Uitspraak
RECHTBANK Overijssel
1.Samenvatting
2.De procedure
- de conclusie van antwoord met producties van 1 t/m 6 van 19 juni 2024,
3.De feiten
4.Het geschil
- veroordeling van de Stichting tot betaling van € 105.802,93, vermeerderd met de wettelijke rente over € 102.000,00 vanaf 1 maart 2024 tot aan de dag van volledige betaling;
- veroordeling van de Stichting in de buitengerechtelijke incassokosten van € 1.795,00;
- veroordeling van de Stichting in de proceskosten.
Voor het geval het bestaan van leningsovereenkomsten niet wordt aangenomen, voert [eiser] aan dat de Stichting (subsidiair) uit hoofde onverschuldigde betaling en (meer subsidiair) uit hoofde van ongerechtvaardigde verrijking een bedrag van € 127.000,00 aan haar verschuldigd is.
5.De beoordeling
- i) sprake is van ernstig verstoorde relatie tussen partijen zonder dat aannemelijk is geworden dat [eiser] daarvan een ernstig verwijt kan worden gemaakt;
- ii) tegen de achtergrond van deze ernstig verstoorde relatie de Stichting niet voornemens is nog enige betaling aan [eiser] te doen, hetgeen blijkt uit de omstandigheid dat
- iii) [eiser], nu zij geen bestuurder meer is, geen invloed meer kan uitoefenen op het laten uitbetalen van de subsidies aan de Stichting;
- iv) de Stichting niet langer een financieel belang heeft bij laten uitbetalen van de subsidies als deze vervolgens volledig aan [eiser] doorbetaald moeten worden.