij A] - [partij B 1] heeft ook op dit punt niets gesteld - kan niet summierlijk worden vastgesteld dat haar vorderingen in de op te starten bodemprocedure ondeugdelijk of onnodig zijn. Het is zelfs, gelet op de volkomen verstoorde verhoudingen tussen partijen, niet onbegrijpelijk dat [partij A] haar belangen middels een conservatoir beslag wil veiligstellen. De belangenafweging valt dan ook uit in het voordeel van [partij A] .
De vordering tot opheffing van het beslag wordt daarom afgewezen.
In conventie en in reconventie: de proceskosten:
4.1
Beide partijen zijn over en weer op enkele punten in het ongelijk gesteld. [partij A] en [partij B 1] zijn boven alles ook nog eens bloedverwanten in rechte lijn. Reden genoeg om met toepassing van artikel 237 lid 1 Rv de proceskosten tussen partijen geheel te compenseren. Dat betekent dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De kantonrechter
in conventie:
1. verbiedt [partij B 1] en [partij B 2] hoofdelijk op enigerlei wijze (waaronder schriftelijk, mondeling, telefonisch, per sms, e-mail of social media of via derden, anders dan contact tussen advocaten) contact op te nemen of zich op welke wijze dan ook in verbinding te stellen met [partij A] , op straffe van verbeurte van een dwangsom van
€ 500,- per overtreding, met een maximum van € 10.000,-;
2) verbiedt [partij B 1] en [partij B 2] hoofdelijk om zich te bevinden in het gebied, deel uitmakende van het perceel kadastraal bekend gemeente [locatie] , zoals dat bij benadering middels de geel/rode belijning is aangegeven op onderstaande schets.
[Afbeelding]
3) verbiedt [partij B] zich binnen een straal van tien meter rondom [partij A] te bevinden wanneer [partij A] vanuit het geel/rode belijnde gebied naar de openbare weg loopt of zich elders in het geel/rood belijnde gebied bevindt, alles op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,- per overtreding, met een maximum van € 5.000,-;
4) veroordeelt [partij B 1] om binnen twee weken na betekening van dit vonnis de camera's A, B, E, F, en G (conform nagezonden productie 17.2) te verwijderen en verwijderd te houden en verbiedt hem tevens een (nieuwe) camera te plaatsen die zicht heeft op het Gehuurde (het geel/rood belijnde gebied zoals hiervoor weergegeven) op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 250,00 voor iedere dag of gedeelte van een dag dat [partij B 1] met voldoening aan deze veroordeling in gebreke blijft, met een maximum van € 5.000,-;
5. verbiedt [partij B 1] en [partij B 2] hoofdelijk [partij A] (met haar auto) dan wel bezoek (met auto) van [partij A] de toegang tot het Landgoed te weigeren, actief te benaderen en aan te spreken, dan wel [partij A] of haar bezoek de toegang tot het Landgoed op enige andere wijze te ontzeggen (door bijvoorbeeld objecten op de weg te plaatsen dan wel andersoortige blokkades op te werpen) alsmede te verbieden beletselen op te werpen tegen parkeren door [partij A] dan wel haar bezoek van zijn/haar auto in het geel/rood belijnde gebied zoals hiervoor aangegeven en verbiedt [partij B 1] en [partij B 2] eveneens hoofdelijk hun honden los te laten lopen in het geel/rood belijnde gebied of het gebied tussen het geel/rood belijnde gebied en de openbare weg, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,­ voor iedere dag of gedeelte van een dag dat zij met voldoening aan deze veroordeling in gebreke blijven, met een maximum van € 10.000,-;
6. verbiedt [partij B 1] en [partij B 2] hoofdelijk de door [partij A] opnieuw te plaatsen brievenbus te verwijderen dan wel haar post te verwijderen, te verplaatsen of onder zich te nemen, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 100,- voor iedere dag of gedeelte van een dag dat zij met voldoening aan deze veroordeling in gebreke blijven, met een maximum van€ 2.000,-;
7) verbiedt [partij B 1] en [partij B 2] hoofdelijk de gft-, papier- en rest- afvalcontainer van [partij A] (geregistreerd op huisnummer 451) te gebruiken of te verwijderen, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 100,- voor iedere dag of gedeelte van een dag dat zij met voldoening aan deze veroordeling in gebreke blijven, met een maximum van € 2.000,-;
in reconventie:
8. verbiedt [partij A] op enigerlei wijze (waaronder schriftelijk, mondeling telefonisch, per sms,
e-mail of social media of via derden) contact op te nemen of zich op welke wijze dan ook in verbinding te stellen met [partij B 1] of [partij B 2] inclusief hun bezoek en/of gasten, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,- per overtreding, met een maximum van€ 10.000,-;
9. verbiedt [partij A] per direct om zich te begeven op het Landgoed, anders dan de snelste route van en naar de openbare weg en met uitzondering van het door haar gehuurde gedeelte, alsmede haar te verplichten er zorg voor te dragen zich in gelijke zin verantwoordelijk te houden voor haar bezoekers voor dit verbod op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,- per overtreding met een maximum van
€ 10.000,-;
10. verbiedt [partij A] haar auto te parkeren op het Landgoed met uitzondering van het door haar gehuurde gedeelte, alsmede haar te verplichten er zorg voor te dragen zich in gelijke zin verantwoordelijk te houden voor haar bezoekers voor dit verbod op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,- per overtreding, met een maximum van € 10.000,-,
in conventie en reconventie:
11) wijst af het meer of anders gevorderde;
12) bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt;
13) verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. U. van Houten, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 12 december 2024 door mr. A.M.S. Kuipers, kantonrechter.