ECLI:NL:RBOVE:2024:6632

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
11 december 2024
Publicatiedatum
11 december 2024
Zaaknummer
ak_24_3669
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing voorlopige voorziening bij intrekking bijstandsuitkering wegens onvoldoende inlichtingen

In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Zwolle, wordt een verzoek om een voorlopige voorziening behandeld. Verzoekster, vertegenwoordigd door mr. S. Ettalhaoui, heeft bezwaar gemaakt tegen de intrekking van haar bijstandsuitkering door het college van burgemeester en wethouders van Enschede. Het college heeft de uitkering ingetrokken per 3 juli 2024, met als reden dat verzoekster niet aan haar inlichtingenverplichting heeft voldaan. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 4 december 2024 behandeld, waarbij zowel de gemachtigde van verzoekster als die van het college aanwezig waren.

De voorzieningenrechter oordeelt dat er sprake is van een spoedeisend belang, aangezien verzoekster sinds de intrekking van haar uitkering geen inkomen meer heeft en in een onhoudbare financiële situatie verkeert. De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe, omdat het besluit van het college onvoldoende gemotiveerd is. Het college heeft niet duidelijk gemaakt welke inlichtingen verzoekster niet heeft verstrekt, wat leidt tot een motiveringsgebrek. De voorzieningenrechter schorst de besluiten van 25 september 2024 en 8 november 2024, waardoor de bijstandsuitkering van verzoekster moet worden voortgezet vanaf 3 juli 2024. Tevens wordt het college veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van verzoekster.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL
Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummer: ZWO 24/3669

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[verzoekster] , uit [woonplaats] , verzoekster,

gemachtigde: mr. S. Ettalhaoui,
en

het college van burgemeester en wethouders van Enschede (het college),

gemachtigde: D.F.G. Platter.

Inleiding

1.1
In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekster tegen de intrekking van haar bijstandsuitkering.
1.2
Bij besluit van 25 september 2024 heeft het college de bijstandsuitkering van verzoekster ingetrokken vanaf 3 juli 2024. Verzoekster heeft hiertegen bezwaar gemaakt. Tevens heeft zij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
1.3
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 4 december 2024 op een zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van verzoekster en de gemachtigde van het college.

Feiten en omstandigheden

2.1
Verzoekster heeft samen met [naam] ( [naam] ) een bijstandsuitkering ontvangen naar de norm voor gehuwden. Deze uitkering is ingetrokken en teruggevorderd vanaf 15 oktober 2021 tot en met 28 februari 2024. [naam] is in de periode van 29 februari 2024 tot 3 juli 2024 gedetineerd geweest.
2.2
Verzoekster heeft opnieuw bijstand aangevraagd en heeft vanaf 12 april 2024 een bijstandsuitkering ontvangen naar de norm voor een echtpaar met een niet rechthebbend partner. [naam] was gedetineerd en is op 3 juli 2024 in vrijheid gesteld.
2.3
Het college heeft verzoekster op 23 juli 2024 verzocht binnen een week gegevens van [naam] in te leveren. Het gaat om afschriften van bankrekeningen, credit cards en digitale rekeningen (PayPal) en bewijsstukken van overig vermogen. Vanwege het uitblijven van de gevraagde gegevens heeft het college de bijstandsuitkering van verzoekster bij besluit van
2 augustus 2024 per 3 juli 2024 opgeschort. Verzoekster heeft daarna bankafschriften van één bankrekening van [naam] ingeleverd. Vervolgens heeft besluitvorming plaatsgevonden, zoals vermeld in de Inleiding.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

3. De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe hij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Nieuw besluit van 8 november 2024
4. Op 8 november heeft het college het besluit van 25 september 2024 ingetrokken en een nieuw besluit genomen. Daarbij heeft het college de bijstandsuitkering van verzoekster met ingang van 3 juli 2024 ingetrokken, overwegende dat als gevolg van het niet nakomen van de inlichtingenverplichting het recht op bijstand niet (meer) kan worden vastgesteld. Daarbij heeft het college gewezen op artikel 17, eerste lid, van de Participatiewet (PW) en artikel 54, derde lid, van de PW. Het besluit van 8 november 2024 vervangt het besluit van
25 september 2024. Het bezwaar tegen het besluit van 25 september 2024 moet daarom van rechtswege mede gericht worden geacht tegen het besluit van 8 november 2024. Gelet hierop, acht de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening hangende dit bezwaar tevens connex aan het bezwaar, voor zover gericht tegen het besluit van
8 november 2024.
Spoedeisend belang
5.1
De voorzieningenrechter treft op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Awb alleen een voorlopige voorziening als "onverwijlde spoed" dat vereist. Bij een financieel geschil, zoals in deze zaak, is dat niet snel het geval. In beginsel kan namelijk na afloop van de bodemzaak het bedrag waarover het geschil gaat, alsnog worden (terug)betaald, zo nodig met vergoeding van de wettelijke rente. Als er geen onomkeerbare situatie dreigt, bijvoorbeeld faillissement, of acute financiële nood is, neemt de voorzieningenrechter aan dat spoedeisend belang ontbreekt, zodat hij alleen al daarom geen voorlopige voorziening treft.
5.2
Verzoekster voert hierover aan dat zij niet in staat is in haar levensonderhoud te voorzien. Zij heeft al vanaf 3 juli 2024 geen inkomen meer. Door de intrekking van de bijstandsuitkering is zij in een onhoudbare financiële noodsituatie geraakt, waardoor zij de bezwaarprocedure niet kan afwachten. Verzoekster kan niet meer voldoen aan de lopende huurtermijnen. De bewindvoerder van verzoekster, [bewindvoerder] , kan ook zijn werkzaamheden niet voortzetten wanneer er geen inkomsten binnenkomen. Verzoekster heeft een verklaring van de bewindvoerder in geding gebracht. Ter zitting heeft verzoekster het vonnis van 7 november 2024 in kort geding van de kantonrechter overgelegd. De kantonrechter heeft de vordering van Woningstichting De Woonplaats tot ontruiming van de woning op het uitkeringsadres afgewezen.
5.3
De voorzieningenrechter is van oordeel dat verzoekster, gelet op het vorenstaande een spoedeisend belang niet kan worden ontzegt. De bijstandsuitkering van verzoekster is geblokkeerd vanaf 3 juli 2024 en vervolgens ingetrokken, zodat zij vanaf die datum geen inkomen meer heeft. Uit het vonnis van de kantonrechter blijkt dat sprake is van een huurachterstand. Het is aannemelijk dat deze, als er geen inkomen is, verder oploopt, hetgeen op relatief korte termijn tot een ontbinding van de huurovereenkomst zou kunnen leiden Het college heeft een spoedeisend belang ook niet bestreden.
Voorlopig rechtmatigheidsoordeel
6. De voorzieningenrechter dient af te wegen of de belangen van verzoekster om het besluit tot intrekking van haar bijstandsuitkering per 3 juli 2024 te schorsen zwaarder moeten wegen dan het belang dat het college heeft bij de uitvoering ervan. Hoe zekerder de voorzieningenrechter is over de rechtmatigheid van het intrekkingsbesluit, hoe minder ruimte er is voor de belangen van verzoekster. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een eventuele beroepsprocedure niet.
6.1
De voorzieningenrechter stelt vast dat het besluit van 8 november 2024 zeer summier is gemotiveerd. Vermeld is dat verzoekster geen inlichtingen heeft verstrekt, maar in het besluit is niet toegelicht om welke inlichtingen het gaat. Daarmee is voldoende aannemelijk dat het besluit in zijn huidige vorm op grond van een motiveringsgebrek geen stand zal kunnen houden.
6.2
Voor zover wordt gesteld dat de motivering moet worden gevonden in de rapportage beëindiging uitkering van 25 september 2024, is de voorzieningenrechter van oordeel dat daarmee evenmin sprake is van een toereikende motivering van het intrekkingsbesluit.
De voorzieningenrechter overweegt hiertoe als volgt.
6.2.1
De voorzieningenrechter merkt op dat de intrekking van de bijstandsuitkering van verzoekster een belastend besluit is. Het ligt daarom in beginsel op de weg van het college om aannemelijk te maken dat verzoekster daadwerkelijk niet aan haar inlichtingenverplichting heeft voldaan. Bovendien wijst de voorzieningenrechter erop dat, indien sprake is van schending van de inlichtingenverplichting, het recht op bijstand zo nodig schattenderwijs moet worden vastgesteld.
6.2.2
Uit het rapport van 25 september 2024 blijkt en op de zitting is toegelicht dat de intrekking is gebaseerd op het achterwege blijven van inlichtingen van de zijde van verzoekster omtrent de inkomenspositie van [naam] , die per 3 juli 2024 in vrijheid is gesteld. Ter zitting is namens verzoekster naar voren gebracht dat verzoekster [naam] kort na zijn vrijlating al te kennen heeft gegeven dat hij niet meer in de woning welkom is. Inmiddels heeft zij ook een procedure in werking gesteld om zijn inschrijving in de basisregistratie personen (brp) op het uitkeringsadres te laten doorhalen, nu hij zelf (kennelijk) niet bereid is zich te laten uitschrijven.
6.2.3
Vast staat dat in het onderzoek dat aan het onderhavige besluit ten grondslag zou zijn gelegd, in het geheel niet onderzocht lijkt te zijn of [naam] überhaupt feitelijk woonachtig was op het uitkeringsadres gedurende de periode waarop de intrekking betrekking heeft. Dit zal alsnog moeten worden onderzocht. Als vast komt te staan dat verzoekster [naam] na zijn vrijlating direct dan wel vrijwel direct de deur heeft gewezen, is van schending van de inlichtingenverplichting geen sprake. Mocht zij hem niet (vrijwel) direct de deur hebben gewezen, maar toch op enig moment voorafgaande aan het primaire besluit de toegang tot de woning hebben ontzegd, dan ligt algehele intrekking/beëindiging van de bijstandsuitkering evenmin in de rede. De voorzieningenrechter merkt hierbij op dat niet enkel het adres waar [naam] in de brp staat ingeschreven of ingeschreven heeft gestaan bepalend is voor de vraag waar hij in de periode van belang zijn hoofdverblijf heeft gehad.

Conclusie en gevolgen

7. De voorzieningenrechter zal het verzoek toewijzen en zal de besluiten van 25 september 2024 en 8 november 2024 schorsen tot de verzenddatum van het besluit op het bezwaar.
Dit betekent dat de bijstandsuitkering die verzoekster ontving moet worden voortgezet vanaf 3 juli 2024.
8. Omdat de voorzieningenrechter het verzoek toewijst, bepaalt de voorzieningenrechter dat het college aan verzoekster het door haar betaalde griffierecht vergoedt.
9. De voorzieningenrechter veroordeelt het college in de door verzoekster gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.750,- (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 875,-, en wegingsfactor 1).

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek toe;
- schorst de besluiten van 25 september 2024 en 8 november 2024 tot de verzenddatum van het besluit op het bezwaar;
- bepaalt dat het college het griffierecht van € 51,- aan verzoekster moet vergoeden;
- veroordeelt het college tot een proceskostenvergoeding van € 1.750,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T.J. Thurlings-Rassa, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van W. Veldman, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
griffier
de voorzieningenrechter is verhinderd deze uitspraak te ondertekenen
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.