ECLI:NL:RBOVE:2024:666

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
8 februari 2024
Publicatiedatum
8 februari 2024
Zaaknummer
08.032812.23 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor belaging, bedreiging en mishandeling met gevangenisstraf en schadevergoeding

Op 8 februari 2024 heeft de Rechtbank Overijssel in Zwolle uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig had gemaakt aan belaging, bedreiging en mishandeling. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 268 dagen, waarvan 180 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar. Daarnaast is de verdachte verplicht om zich te melden bij de Reclassering en is er een contactverbod opgelegd met het slachtoffer, mevrouw [slachtoffer 1]. De feiten vonden plaats tussen 16 november 2022 en 31 januari 2023, waarbij de verdachte herhaaldelijk inbreuk maakte op de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer door zich in de nabijheid van haar woning te bevinden, haar te stalken en haar te bedreigen met geweld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer ernstig heeft aangetast, wat leidde tot langdurige gevoelens van angst en onveiligheid bij het slachtoffer. De officier van justitie had een gevangenisstraf geëist, evenals bijzondere voorwaarden zoals een meldplicht en behandeling. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij, mevrouw [slachtoffer 1], gedeeltelijk toegewezen en de verdachte veroordeeld tot betaling van € 1.500,-- aan immateriële schadevergoeding, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 16 november 2022. De rechtbank heeft de verdachte ook verplicht om zich te houden aan de opgelegde voorwaarden en heeft de schadevergoedingsmaatregel opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08.032812.23 (P)
Datum vonnis: 8 februari 2024
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 1983 in [geboorteplaats] (Syrië),
wonende aan de [woonplaats].

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 25 januari 2024.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. F.J. de Lange en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. J.J. Douwes, advocaat in Arnhem, naar voren is gebracht.
Ook heeft de rechtbank kennisgenomen van de door [slachtoffer 1] voorgedragen slachtofferverklaring en wat namens de benadeelde partij [slachtoffer 1] door [naam 1] van Slachtofferhulp Nederland is aangevoerd.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:mevrouw [slachtoffer 1] heeft gestalkt in de periode 16 november 2022 tot en met 31 januari 2023 in Deventer;
feit 2:mevrouw [slachtoffer 1] heeft bedreigd in de periode 16 november 2022 tot en met 31 januari 2023 in Deventer;
feit 3: mevrouw [slachtoffer 1] en de heer [slachtoffer 2] heeft mishandeld op 13 januari 2023 in Deventer.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1
hij op één of meer verschillende tijdstippen in of omstreeks de periode van 16 november 2022 tot en met 31 januari 2023 te Deventer, althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer 1], door
- veelvuldig, althans één of meermalen zich te bevinden in de nabijheid van de woning van die [slachtoffer 1] en/of
- veelvuldig, althans één of meermalen aan te bellen bij de woning van die [slachtoffer 1] en/of
- veelvuldig, althans één of meermalen die [slachtoffer 1] (ongewenst) aan te spreken en/of
- veelvuldig, althans één of meermalen die [slachtoffer 1] (stelselmatig) in de gaten te houden en/of te observeren en/of
- veelvuldig, althans één of meermalen die [slachtoffer 1] op te wachten en/of (ongewenst) bij die [slachtoffer 1] in de auto te gaan zitten en/of
- veelvuldig, althans één of meermalen via sociale media filmpjes en/of foto's en/of (dreigende) berichten te sturen naar die [slachtoffer 1] en/of
- veelvuldig, althans één of meermalen de (nieuwe) vriend ([slachtoffer 2]) van die [slachtoffer 1] lastig vallen en/of te mishandelen en/of
- een tas met boodschappen met daaraan een kaartje van verdachte aan de deur (van de woning) van die [slachtoffer 1] te hangen
met het oogmerk die [slachtoffer 1], te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen;
2
hij in of omstreeks de periode van 16 november 2022 tot en met 31 janauri 2023 te Deventer, althans in Nederland [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling,
door die [slachtoffer 1]
- een filmpje te sturen waarin te zien was een bebloede vinger met een mes en een keukenkastje waarop met bloed de naam "[slachtoffer 1]" was geschreven en/of
- dreigend de woorden toe te voegen "Ik ga jou opwachten en iets geks met jou doen en dan naar Syrië, al moet ik naar de gevangenis 1 jaar, 2 jaar, 3 jaar maakt niet uit en dan ga ik naar Syrië", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
3
hij op of omstreeks 13 januari 2023 te Deventer [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft mishandeld door
- één of meermalen tegen/op het lichaam en/of het hoofd van die [slachtoffer 2] te slaan en/of te stompen en/of
- één of meermalen tegen/op de benen van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] te schoppen en/of te trappen

3.De bewijsmotivering

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vindt dat de drie feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman stelt zich op het standpunt dat verdachte van feit 3 vrijgesproken moet worden. Er is volgens de raadsman geen sprake van een mishandeling, maar van een uit de hand gelopen ontmoeting of een schermutseling. De raadsman refereert zich aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van feiten 1 en 2.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
Feit 1
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het onder 1 ten laste gelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen. [1]
Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] op 31 januari 2023, pagina’s 5 t/m 13;
Het proces-verbaal ontvangst klacht, pagina 48;
Het proces-verbaal verhoor getuige [getuige 1] op 2 februari 2023, pagina’s 50 t/m 54;
Het proces-verbaal verhoor getuige [getuige 2] op 2 februari 2023, pagina’s 56 t/m 65;
Het proces-verbaal verhoor getuige [getuige 3] op 1 februari 2023, pagina’s 66 t/m 68;
Het proces-verbaal verhoor verdachte op 2 februari 2023, pagina’s 91-95.
Bij de beantwoording van de vraag of sprake is van belaging als bedoeld in artikel 285b van het Wetboek van Strafrecht (Sr) zijn van belang de aard, de duur, de frequentie en de intensiteit van de gedragingen van de verdachte, de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden en de invloed daarvan op het persoonlijk leven en de persoonlijke vrijheid van het slachtoffer. Verdachte heeft gedurende een periode van 2,5 maand herhaaldelijk en op verschillende manieren geprobeerd om contact te krijgen met aangeefster zoals is opgenomen in de aangifte en in de overige bewijsmiddelen. Aangeefster heeft op 16 november 2022 de relatie met verdachte beëindigd waarna verdachte dagelijks, soms meerdere keren per dag, bij de woning van aangeefster opdook of aan haar deur stond. Hij belde bij haar aan, sprak haar aan, hield haar in de gaten, wachtte haar op, hing een tas met spullen aan haar deur, stuurde haar berichten en filmpjes. Aangeefster heeft bij herhaling aangegeven, en soms zelfs gesmeekt, dat verdachte haar met rust moest laten en dat hij weg moest gaan. Het obsessieve en indringende handelen van verdachte stopte echter niet, ook niet na het stopgesprek dat de politie met hem voerde op 16 januari 2023. Door zijn gedrag heeft verdachte opzettelijk inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van aangeefster. De rechtbank is van oordeel dat de aard, de duur, de frequentie en de intensiteit van de gedragingen van verdachte, de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden en de invloed daarvan op het persoonlijk leven en de persoonlijke vrijheid van aangeefster zodanig is geweest dat van een stelselmatige inbreuk op haar persoonlijke levenssfeer sprake is geweest.
De rechtbank acht op grond van het voorgaande wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de belaging van aangeefster.
Feit 2
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het onder 2 ten laste gelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen.
Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] op 31 januari 2023, inclusief het fotoblad, pagina’s 5 t/m 39;
Het proces-verbaal van bevindingen van 1 februari 2023, pagina 69;
De bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 25 januari 2024:
Ik heb op 13 december 2022 een filmpje naar aangeefster gestuurd met daarop een bebloede vinger en een mes. In het filmpje heb ik met bloed de naam van aangeefster opgeschreven.
Feit 3
De rechtbank is op basis van de volgende bewijsmiddelen van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan. [2]
1. Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 2] op 13 januari 2023, pagina’s 6 t/m 9;
Vanmiddag, 13 januari 2023, rond 14:00 uur zat ik samen met mijn vriendin [slachtoffer 1] bij het Turkse restaurant naast de Albert Heijn. Nadat wij klaar waren met eten, zagen wij dat [verdachte] ons stond op te wachten buiten het restaurant. Ik werd direct aangevallen door [verdachte]. Ik zag dat [verdachte] zijn rechterhand balde tot een vuist. Ik voelde dat [verdachte] mij drie keer met zijn rechtervuist op mijn borst sloeg. Ik zag dat [slachtoffer 1] tussen ons in kwam staan. Ik zag dat [verdachte] tegen [slachtoffer 1] haar been schopte. Hierna heeft [verdachte] mij met zijn rechtervuist tien tot vijftien keer op mijn hoofd en in mijn gezicht geslagen. Deze slagen deden mij veel pijn, ik voel het nu nog steeds. Ik voelde dat [verdachte] mij met zijn rechtervoet twee of drie keer tegen mijn linker bovenbeen aan trapte.
2. Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] op 13 januari 2023, pagina’s 24 t/m 26, inclusief de wijzigingen van het proces-verbaal van bevindingen op pagina 28;
Op vrijdag 13 januari 2023 was ik samen met [slachtoffer 2] op het winkelcentrum Keizerslanden
in Deventer. Toen we het cafeetje verlieten en ter hoogte van de Lidl waren, zag ik [verdachte] met stevige pas onze kant opkomen. Ik zag dat [verdachte] [slachtoffer 2] diverse vuistslagen op zijn borst en gezicht gaf. Ik stond tussen [verdachte] en [slachtoffer 2] in. Op een gegeven moment was er een man die [verdachte] heeft meegenomen en is met hem weggelopen. Voordat deze man [verdachte] meenam zag [verdachte] de kans om mij hard tegen mijn linker scheenbeen te schoppen.
3. Het proces-verbaal van verhoor getuige E. van Schooten en de aanvullende verklaring op 13 januari 2023, pagina’s 10 t/m 14, inhoudende:
Op vrijdag 13 januari 2023 te Deventer. Ik zag dat de man die tegengehouden werd meerdere keren sloeg met zijn rechtervuist richting het hoofd van de andere man. Ik zag dat er sowieso een raak was op het gezicht van de andere man. Ik zag dat de man die tegengehouden werd, trapte richting de vrouw.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
1
hij in de periode van 16 november 2022 tot en met 31 januari 2023 te Deventer, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer 1], door
- meermalen zich te bevinden in de nabijheid van de woning van die [slachtoffer 1] en
- meermalen aan te bellen bij de woning van die [slachtoffer 1] en
- meermalen die [slachtoffer 1] (ongewenst) aan te spreken en
- die [slachtoffer 1] (stelselmatig) in de gaten te houden en/of te observeren en
- meermalen die [slachtoffer 1] op te wachten en/of (ongewenst) bij die [slachtoffer 1] in de auto te gaan zitten en
- via sociale media filmpjes en/of foto's en/of (dreigende) berichten te sturen naar die [slachtoffer 1] en
- meermalen de (nieuwe) vriend ([slachtoffer 2]) van die [slachtoffer 1] lastig vallen en/of te mishandelen en
- een tas met boodschappen met daaraan een kaartje van verdachte aan de deur van de woning van die [slachtoffer 1] te hangen
met het oogmerk die [slachtoffer 1], te dwingen iets te dulden en/of vrees aan te jagen;
2
hij in de periode van 16 november 2022 tot en met 31 januari 2023 te Deventer, [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door die [slachtoffer 1]
- een filmpje te sturen waarin te zien was een bebloede vinger met een mes en een keukenkastje waarop met bloed de naam "[slachtoffer 1]" was geschreven en
- dreigend de woorden toe te voegen "Ik ga jou opwachten en iets geks met jou doen en dan naar Syrië, al moet ik naar de gevangenis 1 jaar, 2 jaar, 3 jaar maakt niet uit en dan ga ik naar Syrië";
3
hij op 13 januari 2023 te Deventer [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft mishandeld door
- tegen het lichaam en het hoofd van die [slachtoffer 2] te slaan en
- één of meermalen tegen de benen van die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] te schoppen of te trappen.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 285, 285b en 300 Sr. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf: belaging;
feit 2
het misdrijf: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
feit 3:
het misdrijf: mishandeling, meermalen gepleegd.

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 268 dagen, waarvan 180 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren en met aftrek van de tijd die hij in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De officier van justitie vordert als bijzondere voorwaarden op te leggen: een meldplicht, ambulante behandeling, drugs- en alcohol controle en een contactverbod met [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]. Daarnaast vordert de officier van justitie een maatregel als bedoeld in artikel 38v Sr op te leggen voor de duur van vijf jaren. De maatregel bestaat uit een contactverbod met [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]. Per overtreding volgt wat de officier betreft één week vervangende hechtenis. Tot slot vordert de officier van justitie de bijzondere voorwaarden en de 38v-maatregel dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman verzoekt een straf op te leggen die gelijk is aan de duur van het voorarrest van verdachte, en eventueel daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen.
Aard en ernst van de strafbare feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het stalken van zijn ex-partner. Na het beëindigen van de relatie zocht verdachte herhaaldelijk op verschillende manieren contact met aangeefster. Hij belde bij haar aan, hij keek door het raam van haar woning, fietste bij haar langs, hij dook op bij haar werk, stuurde haar berichten en hij viel ook haar nieuwe partner lastig. Daarnaast heeft verdachte aangeefster onder andere bedreigd door haar een filmpje te sturen waarin zijn bebloede vinger met een mes te zien is en waarin de naam van aangeefster in bloed geschreven staat. Als derde feit is bewezen dat verdachte aangeefster en haar nieuwe partner mishandelde bij een winkelcentrum in Deventer.
Verdachte heeft met zijn handelen in ernstige mate inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van aangeefster. Uit haar slachtofferverklaring volgt dat zij door het handelen van verdachte constant alert, bang en oververmoeid is. Aangeefster is van baan gewisseld, is gestopt met sport en verhuisde zelfs uit Deventer. Ook haar omgeving, waaronder haar nieuwe partner, heeft geleden onder het gedrag van verdachte. Verdachte is volledig voorbij gegaan aan de gevoelens en de grenzen van aangeefster. De rechtbank rekent dit verdachte zeer aan.
Persoon van de verdachte
De rechtbank constateert dat op het strafblad van verdachte van 30 november 2023 geen veroordelingen voor strafbare feiten staan. De rechtbank heeft verder kennisgenomen van de reclasseringsrapporten over verdachte van 21 april en 5 oktober 2023. In het meest recente reclasseringsrapport schat de reclassering de kans op recidive als laag-gemiddeld in. De reclassering adviseert een straf met bijzondere voorwaarden aan verdachte op te leggen.
Strafoplegging
De rechtbank zal een gedeeltelijk voorwaardelijke gevangenisstraf aan verdachte opleggen: een gevangenisstraf van 268 dagen, waarvan 180 dagen voorwaardelijk. De rechtbank brengt de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft gezeten op de gevangenisstraf in mindering, zodat verdachte het onvoorwaardelijke deel niet meer in de gevangenis hoeft door te brengen. De rechtbank waarschuwt verdachte door ook een voorwaardelijk gevangenisstraf aan hem op te leggen, zodat hij niet opnieuw strafbare feiten pleegt. Verdachte moet zich gedurende een proeftijd van drie jaar aan algemene en bijzondere voorwaarden houden. De rechtbank zal tot slot een maatregel op grond van artikel 38v Sr opleggen, in de vorm van een contactverbod met aangeefster, voor de duur van drie jaar. Indien verdachte het verbod overtreedt, wordt de maatregel voor iedere overtreding telkens vervangen door een week hechtenis.
De rechtbank zal de dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden en de 38v-maatregel niet bevelen. Verdachte heeft zich vanaf 8 mei 2023 aan de schorsingsvoorwaarden gehouden, waaronder het contactverbod met aangeefster. Om de dadelijke uitvoerbaarheid te bevelen moet worden voldaan aan het vereiste dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de veroordeelde wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Daarvan is volgens de rechtbank op dit moment geen sprake.

7.De schade van benadeelde

7.1
De vordering van de benadeelde partij
Mevrouw [slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. Zij vordert verdachte te veroordelen een schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 2.000,--, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan. De gevorderde schade bestaat uit immateriële schade.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vordert de vordering van de benadeelde partij toe te wijzen en te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman refereert zich aan het oordeel van de rechtbank.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
De vordering heeft betrekking op het onder 1 tot en met 3 ten laste gelegde. Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door de bewezen verklaarde feiten rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. Immateriële schade kan vergoed worden op basis van artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek. De benadeelde partij heeft onder meer recht op schadevergoeding indien zij ‘op andere wijze in haar persoon is aangetast’. Belaging is een misdrijf tegen de persoonlijke vrijheid. Uit de bewezenverklaringen van de misdrijven volgt dat er tijdens een periode van 2,5 maand sprake is geweest van een ernstige aantasting van de persoonlijke levenssfeer van de benadeelde. Uit de schriftelijke slachtofferverklaring en de onderbouwing van de vordering volgt welke gevolgen de feiten voor de benadeelde hebben gehad: langdurige gevoelens van angst, onveiligheid, het veranderen van baan en het verhuizen naar een andere woonplaats. De rechtbank is van oordeel dat de aard en de ernst van de normschending en van de gevolgen daarvan voor de benadeelde meebrengen dat sprake is van ‘aantasting in haar persoon op andere wijze’. De vordering voor de immateriële schade kan op basis daarvan toegewezen worden. De rechtbank stelt de omvang van de schade naar billijkheid vast op een bedrag van € 1.500,-- , te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan; 16 november 2022.
De rechtbank verklaart de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat de benadeelde partij de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
7.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die de benadeelde partij door de feiten is toegebracht. Als de verdachte de vordering niet volledig betaalt, kan deze verplichting worden aangevuld met 25 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 38v, 38w en 57 Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1, het misdrijf: belaging;
feit 2, het misdrijf: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
feit 3, het misdrijf: mishandeling, meermalen gepleegd;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
268[tweehonderd achtenzestig]
dagen;
- bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van
180[honderdtachtig]
dagen niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter
kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de
proeftijd van drie jarende navolgende algemene voorwaarde niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
De rechter kan de tenuitvoerlegging ook gelasten indien de verdachte gedurende de
proeftijd van drie jaren de navolgende bijzondere voorwaarden niet zijn nagekomen:
- stelt als
bijzondere voorwaardendat verdachte:
- zich
meldtbij Reclassering Nederland, op de door de reclassering te bepalen tijdstippen, zo frequent en zo lang deze instelling dat nodig acht;
- zich
ambulantlaat
behandelendoor een instantie die gespecialiseerd is in interculturele hulpverlening, door een Arabisch sprekende hulpverlener, ter beoordeling van de reclassering, indien en zo lang als de reclassering dit noodzakelijk acht. Verdachte houdt zich aan de regels die door of namens de hulpverlening zullen worden gegeven;
- meewerkt aan
middelencontrole, drugs en alcohol. De controle gebeurt met urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest). De reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd.
- draagt de reclassering op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
daarbij gelden als voorwaarden van rechtswege dat de verdachte:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, Sr, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
maatregel
- legt aan de verdachte op de
maatregel strekkende tot beperking van de vrijheidals
bedoeld in artikel 38v Sr voor de duur van
drie jaren;
- beveelt dat de verdachte gedurende drie jaren op geen enkele wijze – direct of
indirect – contact op zal nemen, zoeken of hebben met [slachtoffer 1], geboren op [geboortedatum 2] 1996;
- beveelt dat voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan de maatregel per overtreding wordt vervangen door een week hechtenis en bepaalt daarbij dat de maximale hechtenis zes maanden bedraagt;
- toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op;
schadevergoeding
- wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] gedeeltelijk toe tot een bedrag van
€ 1.500,--[vijftienhonderd euro]. Bestaande uit immateriële schade;
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] (feiten 1 t/m 3): van een bedrag van € 1.500,--, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 16 november 2022. Met dien verstande dat als en voor zover al door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van de bewezen verklaarde feiten
tot betaling aan de Staat der Nederlandenvan een bedrag van
€ 1.500,--[vijftienhonderd euro], te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 16 november 2022 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 25 dagen kan worden toegepast, een en ander voor zover dit bedrag niet door een ander zal zijn voldaan. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer 1] voor een deel van vijfhonderd euro
niet-ontvankelijkis in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
opheffing geschorste bevel voorlopige hechtenis
- heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op met ingang van heden.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.H. Meijer, voorzitter, mr. M.J.A.L. Beljaars en mr. J.L. Souman, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Y.W. van den Bosch, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 8 februari 2024.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2023047097. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2023020210. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.