ECLI:NL:RBOVE:2024:6638

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
11 december 2024
Publicatiedatum
11 december 2024
Zaaknummer
C/08/312226 / HA ZA 24-113
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid voor verduistering door werknemer met gokverslaving

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Overijssel op 11 december 2024, is de gedaagde, een verzekeringsadviseur, veroordeeld tot betaling van € 83.899 aan de eiser, een B.V. die bemiddelt bij financiële producten. De gedaagde had als werknemer toegang tot de financiële gegevens van klanten en heeft in de periode van 31 mei 2023 tot 3 juli 2023 in totaal 19 overboekingen gedaan van de bankrekening van een klant naar zijn eigen rekening. De eiser heeft deze schade vergoed aan RegioBank, die de klant had gecompenseerd voor het verlies. De gedaagde voerde aan dat hij op het moment van de verduistering leed aan een gokverslaving, maar de rechtbank oordeelde dat dit geen grond was om hem niet aansprakelijk te houden. De rechtbank stelde vast dat de gedaagde opzettelijk handelde en dat zijn gedrag als onrechtmatig werd gekwalificeerd. De eiser vorderde niet alleen het terugbetalen van het verduisterde bedrag, maar ook de kosten van het gelegde beslag en de proceskosten. De rechtbank wees de vorderingen van de eiser toe, inclusief de wettelijke rente over de hoofdsom en de beslagkosten. De totale schadevergoeding die de gedaagde aan de eiser moet betalen, inclusief proceskosten, bedraagt € 91.665,83.

Uitspraak

RECHTBANK Overijssel

Civiel recht
Zittingsplaats Almelo
Zaaknummer: C/08/312226 / HA ZA 24-113
Vonnis van 11 december 2024
in de zaak van
[eiser] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats],
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser],
advocaat: mr. M.J.G. Boender-Lamers,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde],
advocaat: mr. F. Jakob.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord
- de brief waarin een mondelinge behandeling is bepaald
- de mondelinge behandeling van 25 oktober 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De beslissing samengevat

[gedaagde] moet € 83.899 plus rente aan [eiser] betalen. Dat is het bedrag dat [eiser] heeft moeten vergoeden omdat [gedaagde] dit had weggenomen van een bankrekening van een klant van [eiser]. [gedaagde] stelt dat hij op het moment dat hij dit geld wegnam te kampen had met een gokverslaving, maar dat is geen grond om [gedaagde] niet aansprakelijk te houden. [gedaagde] moet ook de kosten van het gelegde beslag vergoeden. Omdat [eiser] in deze procedure in het gelijk wordt gesteld, moet [gedaagde] de proceskosten betalen.

3.De feiten

3.1.
[eiser] adviseert en bemiddelt bij het afsluiten van verzekeringen, hypotheken, financieringen, spaarrekeningen en dergelijke. Ten aanzien van bankproducten bemiddelt [eiser] voor RegioBank en in dat kader beschikt zij over de financiële gegevens van klanten van RegioBank.
3.2.
[eiser] is een dochteronderneming van [bedrijf] B.V.
3.3.
[gedaagde] is op 1 januari 2023 in dienst getreden bij [eiser] als verzekeringsadviseur binnendienst Particulier en RegioBank.
3.4.
[gedaagde] had uit hoofde van zijn functie toegang tot de financiële gegevens van klanten van [eiser].
3.5.
Van 31 mei 2023 tot 3 juli 2023 hebben er 19 overboekingen plaatsgevonden van de bankrekening van een klant van RegioBank (hierna: de klant) naar, uiteindelijk, een bankrekening ten name van [gedaagde]. De overboekingen vonden plaats via een tablet(computer) van [eiser] die [gedaagde] in gebruik had.
3.6.
Het totaalbedrag van de overboekingen van de klant naar [gedaagde] was € 83.899.
3.7.
RegioBank heeft de door de klant geleden schade vergoed. Zij heeft vervolgens op 21 augustus 2023 [eiser] aansprakelijk gesteld voor de door haar geleden schade.
3.8.
[bedrijf] B.V. heeft namens [eiser] deze schade vergoed aan RegioBank. Dit bedrag is vervolgens in rekening-courant verrekend met [eiser].
3.9.
Door [eiser] is conservatoir derdenbeslag gelegd op bankrekeningen van [gedaagde].

4.Het geschil

4.1.
[eiser] vordert veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 83.899,00, vermeerderd met rente en kosten.
4.2.
[eiser] legt aan de vordering ten grondslag dat vast is komen te staan dat [gedaagde] bij de uitvoering van de arbeidsovereenkomst dit bedrag door 19 overboekigen als bedoeld in r.o. 3.5 heeft verduisterd, dat er sprake is van opzet en hem een ernstig verwijt kan worden gemaakt.
4.3.
[gedaagde] concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [eiser], dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [eiser] en voert aan dat hem geen ernstig verwijt kan worden gemaakt, omdat hij de feiten heeft gepleegd onder invloed van een gokverslaving.
4.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

5.De beoordeling

Het wettelijk kader en de kern van de discussie
5.1.
Artikel 6:162 BW bepaalt dat als iemand een onrechtmatige daad pleegt, hij de schade die de ander lijdt moet vergoeden. Dit geldt alleen als de onrechtmatige daad hem kan worden toegerekend.
5.2.
Tussen partijen is niet in discussie dat de overboekingen door [gedaagde] zijn verricht bij de uitvoering van de arbeidsovereenkomst. Artikel 7:661 Burgerlijk Wetboek (BW) is daarom van toepassing.
5.3.
Volgens artikel 7:661 BW is een werknemer aansprakelijk voor schade die hij veroorzaakt tijdens zijn werk als die schade een gevolg is van zijn opzet of bewuste roekeloosheid. Dit kan schade zijn aan de werkgever of aan een derde (welke schade de werkgever moet vergoeden).
5.4.
Vaststaat dat [gedaagde] met behulp van de tablet van [eiser] een totaalbedrag van € 83.899 van de bankrekening van de klant naar uiteindelijk zichzelf heeft overgeboekt.
5.5.
[gedaagde] heeft daarnaast erkend dat het zijn bedoeling was om zichzelf dit geld toe te eigenen.
5.6.
Tussen partijen is niet in geschil dat dit handelen van [gedaagde] is aan te merken als onrechtmatig handelen.
5.7.
De centrale vraag in deze zaak is of het aan [gedaagde] is toe te rekenen dat hij onrechtmatig heeft gehandeld.
De opzet van [gedaagde] was erop gericht om € 83.899 weg te nemen en dit is aan hem toe te rekenen
5.8.
De rechtbank overweegt dat het in beginsel aan [eiser] is om voldoende onderbouwd te stellen (en zo nodig te bewijzen) dat het aan [gedaagde] toegerekend kan worden dat hij geld van de klant heeft weggenomen.
5.9.
Daarbij stelt de rechtbank voorop dat artikel 7:661 BW, dat hier van toepassing is, een strengere toerekeningsmaatstaf kent dan artikel 6:162 BW: alleen de schade die het gevolg is van opzet en bewuste roekeloosheid is toerekenbaar.
5.10.
Nu vaststaat dat het de bedoeling was van [gedaagde] om een bedrag van € 83.899 van de klant weg te nemen en dit zichzelf toe te eigenen, ligt in die handeling de opzet besloten. In die opzet en in de aard van de onrechtmatige handeling ligt ook al besloten dat het handelen aan [gedaagde] toe te rekenen is. Het is daarom aan [gedaagde] om te stellen en te bewijzen dat zijn handelen, ondanks het voorgaande, hem niet toegerekend kan worden.
5.11.
Uit het dossier volgt dat [gedaagde] op 5 juli 2023 bij zijn werkgever - na de confrontatie met het weggenomen geld van de klant - spijt heeft betuigd. Ook heeft hij tijdens de mondelinge behandeling zijn spijt betuigd. Daarnaast is door [gedaagde] aangevoerd dat hij geld van de klant heeft weggenomen, omdat hij op dat moment aan een gokverslaving leed. Deze omstandigheid zegt echter niets over het ontbreken van opzet of bewuste roekeloosheid bij [gedaagde] op het moment dat hij het geld wegnam. Als [gedaagde] het geld heeft weggenomen onder invloed van een gokverslaving leidt dat niet tot de conclusie dat dit handelen hem niet zou kunnen worden toegerekend.
5.12.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het aan [gedaagde] is toe te rekenen dat hij € 83.899 van de klant van RegioBank heeft weggenomen. [gedaagde] zal worden veroordeeld om de schade die [eiser] als gevolg hiervan heeft geleden te vergoeden.
De schade van [eiser]
5.13.
Tussen partijen is niet in geschil dat [eiser] schade heeft geleden als gevolg van het onrechtmatige handelen van [gedaagde]. Immers: [eiser] heeft de schade aan RegioBank vergoed nadat RegioBank de schade aan de klant had vergoed. De schade bedraagt € 83.899.
5.14.
De gevorderde rente over de hoofdsom zal worden toegewezen met ingang van de datum van dagvaarding, 20 december 2023.
De beslagkosten moet [gedaagde] aan [eiser] vergoeden
5.15.
[eiser] vordert [gedaagde] te veroordelen tot betaling van de beslagkosten. Deze vordering is gelet op het bepaalde in artikel 706 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering toewijsbaar. De beslagkosten worden vastgesteld op € 1.658,10 voor kosten deurwaardersexploiten en € 1.183,00 voor salaris advocaat (1,0 punt ad € 1.183,00), totaal € 2.841,10. Het griffierecht van de beslagprocedure is in mindering gebracht op het verschuldigde griffierecht in deze procedure, zodat dit onderdeel wordt afgewezen.
5.16.
De gevorderde rente over de beslagkosten zal slechts worden toegewezen met ingang van de vijftiende dag na betekening van deze uitspraak tot de dag van volledige betaling.
[gedaagde] moet de proceskosten van [eiser] vergoeden
5.17.
[gedaagde] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eiser] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
106,73
- griffierecht
2.213,00
- salaris advocaat
2.428,00
(2 punten × € 1.214,00)
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
4.925,73
Totaal moet [gedaagde] aan [eiser] het volgende bedrag betalen
5.18.
Uit het voorgaande volgt dat in totaal het volgende bedrag wordt toegewezen:
- hoofdsom
83.899,00
- beslagkosten
2.841,10
- proceskosten
4.925,73
Totaal
91.665,83
5.19.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

6.De beslissing

De rechtbank
6.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] B.V. te betalen een bedrag van € 83.899,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het toegewezen bedrag, met ingang van 20 december 2023 tot de dag van volledige betaling,
6.2.
veroordeelt [gedaagde] in de beslagkosten, tot op heden vastgesteld op € 2.841,10, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na betekening van deze uitspraak tot de dag van volledige betaling,
6.3.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 4.925,73, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
6.4.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
6.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
6.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.E. Zweers en in het openbaar uitgesproken op 11 december 2024.