ECLI:NL:RBOVE:2024:664

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
15 januari 2024
Publicatiedatum
8 februari 2024
Zaaknummer
C/08/24/7 R
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek dwangakkoord en toepassing schuldsaneringsregeling na faillissement

Op 15 januari 2024 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een zaak betreffende de verzoeker, die een verzoekschrift had ingediend tot opheffing van zijn faillissement, dat op 19 november 2019 was uitgesproken, en om de toepassing van de schuldsaneringsregeling. De verzoeker had eerder een minnelijke schuldregeling, die in januari 2023 was geëindigd, en had sindsdien zijn huur niet meer betaald, wat leidde tot een nieuwe schuldenlast. Tijdens de zitting op 8 januari 2024 waren de verzoeker en de curator, mr. R.A. van Weelderen, aanwezig. De rechtbank overwoog dat de verzoeker in de afgelopen drie jaar te goeder trouw was geweest met betrekking tot zijn schuldenlast en dat hij zich zou inspannen om baten voor de boedel te verwerven. De rechtbank besloot het verzoek tot opheffing van het faillissement en de toepassing van de schuldsaneringsregeling toe te wijzen, maar wees het verzoek om de looptijd van de schuldsaneringsregeling te beperken tot een half jaar af. De rechtbank stelde vast dat er geen grondslag was in de Faillissementswet om dit verzoek te honoreren, en dat de bevoegdheid tot wijziging van de looptijd bij de rechter-commissaris lag. De rechtbank droeg de rechter-commissaris op om zo snel mogelijk te beslissen over de looptijd van de schuldsaneringsregeling. Tevens werden de faillissementskosten en het salaris van de curator voor onbepaalde tijd aangehouden.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Toezicht - Schuldsanering
Zittingsplaats Zwolle
faillissementsnummer: C/08/19/321 F
insolventienummer: C/08/24/7 R
uitspraakdatum: 15 januari 2024
Vonnis van rechtbank Overijssel, enkelvoudige kamer voor burgerlijke zaken op het verzoek van:
[verzoeker] , wonende te [adres 1]
,
Verzoeker, verder te noemen: [verzoeker] .

Het procesverloop

[verzoeker] heeft een verzoekschrift ingediend tot opheffing van zijn op 19 november 2019 uitgesproken faillissement, onder het gelijktijdig uitspreken van de toepassing van de schuldsaneringsregeling. Het verzoek is behandeld ter zitting van 8 januari 2024. Ter zitting zijn [verzoeker] en de heer mr. R.A. van Weelderen, curator in het faillissement van [verzoeker] , verschenen. Van de behandeling ter zitting zijn aantekeningen gemaakt.

De beoordeling

Naast dat [verzoeker] heeft verzocht de schuldsaneringsregeling op hem van toepassing te verklaren, heeft [verzoeker] verzocht in het geval van toepassing van de schuldsaneringsregeling de looptijd ervan te beperken tot een half jaar in verband met het feit dat het faillissement reeds vier jaar heeft geduurd.
De rechtbank zal eerst het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling en vervolgens het verzoek betreffende de looptijd van de schuldsaneringsregeling behandelen.
De rechtbank stelt vast dat in het faillissement nog geen dag voor een verificatievergadering is bepaald en dat evenmin een bevel tot vereenvoudigde afwikkeling is gegeven.
Voorts is het faillissement uitgesproken op eigen aangifte.
Het verzoekschrift voldoet aan de daaraan gestelde eisen. [verzoeker] verkeert in de toestand dat hij heeft opgehouden te betalen. Gebleken is dat er tijdens het faillissement geen reële mogelijkheden waren om tot een akkoord te komen.
Voorts heeft [verzoeker] voldoende aannemelijk gemaakt dat hij ten aanzien van het ontstaan en onbetaald laten van zijn schuldenlast in de drie jaar voorafgaand aan de dag waarop het verzoekschrift is ingediend, te goeder trouw is geweest. Tevens heeft [verzoeker] voldoende aannemelijk gemaakt dat hij de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen naar behoren zal nakomen en zich zal inspannen zoveel mogelijk baten voor de boedel te verwerven.
De rechtbank zal het verzoek tot opheffing van het faillissement onder het gelijktijdig uitspreken van de schuldsaneringsregeling dan ook toewijzen.
Ten aanzien van het verzoek tot beperking van de looptijd van de schuldsaneringsregeling tot een half jaar overweegt de rechtbank als volgt. In de Faillissementswet is voor de rechtbank geen grondslag aanwezig op dit verzoek te beslissen. In artikel 349a lid 1 Faillissementswet bestaat sinds 1 juli 2023 de mogelijkheid voor de rechtbank om ten aanzien van vanaf 1 juli 2023 uitgesproken schuldsaneringsregelingen te beslissen dat in verband met aflossingen die in het minnelijk traject voor de gezamenlijke schuldeisers zijn gedaan de looptijd van de schuldsaneringsregeling ingaat op een datum die ligt voor de datum van het vonnis waarin de schuldsaneringsregeling van toepassing wordt verklaard. Die situatie is hier echter niet aan de orde nu in de jaren voor de toepassing van de schuldsaneringsregeling sprake was van een faillissement. Voorts kent artikel 349 a lid 3 Faillissementswet nog de mogelijkheid voor de rechtbank om de looptijd van de schuldsaneringsregeling te wijzigen. Dit kan echter slechts in het kader van artikel 350 (tussentijdse beëindiging) of artikel 352 (beëindiging na verloop looptijd) Faillissementswet en deze situaties zijn in dit geval ook niet aan de orde.
De bevoegdheid tot het wijzigen van de looptijd ligt in de situatie van [verzoeker] bij de rechter-commissaris (artikel 349a Faillissement). De rechtbank zal de rechter-commissaris verzoeken op zo kort mogelijke termijn te beslissen op het verzoek tot het bepalen van een looptijd van de schuldsaneringsregeling van een half jaar. De rechtbank zal daartoe het dossier in handen stellen van de rechter-commissaris.
Ten aanzien van de vaststelling van het bedrag van de faillissementskosten en het salaris van de curator bepaalt de rechtbank dat die vaststelling voor onbepaalde tijd wordt aangehouden.

De beslissing

De rechtbank:
- heft het faillissement van [verzoeker] op;
- spreekt de toepassing van de schuldsaneringsregeling uit ten aanzien van:
[verzoeker]
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres 1] ,
voorheen handelende onder de namen [bedrijf] ,
laatstelijk gevestigd te [vestigingsplaats] ,
laatstelijk ingeschreven in het Handelsregister van de Kamer van Koophandel
onder nummer [kvk-nummer] ;
- benoemt tot rechter-commissaris mr. S.J.S. Groeneveld - Koekkoek,
en tot bewindvoerder mr. R.A. van Weelderen,
[adres 2]
;
- stelt het dossier ten behoeve van de beslissing op het verzoek tot het bepalen van de
looptijd van de schuldsaneringsregeling op een half jaar in handen van de rechter-commissaris;
- geeft last aan de bewindvoerder tot het openen van aan [verzoeker] gerichte brieven en telegrammen;
- houdt de vaststelling van het bedrag van de faillissementskosten en het salaris van de
curator voor onbepaalde tijd aan;
- stelt de vergoeding voor de bewindvoerder gedurende de looptijd van de schuldsaneringsregeling voorlopig vast op de bedragen zoals bepaald in het op 1 januari 2024 in werking getreden Besluit vergoeding bewindvoerder schuldsanering, en brengt deze bedragen ten laste van de boedel;
- bepaalt dat de bewindvoerder - bij wijze van voorschot - van deze vergoeding gemiddeld per maand een bedrag mag opnemen van maximaal het maandbedrag van het looptijdafhankelijke deel, te vermeerderen met 1/18 van het looptijdonafhankelijke deel, een en ander vanaf de maand waarin de toepassing van de schuldsaneringsregeling van kracht is (een gedeelte van een maand daaronder begrepen) en uitsluitend wanneer het saldo op de ten behoeve van de schuldsaneringsregeling geopende bankrekening dit toelaat.
Gewezen te Zwolle door mr. M.M. Verhoeven, lid van genoemde kamer, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 15 januari 2024 in tegenwoordigheid van de griffier.